ECLI:NL:RBDHA:2019:12656
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse man door de Immigratie en Naturalisatiedienst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 november 2019 uitspraak gedaan over de afwijzing van de asielaanvraag van een Marokkaanse man door de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND). De IND had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de man niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn identiteit en de problemen die hij in Marokko zou hebben ervaren. Eiser, die op 21 november 2019 in de zitting aanwezig was, stelde dat hij bedreigd en mishandeld was in Marokko en dat hij bescherming nodig had. Hij voerde aan dat Marokko ten onrechte als veilig land van herkomst wordt aangemerkt en dat hij niet in staat was om zijn verhaal te onderbouwen met documenten.
De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat Marokko voor hem persoonlijk niet veilig was. De rechtbank vond de verklaringen van eiser bevreemdingwekkend en tegenstrijdig, en concludeerde dat hij onvoldoende bewijs had geleverd om zijn claims te ondersteunen. De rechtbank merkte op dat eiser tijdens zijn reis naar Nederland ook door Spanje was gereisd, waar hij ook bescherming had kunnen aanvragen. De rechtbank verwierp ook de argumenten van eiser over het inreisverbod en concludeerde dat de IND de aanvraag terecht had afgewezen als kennelijk ongegrond.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak werd gedaan door mr. H.J. Tijselink, in aanwezigheid van mr. L.C. Dankbaar, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.