In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen OneBigAgency B.V. en de Staat der Nederlanden. OneBigAgency vorderde een schadevergoeding van € 530.585 van de Staat, stellende dat zij werkzaamheden had verricht in opdracht van de Staat zonder dat hiertegen protest was gemaakt. De rechtbank heeft de vorderingen van OneBigAgency afgewezen en geoordeeld dat er geen overeenkomst van opdracht tot stand was gekomen. De rechtbank overwoog dat een overeenkomst tot stand komt na aanbod en aanvaarding, en dat OneBigAgency niet voldoende bewijs had geleverd voor haar stellingen. De Staat had herhaaldelijk kenbaar gemaakt dat er geen vergoeding zou worden betaald voor de werkzaamheden van OneBigAgency, die op eigen initiatief waren uitgevoerd. De rechtbank concludeerde dat OneBigAgency niet had voldaan aan de op haar rustende stelplicht en dat er geen rechtsgrond was voor de gevorderde schadevergoeding. OneBigAgency werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van de Staat, die op € 10.228 werden begroot, vermeerderd met wettelijke rente.