ECLI:NL:RBDHA:2019:12747

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2019
Publicatiedatum
29 november 2019
Zaaknummer
7741353 RL EXPL 19-10573
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot zekerheidsstelling van proceskosten in civiele procedure

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 27 augustus 2019, is de kantonrechter geconfronteerd met een incidentele vordering van Martin Frank International GmbH (MFI) tot zekerheidsstelling van de proceskosten door Airborne Ventures Limited. Airborne, een vennootschap naar buitenlands recht, heeft MFI in de hoofdzaak aangesproken tot betaling van een bedrag van € 14.400,00, voortvloeiend uit een eerdere overeenkomst van opdracht. MFI heeft in het incident gevorderd dat Airborne zekerheid stelt voor de proceskosten, omdat zij stelt dat Airborne geen woon- of verblijfplaats in Nederland heeft en derhalve artikel 224 Rv van toepassing is.

De kantonrechter heeft de argumenten van beide partijen overwogen. Airborne heeft aangevoerd dat, hoewel zij statutair in Ghana is gevestigd, er voldoende aanknopingspunten zijn met Nederland, zoals de Nederlandse nationaliteit van de directeur en de totstandkoming van de overeenkomst in Nederland. MFI daarentegen betwist het bestaan van Airborne en stelt dat de vennootschap niet kan worden aangesproken in Nederland.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat Airborne inderdaad woonplaats heeft in Ghana en dat artikel 224 Rv van toepassing is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de door Airborne aangevoerde uitzonderingen niet van toepassing zijn en dat er onvoldoende bewijs is dat MFI de proceskosten in Nederland kan verhalen. Daarom is de vordering tot zekerheidsstelling van de proceskosten toegewezen, waarbij Airborne is veroordeeld tot het stellen van zekerheid voor een bedrag van € 1.920,00, uiterlijk op 24 september 2019. De beslissing over de proceskosten in het incident is aangehouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CK
Zaaknummer: 7741353 RL EXPL 19-10573
27 augustus 2019
Vonnis in het incident van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar buitenlands recht
Airborne Ventures Limited,
statutair gevestigd te Ghana,
eisende partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
gemachtigde: mr. W.G.N.M. van Caam,
tegen
de vennootschap naar Duits recht
Martin Frank International GmbH,
statutair gevestigd te Homburg en kantoorhoudende te Saarbrücken,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
gemachtigde: mr. M. Bestebreurtje,
Partijen worden aangeduid als Airborne en MFI.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
  • de dagvaarding met producties van 23 april 2019;
  • de incidentele conclusie tot het stellen van zekerheid ex artikel 224 Rv;
  • de conclusie van antwoord in het incident.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan in het incident

