Op 27 november 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 7 september 2018 betrokken was bij een verkeersongeval in Honselersdijk. De verdachte, die als bestuurder van een auto reed, had eerder op de avond lachgas gebruikt. Tijdens het rijden verloor hij de controle over zijn voertuig, wat resulteerde in een aanrijding met een vangrail en een verkeersmast. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gebruik van lachgas en de snelheid van de verdachte niet bewezen konden worden, maar dat hij wel onvoldoende op de weg had gelet, wat gevaar op de weg veroorzaakte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar achtte de subsidiaire overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 500,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier maanden, met een proeftijd van twee jaar. De benadeelde partij, die letsel had opgelopen, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.