ECLI:NL:RBDHA:2019:12640

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
19.11664
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige herkomst en taalanalyse

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers, die afkomstig zijn uit een conflictgebied, hebben een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze zijn door verweerder afgewezen als kennelijk ongegrond. De afwijzing was gebaseerd op de conclusie van een taalanalyse die door Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT) was uitgevoerd, waaruit bleek dat eisers voornamelijk in een ander gebied in Irak hadden verbleven dan zij hadden opgegeven. De rechtbank oordeelde dat de taalanalyse zorgvuldig en inzichtelijk was en dat eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd om hun gestelde herkomst te onderbouwen. De rechtbank volgde de redenering van verweerder dat eisers hebben geprobeerd te misleiden over hun herkomst, wat leidde tot de conclusie dat de aanvragen terecht waren afgewezen. De beroepen van eisers werden ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de beoordeling van asielaanvragen en de rol van taalanalyses in dit proces.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.11664 en NL19.11666

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juni 2019 in de zaken tussen

[eiser]en
[eiser], v-nummers [V-nummer] en [V-nummer] , eisers
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: drs J.M. Sidler).

Procesverloop

Bij besluiten van 16 mei 2019 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL19.11665 en NL19.11667, plaatsgevonden op 13 juni 2019. Verschenen is mr. K. Yousef. Ter zitting heeft hij verklaard niet langer door eisers gemachtigd te zijn, gelet op een e-mail van eisers de avond voor de zitting. Als tolk is verschenen dhr. Mahmoud. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers hebben op 14 mei 2018 beiden een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
2. Eisers hebben aan hun asielaanvragen ten grondslag gelegd dat zij in hun woonplaats Al [stad] vanwege samenwerking met de Verenigde Staten worden gezocht en bedreigd door [A] en [B] van de IS.
3. Verweerder heeft de aanvraag bij het bestreden besluit afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, Vw. Verweerder heeft aan het besluit ten grondslag gelegd dat eisers onvoldoende informatie konden geven over hun gestelde directe leefomgeving. Gelet hierop heeft verweerder aan eisers een taalanalyse aangeboden. De taalanalyse is uitgevoerd door Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT). Gelet op de conclusies in het rapport en het feit dat de paspoorten van eisers zijn afgegeven in [stad] , stelt verweerder dat eisers aan de Nederlandse autoriteiten onjuiste gegevens hebben verstrekt door een ander herkomstgebied op te geven. Omdat geen geloof wordt gehecht aan de gestelde herkomst van eisers, hecht verweerder evenmin geloof aan de problemen die zij daar stellen te hebben ondervonden.
4. Eisers zijn het niet eens met de bestreden besluiten. Zij stellen afkomstig te zijn uit [stad] en hebben ter onderbouwing van deze stelling meerdere originele, door Bureau Documenten echt bevonden, documenten overgelegd. Verweerder heeft ten onrechte miskend dat hieruit blijkt dat eisers afkomstig zijn uit [stad] . Het rapport taalanalyse verstrekt te weinig betrouwbare informatie dan wel aanknopingspunten en is niet zorgvuldig tot stand gekomen om de bestreden besluiten te kunnen dragen. Uit de overgelegde landeninformatie blijkt dat het beheersen van de Arabische taal voor mensen uit het gebied [stad] niet altijd het geval hoeft te zijn. Tot slot had verweerder een individueel ambtsbericht, althans een aanvullend onderzoek moeten laten doen door de deskundige van de taalanalyse, daarbij verwijzen eisers naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 21 augustus 2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:7842.
5. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 11 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1921) vloeit voort dat verweerder, indien twijfel is gerezen over de door een vreemdeling gestelde herkomst en als gevolg daarvan over diens gestelde identiteit en nationaliteit, door een taalanalyse te laten verrichten de desbetreffende vreemdeling tegemoet kan komen in de op laatstgenoemde ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw rustende last om het door hem gestelde aannemelijk te maken. Niettemin moet verweerder, indien en voor zover hij tot het laten verrichten van een taalanalyse overgaat en deze aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich er ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van vergewissen dat de taalanalyse - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is. Indien de taalanalyse zorgvuldig, inzichtelijk en concludent is, kan de desbetreffende vreemdeling de bij verweerder gerezen en door de taalanalyse niet weggenomen twijfel slechts door het laten verrichten van een contra-expertise alsnog trachten weg te nemen.
6. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de door TOELT verrichte taalanalyse naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Uit de taalanalyse is gebleken dat eisers, gelet op hun Koerdische spraak, het overgrote deel van hun levens hebben doorgebracht in het Sorani-Koerdische spraakgebied in Irak, met name [stad] en niet in de regio [stad] . Nu eiser geen contra-expertise heeft laten verrichten, heeft hij de gerezen twijfel over zijn gestelde herkomst niet weggenomen. Het enkel plaatsen van kritische kanttekeningen en overleggen van algemene landeninformatie kan niet worden aangemerkt als een contra-expertise. Het beroep van eisers op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, ECLI:NL:RBLIM:2018:7842, wordt niet gevolgd.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de herkomst van eisers niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Naast de uitkomst van vorenvermelde taalanalyse heeft verweerder daarbij tevens kunnen betrekken dat eisers over hun gestelde directe leefomgeving summier hebben verklaard en hun paspoorten zijn afgegeven in [stad] . Met betrekking tot de identiteitskaarten en nationaliteitsverklaringen die door eisers zijn overgelegd heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eisers hiermee niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij voor hun vertrek daadwerkelijk in [stad] hebben gewoond.
8. Nu de herkomst van eisers niet ten onrechte ongeloofwaardig is geacht en de conclusie uit het taalonderzoek luidt dat eisers voor het overgrote deel van hun levens in de regio [stad] , KAR-gebied, hebben verbleven, heeft verweerder niet ten onrechte de gestelde problemen in [stad] ongeloofwaardig geacht.
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van de in artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 genoemde situatie, nu eisers hebben geprobeerd verweerder te misleiden omtrent hun herkomst. Verweerder heeft de aanvragen daarom kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond.
10. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van
mr. L. Heekelaar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.