2.1.
In de hoofdzaak vordert Airborne veroordeling van MFI tot betaling van een bedrag van € 14.400,00, alsmede veroordeling van Airborne in de proceskosten. Aan deze vordering heeft Airborne ten grondslag gelegd dat MFI tekort geschoten is in de nakoming van de tussen partijen op 25 mei 2012 gesloten overeenkomst van opdracht (tot het verlenen van adviesdiensten) door de uit hoofde van die overeenkomst verschuldigde facturen van in totaal € 37.571,81 onbetaald te laten terwijl de overeengekomen werkzaamheden zijn uitgevoerd. Door de voorzieningenrechter is MFI op 5 maart 2013 veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 23.171,81. Het restant van € 14.400,00, dat door de voorzieningenrechter niet is toegewezen vanwege het beroep op verrekening door MFI, vordert Airborne thans in de hoofdzaak.
2.2.
MFI heeft gevorderd dat Airborne wordt veroordeeld tot zekerheidsstelling van de proceskosten als bedoeld in artikel 224 Rv van in totaal € 3.700,00, bestaande uit proces- en nakosten, in de vorm van een onherroepelijke afroepgarantie bij een gerenommeerde Nederlandse bank. Volgens MFI is Airborne een niet bestaande vennootschap en voor zover zij dat wel is, heeft Airborne geen woon- of gewone verblijfplaats in Nederland. Geen van de in lid 2 van artikel 224 Rv genoemde uitzonderingen doen zich voor, aldus MFI. Airborne heeft hiertegen aangevoerd (voor zover relevant) dat hoewel Airborne statutair gevestigd is in Ghana, de onderneming kantoor houdt aan het adres van haar directeur, de heer [betrokkene] woonachtig te [woonplaats] , Nederland. Het is verder een Nederlandse aangelegenheid, aldus Airborne, omdat de directeuren van beide ondernemingen Nederlanders zijn, de overeenkomst tot stand is gekomen in Nederland en er tussen partijen contact was via een kantoor van MFI in Wassenaar.
2.3.
De ratio van artikel 224 Rv is te voorkomen dat de proceskosten oninbaar zijn doordat de daartoe veroordeelde eisende partij diens centrum van (sociale en economische) activiteiten buiten Nederland heeft. Artikel 224 Rv is overigens niet onverkort van toepassing aangezien in lid 2 een aantal uitzonderingen staat. De woonplaats van de rechtspersoon dient aan de hand van artikel 1:10 BW in samenhang met artikel 1:14 BW te worden bepaald.
2.4.
De opmerking van MFI dat zij haar vraagtekens zet bij het bestaan van Airborne laat de kantonrechter terzijde, aangezien MFI daaraan verder geen juridisch consequenties verbindt.
2.5.
Airborne is statutair gevestigd in Ghana. Dat de directeur van Airborne tevens kantoor houdt in Nederland blijkt niet uit de gegevens van de Kamer van Koophandel, zo is onweersproken gesteld door MFI. Dat door (de directeur van) Airborne te [woonplaats] woonplaats wordt gekozen, kan niet van doorslaggevende betekenis zijn aangezien dat de ratio van artikel 224 Rv zou ondergraven. Immers, dit artikel strekt ertoe een reële verhaalsmogelijkheid in Nederland te creëren. Verder blijkt uit de stukken dat de overeengekomen werkzaamheden hebben plaatsgevonden in Saudi Arabië en diende MFI de betalingen naar aanleiding van de facturen over te maken naar een Belgisch bankrekeningnummer. Er zijn weliswaar aanknopingspunten met Nederland, zoals de Nederlandse nationaliteit van de directie en de contractuele afspraak dat het Nederlands recht van toepassing is en de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het geschil, maar deze aanknopingspunten zijn niet relevant in het kader van dit incident. Het zijn immers geen aanknopingspunten die betrekking hebben op de verhaalsmogelijkheden van de proceskosten hier te lande.
2.6.
Het voorgaande in acht genomen moet Airborne worden geacht woonplaats te hebben in Ghana. Dit betekent dat artikel 224 Rv van toepassing is. Volgens MFI doen geen van de in lid 2 genoemde uitzonderingen zich voor, hetgeen door Airborne wordt bestreden. Volgens haar doet de uitzondering genoemd sub c zich voor omdat verhaal in Nederland mogelijk is. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de directeur van Airborne een Nederlander is en dat verhaal van de proceskosten van een Belgische bankrekening door de tussen Nederland en België bestaande executieverdragen gewoon mogelijk is.
2.7.
De kantonrechter is van oordeel dat ook de sub c genoemde uitzondering zich in casu niet voordoet. Het moet redelijkerwijs aannemelijk zijn dat een proceskostenveroordeling jegens Airborne
in Nederlandkan worden geëxecuteerd door MFI en dat is de kantonrechter onvoldoende gebleken. Dat de directeur van Airborne een Nederlander is, is niet relevant aangezien een eventuele proceskostenveroordeling jegens Airborne slechts verhaal geeft op het vermogen van Airborne en niet tevens op het vermogen van directeur, [betrokkene] . Het vermogen van [betrokkene] is immers een van Airborne afgeschermd vermogen. Dat verhaal op een Belgische bankrekening door executieverdragen mogelijk is, is onvoldoende specifiek om tot het oordeel te kunnen komen dat daarmee redelijkerwijs aannemelijk is dat MFI in Nederland een eventuele proceskostenveroordeling kan executeren.
2.8.
Het voorgaande betekent dat Airborne zal worden veroordeeld tot zekerheidsstelling van de proceskosten als bedoeld in artikel 237 e.v. Rv. Onder die kosten zijn derhalve ook nakosten begrepen (artikel 237 lid 4 Rv), maar niet ook een “post onvoorzien”. Bij een proceskostenveroordeling ten gunste van MFI zou de kantonrechter uitgaan van de hoofdsom van € 14.400,00. Het bij die hoofdsom behorende liquidatietarief is € 360,00 per punt. Punten zouden alsdan kunnen worden toegekend aan de volgende proceshandelingen: de conclusie van antwoord (1 punt), de incidentele vordering (1 punt), een tweetal zittingen (2 punten) en overige te nemen akten (½ punt per akte). Het door Airborne genoemde aantal van vijf punten, komt de kantonrechter dan ook redelijk voor. De nakosten worden begroot op maximaal € 120,00. Tezamen vormt dit een bedrag van
€ 1.920,00 (5x € 360,00 + € 120,00). Voor dat bedrag dient Airborne zekerheid te stellen op de wijze zoals in het dictum vermeld. De zekerheid dient uiterlijk te worden gesteld op 24 september 2019.
2.9.
De kantonrechter zal de beslissing over de gevorderde proceskosten in het incident aanhouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak.

3.Beslissing

De kantonrechter:
in het incident
3.1.
wijst de vordering tot zekerheidsstelling van de proceskosten toe;
3.2.
houdt de beslissing omtrent de proceskosten aan tot in de hoofdzaak wordt beslist;
in de hoofdzaak
3.3.
veroordeelt Airborne uiterlijk 24 september 2019 zekerheid te stellen voor de proceskosten ad € 1.920,00 tot betaling waarvan Airborne veroordeeld zou kunnen worden door middel van een onherroepelijke afroepgarantie van een gerenommeerde Nederlandse bank (ABN AMRO Bank, Rabobank, ING Bank of SNS Bank) op de gebruikelijke garantievoorwaarden;
3.4.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
dinsdag 22 oktober 2019 te 11:00 uur, voor het nemen van de conclusie van antwoord;
3.5.
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. C.W.D. Bom en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 augustus 2019.