ECLI:NL:RBDHA:2019:12724

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2019
Publicatiedatum
29 november 2019
Zaaknummer
09/182679-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met gebruik van lachgas en snelheidsovertreding

Op 27 november 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 7 september 2018 betrokken was bij een verkeersongeval in Honselersdijk. De verdachte, die als bestuurder van een auto reed, had eerder op de avond lachgas gebruikt. Tijdens het rijden verloor hij de controle over zijn voertuig, wat resulteerde in een aanrijding met een vangrail en een verkeersmast. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gebruik van lachgas en de snelheid van de verdachte niet bewezen konden worden, maar dat hij wel onvoldoende op de weg had gelet, wat gevaar op de weg veroorzaakte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar achtte de subsidiaire overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 500,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier maanden, met een proeftijd van twee jaar. De benadeelde partij, die letsel had opgelopen, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/182679-19
Datum uitspraak: 27 november 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] 1993 [geboorteplaats] ,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13 november 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J. Mos en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. A.R. Mes naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 september 2018 te Honselersdijk, gemeente Westland als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, [adres 2]
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- heeft gereden terwijl hij lachgas had gebruikt en/of (vervolgens)
- heeft gereden met een gelet op de verkeerssituatie en/of verkeersveiligheid ter plaatse (veel) te hoge snelheid en/of (vervolgens)
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen, immers was hij vermoeid en/of (vervolgens)
- niet bij voortduring het verloop van die weg heeft gevolgd en/of is blijven volgen, en/of (vervolgens)
- de controle over zijn motorrijtuig heeft verloren tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig tegen de vangrail is geschampt en/of (vervolgens) op de vluchtheuvel tegen een paal is gebotst, waardoor een ander te weten een passagier in dat motorrijtuig ( [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een nekfractuur, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 september 2018 te Honselersdijk, gemeente Westland als bestuurder van een voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg, [adres 2] , als volgt heeft gehandeld:
hij, verdachte aldaar,
- heeft gereden terwijl hij lachgas had gebruikt en/of (vervolgens)
- heeft gereden met een gelet op de verkeerssituatie en/of verkeersveiligheid ter plaatse (veel) te hoge snelheid en/of (vervolgens)
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen, immers was hij vermoeid en/of (vervolgens)
- niet bij voortduring het verloop van die weg heeft gevolgd en/of is blijven volgen, en/of (vervolgens)
- de controle over zijn motorrijtuig heeft verloren tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig tegen de vangrail is geschampt en/of (vervolgens) op de vluchtheuvel tegen een paal is gebotst, waardoor een ander te weten een passagier in dat motorrijtuig ( [slachtoffer] ) letsel heeft bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. De verdachte heeft schuld gehad aan het ongeval door zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedragen. Het letsel van [slachtoffer] ) is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat het ongeluk te wijten was aan de schuld van de verdachte. De raadsman heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde. Subsidiair heeft de raadsman aangedragen dat, mocht de rechtbank komen tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, hoogstens sprake is van de lichtste variant van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Ook heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] .
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Op 7 september 2018 reed de verdachte als bestuurder van een auto op [adres 2] in Honselersdijk, gemeente Westland. [2] De weg bestond daar uit één rijbaan die door middel van een dubbele ononderbroken streep was verdeeld in twee rijstroken. De rijbaan maakte op een gegeven moment een flauwe bocht naar links.
Kort na die bocht heeft de verdachte met de rechterzijde van zijn auto de vangrail geschampt. Ruim honderd meter daarna is de auto, ter hoogte van de aansluiting met de daar gelegen rotonde, de middengeleider opgereden en tegen de mast van een verkeersbord tot stilstand gekomen. [3] In de auto zaten naast de verdachte nog twee inzittenden, die gewond zijn geraakt, waarvan [slachtoffer] er één was. Blijkens een geneeskundige verklaring had [slachtoffer] na het ongeval een breuk in zijn nek. [4]
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij ten tijde van het ongeval achter het stuur zat. Hij heeft verklaard dat hij zich niet volledig op de weg heeft geconcentreerd. Hij kende de weg niet, het was donker, hij was moe nadat hij een hele dag had gewerkt, de muziek stond hard en hij was aan het praten en lachen met zijn passagiers. Hij heeft niet voldoende opgelet en de flauwe bocht die de weg maakte niet gezien, waardoor hij de vangrail heeft geschampt. Daarna is hij de macht over het stuur verloren en kon hij de auto niet meer in bedwang houden. Hij kan zich niet meer herinneren wat hierna is gebeurd, en hoe hij tegen de verkeersmast is opgereden. [5]
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of dit verkeersongeval een overtreding oplevert van artikel 6 dan wel 5 van de WVW. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Volgens vaste jurisprudentie komt het daarbij aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden waaronder de overtreding is begaan.
Uit het dossier blijkt dat in de auto een fles lachgas, lachgaspatronen en ballonnetjes voor het gebruik van lachgas lagen. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij eerder op de avond, zo’n twee uur voordat hij ging rijden, twee of drie ballonnetjes lachgas heeft gebruikt. De verdachte heeft verklaard dat het lachgas naar zijn idee geen invloed had op zijn rijgedrag. De rechtbank kan op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter zitting niet vaststellen of, en zo ja in welke mate, het lachgas invloed heeft gehad op het rijgedrag van de verdachte. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank daarom van oordeel dat niet kan worden bewezen dat het gebruik van lachgas door de verdachte heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval.
Ten aanzien van de snelheid waarmee de verdachte heeft gereden overweegt de rechtbank als volgt. Op [adres 2] was sprake van een snelheidsovergang van een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur naar een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. De verdachte is de macht over het stuur verloren vóór het verkeersbord dat een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur aangeeft. Uit het dossier is niet af te leiden met welke snelheid de verdachte de vangrail heeft geschampt of de verkeersmast heeft geraakt. De verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij niet precies weet hoe hard hij reed, maar dat hij denkt dat dat niet harder was dan toegestaan. [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat hij dacht dat de verdachte zo hard reed als was toegestaan. Gelet hierop kan de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte met een te hoge snelheid heeft gereden.
De rechtbank acht daarom niet bewezen dat de verdachte heeft gereden terwijl hij lachgas had gebruikt of dat hij te snel heeft gereden. Wel heeft de verdachte onvoldoende opgelet en daardoor onvoldoende het verloop van de weg gevolgd, waardoor een ongeval is ontstaan waarbij [slachtoffer] letsel heeft opgelopen. Die gedragingen van de verdachte kunnen in onderhavige zaak echter niet tot het oordeel leiden dat sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van het primair ten laste gelegde feit.
Met zijn rijgedrag heeft de verdachte wel gevaar op de weg veroorzaakt. De subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 WVW acht de rechtbank daarom bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
hij op 7 september 2018 te Honselersdijk, gemeente Westland als bestuurder van een voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg, [adres 2] , als volgt heeft gehandeld:
hij,
verdachte, heeft
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen, en vervolgens
- niet bij voortduring het verloop van die weg gevolgd, en vervolgens
- de controle over zijn motorrijtuig verloren ten gevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig tegen de vangrail is geschampt en vervolgens op de vluchtheuvel tegen een paal is gebotst, waardoor een ander te weten een passagier in dat motorrijtuig ( [slachtoffer] ) letsel heeft bekomen, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om er bij de strafoplegging rekening mee te houden dat de verdachte zijn leven op orde heeft. Hij is getrouwd en heeft een goede baan, waarvoor zijn rijbewijs noodzakelijk is. Hij heeft geen noemenswaardige documentatie. Een zware straf zal zijn leven uit balans halen. De verdachte is bereid een taakstraf uit te voeren.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft, terwijl hij in zijn auto reed op een voor hem onbekende weg en moe was, niet voldoende opgelet. Daardoor heeft hij niet gezien dat de weg een lichte bocht maakte en is hij tegen de vangrail geschampt. Daarna is hij de controle over zijn auto verloren en tegen een verkeersmast gebotst. De verdachte is met de schrik vrijgekomen, maar zijn twee inzittenden hebben (ernstig) letsel opgelopen.
Nu de rechtbank niet overtreding van artikel 6, maar van artikel 5 WVW bewezen heeft verklaard zal de op te leggen straf lager uitvallen dan door de officier van justitie geëist.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van de verdachte van
17 oktober 2019, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Deze eerdere veroordeling is onherroepelijk. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
De rechtbank acht alles overwegend een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden. Daarbij is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Gelet op de eerdere veroordeling voor een verkeersfeit zal de rechtbank daarnaast een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen.

