ECLI:NL:RBDHA:2019:12646

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
19.12554
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek naar onbekende bestemming

Op 25 juni 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. Y. Tamer, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door J. Wieman. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van 28 mei 2019, waarin de staatssecretaris de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling heeft genomen. Dit gebeurde op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.

Tijdens de zitting op 13 juni 2019 is eiser, ondanks kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Uit informatie van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers en de AVIM bleek dat eiser op 24 februari 2019 met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank overweegt dat, nu eiser met onbekende bestemming is vertrokken zonder de autoriteiten te informeren over zijn verblijfplaats, moet worden aangenomen dat hij geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland.

De rechtbank concludeert dat eiser geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep, ook al blijkt uit een terugnameverzoek van de Zwitserse autoriteiten dat hij mogelijk in Zwitserland verblijft. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 25 juni 2019, door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Heekelaar, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.12554

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juni 2019 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. Y. Tamer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: J. Wieman).

Procesverloop

Bij besluit van 28 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL 19.12555, plaatsgevonden op 13 juni 2019. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Uit informatie van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers en de AVIM is
gebleken dat eiser op 24 februari 2019 met onbekende bestemming is vertrokken.
2. Nu eiser met onbekende bestemming is vertrokken zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, moet het er voor worden gehouden dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland. Onder deze omstandigheden gaat de rechtbank er met verweerder van uit dat eiser geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Dat eiser in Zwitserland verblijft, hetgeen zou volgen uit het terugnameverzoek van
19 maart 2019 van de Zwitserse autoriteiten, maakt het voorgaande niet anders.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van
mr. L. Heekelaar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na de dag van bekendmaking.