ECLI:NL:RBDHA:2019:1269

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2019
Publicatiedatum
13 februari 2019
Zaaknummer
NL19.267
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige identiteit en homoseksualiteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 februari 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en homoseksueel te zijn, heeft een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 1 januari 2019, omdat de aanvraag als kennelijk ongegrond werd beschouwd. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 29 januari 2019 heeft eiser zijn verhaal toegelicht, waarbij hij zijn homoseksualiteit en de mishandeling door zijn vader in Marokko naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris terecht twijfels heeft geuit over de identiteit en nationaliteit van eiser. Uit onderzoek bleek dat eiser in Marokko als een andere persoon met de Marokkaanse nationaliteit was geïdentificeerd. Eiser heeft deze informatie betwist, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn identiteit en nationaliteit te onderbouwen. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser in twijfel getrokken en geoordeeld dat er geen sprake is van een situatie van vervolging in vluchtelingrechtelijke zin. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.267

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E.H. Bokhorst),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.H. Noordeloos).

Procesverloop

Bij besluit van 1 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw) afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2019.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Z. Hamidi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt [X], geboren op [geboortedatum] 1998, te zijn en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Eiser heeft aan een eerdere asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij van jongs af aan is mishandeld door zijn vader. Dit is door verweerder geloofwaardig geacht. Bij besluit van 20 mei 2016 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser evenwel op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw afgewezen, omdat de verklaringen van eiser geen verband houden met één van de vervolgingsgronden uit het Vluchtelingenverdrag en hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in zijn land van herkomst een reëel risico loopt op ernstige schade. Bij uitspraak van 16 juni 2016 van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, is het door eiser daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 12 juli 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard.
3. Eiser heeft aan zijn opvolgende asielaanvraag, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Eiser stelt homoseksueel te zijn en in Marokko in 2012 een relatie te hebben gehad met [Y]. Toen zij seksueel contact hadden in de tuin, zijn zij betrapt door buurtgenoten die hen zagen vanaf een dak. De vader van eiser is hierover geïnformeerd, die hem vervolgens heeft mishandeld. Eiser heeft daarna zijn ouderlijk huis verlaten, waarna hij vier maanden in Tanger op straat heeft verbleven. Nadat hij in Europa was aangekomen, is hij in 2013 in Bilbao in Spanje elk weekend naar homobars gegaan, waardoor eiser is gaan beseffen dat hij volledig homoseksueel is. Tijdens zijn verblijf in Europa heeft eiser verschillende relaties gehad met mannen. Bij terugkeer naar Marokko vreest eiser door zijn familie te worden gedood, aldus eiser.
4. Verweerder heeft met toepassing van artikel 31, gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, e en g, van de Vw de aanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen. Als relevante elementen van het asielrelaas van eiser worden door verweerder onderscheiden:
- identiteit en nationaliteit van eiser;
- homoseksuele geaardheid van eiser.
Verweerder heeft beide elementen ongeloofwaardig geacht. Er is volgens verweerder geen sprake van een situatie van vervolging in vluchtelingrechtelijke zin. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico op ernstige schade loopt, als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), aldus verweerder.
Ten aanzien van de identiteit en nationaliteit heeft verweerder overwogen dat eiser zowel in deze als in de vorige procedure heeft gesteld dat hij [X] heet en de Algerijnse nationaliteit heeft. Op 9 oktober 2018 is echter uit onderzoek op basis van vingerafdrukken, die in Rabat in Marokko zijn onderzocht, vast komen te staan dat eiser daar is geïdentificeerd als [persoon] en dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft. Eiser heeft meermaals deze informatie bestreden. Eiser heeft verweerder dan ook misleid over zijn identiteit en nationaliteit. Voorts heeft eiser kennelijk inconsequent en tegenstrijdig verklaard ten aanzien van zijn gestelde homoseksualiteit, aldus verweerder. Voorts gaat het om een opvolgende aanvraag, die niet niet-ontvankelijk is verklaard. Gelet op deze gronden heeft verweerder de aanvraag kennelijk ongegrond verklaard.
5. Eiser betoogt dat verweerder ten onrechte zijn aanvraag als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Hij betwist dat hij [persoon] is en de Marokkaanse nationaliteit heeft. Van hem zijn nooit vingerafdrukken afgenomen in Marokko. Hij heeft niet moedwillig misleidende informatie verschaft over zijn identiteit en nationaliteit.
Ten aanzien van de gestelde kennelijk inconsequente en tegenstrijdige verklaringen betoogt eiser dat verweerder in dit verband onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn psychische klachten. Verweerder kan niet van hem verwachten aan te geven op welke punten in het gehoor zijn gesteldheid hem parten is gaan spelen, nu het niet gaat om bepaalde specifieke punten, maar om het geheel in onderling verband bezien.
Verder betoogt eiser dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom hij de aanvraag op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw kennelijk ongegrond heeft verklaard, nu dit een ‘kan’-bepaling is.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1
De rechtbank stelt voorop dat eiser geen gronden heeft gericht tegen de geloofwaardigheidsbeoordeling van verweerder. De rechtbank zal daarom van die geloofwaardigheidsbeoordeling uitgaan.
6.2
Eiser heeft geen documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn identiteit en nationaliteit. De eerste asielprocedure heeft eiser gevoerd onder de naam [X], met de Algerijnse nationaliteit. Nadat eiser bij zijn opvolgende aanvraag erop is gewezen dat uit onderzoek van zijn vingerafdrukken is gebleken dat hij [persoon] met de Marokkaanse nationaliteit is, heeft eiser tijdens het gehoor opvolgende aanvraag aangegeven dat zijn in de eerste asielprocedure gegeven persoonsgegevens niet juist zijn. In de zienswijze heeft eiser vervolgens weer betwist [persoon] te zijn. Verweerder heeft gelet daarop zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser verweerder over zijn identiteit en nationaliteit heeft misleid door daar valse informatie over te geven. Voor zover eiser ter zitting heeft gesteld dat hij bij zijn opvolgende aanvraag heeft verklaard [persoon] te zijn, omdat hij dacht dat verweerder wilde dat hij die persoon zou zijn, wordt overwogen dat dit voor zijn rekening en risico dient te komen; het bevestigt slechts dat eiser wisselende standpunten inneemt over zijn identiteit.
6.3
Verweerder heeft de asielaanvraag reeds gelet daarom op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw als kennelijk ongegrond mogen afwijzen. De overige gronden behoeven daardoor geen bespreking meer.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.