Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juni 2019 in de zaak tussen
[eiser] , v-nummer [V-nummer] , eiser
[eiser] ,v-nummer [V-nummer]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die samen met zijn minderjarige zoon een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te maken met een afwijzing van zijn aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen had aangedragen die relevant waren voor de beoordeling van zijn aanvraag. Eiser had eerder op 26 mei 2018 een asielaanvraag ingediend, die was afgewezen omdat hij in Griekenland internationale bescherming genoot. Eiser stelde dat hij en zijn zoon in een gevaarlijke omgeving in Griekenland woonden, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden al bekend waren bij de eerdere aanvraag en niet als nieuwe feiten konden worden aangemerkt. Eiser voerde ook aan dat hij kampt met ernstige psychische klachten, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet had aangetoond dat hij in Griekenland geen toegang zou hebben tot medische zorg. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat er geen nieuwe elementen waren en dat de aanvraag terecht was afgewezen. Eiser had ook een verzoek tot heropening van het onderzoek ingediend, maar dit werd afgewezen omdat er geen nieuwe informatie was die de eerdere beslissing zou kunnen beïnvloeden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.