7.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding van in totaal € 24.950,-. Dit bedrag bestaat uit € 20.450,- aan materiële schade (financiële schade wegens opgelopen studievertraging) en € 4.500,- aan immateriële schade (smartengeld).
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van het immateriële deel van de vordering van de benadeelde partij, met toewijzing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts heeft zij geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in het materiële deel van de vordering:
er bestaat onduidelijkheid over eventuele eigen schuld bij de benadeelde partij door het mogelijk niet dragen van zijn autogordel. Ook is niet duidelijk wat precies de financiële schade is van het later toetreden tot de arbeidsmarkt wegens de opgelopen studievertraging, zeker nu de verdachte wel heeft gewerkt tijdens het vertraagde studiejaar. Het materiële deel van de vordering leent zich daarom niet voor afdoening tijdens het strafproces, aldus de officier van justitie.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering dan wel dat de vordering dient te worden afgewezen. Ten aanzien van het immateriële deel van de vordering is al een voorschot verstrekt door de verzekering. Het forfaitair bedrag aan materiële schade door opgelopen studievertraging is niet geleden.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De vordering is door de raadsman gemotiveerd betwist ten aanzien van zowel het immateriële als het materiële deel. De omvang van de geleden schade is op dit moment, zonder nader onderzoek, niet vast te stellen. Dergelijk onderzoek zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht;
- 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding met parketnummer 09/182679-19 primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding met parketnummer 09/182679-19 subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
- een geldboete van
€ 500,- (zegge: vijfhonderd euro);
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen
door hechtenis voor de tijd van 10 dagen;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
- ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor
4 (vier) maanden;
bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Schaaf, voorzitter,
mr. M.E. Groeneveld-Stubbe, rechter,
mr. E.A. Lensink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.T. Planken, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 november 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2018243736, van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Operationele Samenwerking, Afdeling Infrastructuur, Team Verkeer, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 87).
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, door verbalisant Verhoeff, blz. 9.
3.Verkort proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , blz. 42 – 43.
4.Geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] , blz. 22.
5.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 13 november 2019.