ECLI:NL:RBDHA:2019:12656

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
NL 19.25948 (beroep) en NL 19.25949 (voorlopige voorziening)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse man door de Immigratie en Naturalisatiedienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 november 2019 uitspraak gedaan over de afwijzing van de asielaanvraag van een Marokkaanse man door de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND). De IND had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de man niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn identiteit en de problemen die hij in Marokko zou hebben ervaren. Eiser, die op 21 november 2019 in de zitting aanwezig was, stelde dat hij bedreigd en mishandeld was in Marokko en dat hij bescherming nodig had. Hij voerde aan dat Marokko ten onrechte als veilig land van herkomst wordt aangemerkt en dat hij niet in staat was om zijn verhaal te onderbouwen met documenten.

De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat Marokko voor hem persoonlijk niet veilig was. De rechtbank vond de verklaringen van eiser bevreemdingwekkend en tegenstrijdig, en concludeerde dat hij onvoldoende bewijs had geleverd om zijn claims te ondersteunen. De rechtbank merkte op dat eiser tijdens zijn reis naar Nederland ook door Spanje was gereisd, waar hij ook bescherming had kunnen aanvragen. De rechtbank verwierp ook de argumenten van eiser over het inreisverbod en concludeerde dat de IND de aanvraag terecht had afgewezen als kennelijk ongegrond.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak werd gedaan door mr. H.J. Tijselink, in aanwezigheid van mr. L.C. Dankbaar, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.25948 (beroep) en NL19.25949 (voorlopige voorziening)
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser/verzoeker] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. H.L.M. Janssen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Wieman).

ProcesverloopMet het besluit van 28 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2019. Eiser was op de zitting aanwezig samen met zijn gemachtigde. Als tolk Arabisch was aanwezig M. Bouker. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: de rechtbank) heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1997.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- problemen met familieleden van zijn toenmalige vriendin in Marokko.
3. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser over zijn nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. Vanwege ontbrekende documenten en omdat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over wat hij met zijn identiteitsdocumenten heeft gedaan, heeft verweerder eisers identiteit niet geloofwaardig geacht. Dit geldt ook voor de problemen die eiser in Marokko zou hebben ervaren. Eiser heeft geen documenten overgelegd om zijn verhaal te onderbouwen. Ook heeft eiser bevreemdingwekkend, ongeloofwaardig en tegenstrijdig over de door hem gestelde problemen verklaard. Eiser stelt dat hij vanaf 2016 tot 2019 heeft geprobeerd aangifte te doen bij de politie. Als dat niet lukte, had het op zijn weg gelegen bescherming te vragen bij de hogere autoriteiten of instanties in Marokko. Als eiser dat had gedaan dan had hij zijn aanvraag kunnen onderbouwen met documenten. Ook stelt eiser dat hij vanwege een mishandeling in coma heeft gelegen. Verwacht mag worden dat hij dit met medische verklaringen kan onderbouwen, maar ook die heeft eiser niet overgelegd. Eiser heeft verder tegenstrijdig over het litteken op zijn hoofd verklaard. Daarbij valt niet in te zien dat eiser na het beëindigen van zijn relatie in 2016 nog steeds werd lastig gevallen. Volgens verweerder is Marokko een veilig land van herkomst. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Marokko in zijn algemeenheid of voor hem in het bijzonder geen veilig land is. Verweerder heeft daarom de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
4. Eiser voert – kort weergegeven – aan dat Marokko ten onrechte wordt aangemerkt als veilig land van herkomst. Eiser verwijst in dit verband naar rapporten van Amnesty International en Human Rights Watch. Ook heeft verweerder zijn persoonlijk relaas ten onrechte niet geloofwaardig geacht. Eiser is in Marokko bedreigd en ernstig mishandeld en is hier gekomen omdat hij bescherming nodig heeft. Hij heeft verschillende keren geprobeerd bij de hogere autoriteten in Marokko bescherming in te roepen maar dat is niet gelukt. Dit toont aan dat de Marokkaanse overheid niet bereid is zijn burgers te beschermen. Ten aanzien van het inreisverbod voert eiser aan dat hij als gevolg van de mishandelingen medische behandeling nodig heeft en dat hij die in Marokko niet kan krijgen. Ook heeft verweerder niet gemotiveerd waarom een inreisverbod van twee jaar wordt opgelegd.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat Marokko voor hem persoonlijk niet veilig is. Eiser heeft zijn verhaal op geen enkele wijze onderbouwd terwijl dit wel van hem mag worden verwacht. Daarbij heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser bevreemdingwekkend, ongeloofwaardig en tegenstrijdig over de door hem gestelde problemen in Marokko heeft verklaard. Ook de gestelde gevaren in Marokko vanwege de illegale uitreis zijn niet onderbouwd en vinden geen steun in door eiser overgelegde informatie. De rechtbank voegt hier nog aan toe dat eiser tijdens zijn gehoor heeft verklaard illegaal naar Spanje te zijn gereisd, om vervolgens vanuit Spanje met de trein te zijn doorgereisd naar Nederland, tot de politie in Rotterdam hem aanhield. Als het eiser alleen gaat om bescherming te krijgen had hij ook in Spanje of Frankrijk of in ieder geval eerder dan bij aanhouding door de politie in Rotterdam om bescherming kunnen vragen, zoals verweerder in het voornemen terecht heeft opgemerkt.
5.2
Of Marokko ook meer in het algemeen als veilig land kan gelden, kan gelet op het vorenstaande strikt genomen in het midden blijven. Dat geldt ook voor de argumenten die eiser heeft aangevoerd tegen die aanwijzing. Verweerder heeft in het voornemen en het bestreden besluit overigens uitgebreid gemotiveerd waarom Marokko als veilig land van herkomst moet worden aangemerkt. De rechtbank verwijst daarbij ook naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:209 en 210. Dat lang niet alle lidstaten van de Europese Unie Marokko hebben aangemerkt als veilig land, maakte en maakt die aanwijzing door Nederland niet onrechtmatig.
De verwijzing naar rapporten van Amnesty International en Human Rights Watch leidt evenmin tot de slotsom dat Marokko niet als veilig land kan worden aangemerkt.
5.3.
Ten aanzien van de gronden met betrekking tot het inreisverbod geldt dat eiser de gestelde medische problemen en noodzakelijke medische behandeling niet heeft onderbouwd. Desgevraagd heeft eiser op de zitting verklaard geen medicatie te gebruiken en niet onder medische behandeling te staan. Voorts heeft verweerder in het bestreden besluit voldoende uitgelegd waarom een inreisverbod van twee jaar wordt opgelegd.
5.4.
Het voorgaande leidt ertoe dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is daarom ongegrond. Omdat met deze uitspraak op het beroep wordt beslist, zal het verzoek om een voorlopige voorziening worden afgewezen.
5.5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank,
in de zaak met nummer NL19.25948:
- verklaart het beroep ongegrond;
in de zaak met nummer NL195949:
- wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Dankbaar, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover op het beroep is beslist, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.