ECLI:NL:RBDHA:2019:12634

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
C/09/581512 / FA RK 19-7388
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen in partneralimentatie en gebruik echtelijke woning bij dementie van de man

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 november 2019 een beschikking gegeven in een verzoek om voorlopige voorzieningen. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. van Olffen, verzocht om partneralimentatie en het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De man, vertegenwoordigd door mr. A. Aksu, verblijft in een zorginstelling vanwege dementie en heeft een AOW-uitkering en pensioen. De rechtbank oordeelde dat de vrouw recht heeft op het gebruik van de echtelijke woning, aangezien de man in een zorginstelling verblijft en er geen noodzaak is voor hem om terug te keren naar de woning. De rechtbank heeft de man bevolen de woning te verlaten en niet meer te betreden zonder toestemming van de vrouw.

Wat betreft de partneralimentatie heeft de rechtbank vastgesteld dat de vrouw recht heeft op een voorlopige alimentatie van € 957,-- per maand, met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de financiële situatie van beide partijen, waarbij de man een eigen bijdrage voor de zorg van € 350,-- per maand moet betalen. De rechtbank heeft de draagkracht van de man berekend en geconcludeerd dat de vrouw recht heeft op een redelijke bijdrage in haar levensonderhoud, gezien haar behoefte aan alimentatie en de financiële mogelijkheden van de man. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de man onmiddellijk aan de alimentatieverplichting moet voldoen, ondanks eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 19-7388
Zaaknummer: C/09/581512
Datum beschikking: 28 november 2019

Voorlopige voorzieningen

Beschikking op het op 10 oktober 2019 ingekomen verzoek van:

[X] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. M. van Olffen te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y] ,

de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A. Aksu te Rotterdam.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het F9-formulier van 21 oktober 2019 van de zijde van de vrouw;
- de brief van 8 november 2019, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
- het verweerschrift, tevens verzoekschrift.
Op 14 november 2019 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, alsmede de advocaat van de man.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw strekt ertoe dat:
- de vrouw gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning te [plaatsnaam echtelijke woning] , [adres echtelijke woning] met inbegrip van de inboedel, met het bevel dat de man die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden, behoudens met voorafgaande toestemming van de vrouw;
- een door de man aan de vrouw te betalen voorlopige partneralimentatie van € 1.662,33 per maand wordt vastgesteld, met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift, doch in ieder geval vanaf 1 november 2019, telkens per 1e van de maand bij vooruitbetaling te voldoen;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man heeft verweer gevoerd tegen het door de vrouw verzochte, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens heeft de man thans zelfstandig nog verzocht te bepalen dat:
- de man gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning te [plaatsnaam echtelijke woning] , [adres echtelijke woning] onder bepaling dat de vrouw die woning verder niet mag betreden;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Uitsluitend gebruik echtelijke woning
Beide partijen hebben het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning verzocht.
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw toewijzen en het verzoek van de man afwijzen en overweegt daartoe als volgt.
Tussen partijen is niet in geschil dat bij de man sprake is van dementie. De man verblijft momenteel in een zorginstelling, te weten [instelling verblijf Y] met een indicatiebesluit van het CIZ van 18 juli 2019 voor onbepaalde tijd. Namens de man is naar voren gebracht dat het een lichte vorm van dementie is en dat er voor de man geen noodzaak is om nog in de zorginstelling te blijven. Volstaan zou kunnen worden met zorg aan huis.
Uit het door de vrouw overgelegde indicatiebesluit volgt dat het ziet op Beschermd wonen met intensieve dementiezorg en dat onder het kopje omvang: 24-uurszorg staat vermeld. Van de zijde van de man zijn geen stukken overgelegd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat dat niet nodig is. In de van de kant van de man overgelegde brief van de locatiemanager [instelling verblijf Y] van 4 november 2019, is te lezen hoe de man in de instelling zich opstelt en dat gedurende zijn verblijf er geen verbale of fysieke agressie is gezien bij hem. Over de noodzaak van de geboden zorg wordt niets vermeld.
Ter zitting is het de rechtbank duidelijk geworden dat samenwonen voor de vrouw, gelet op het (recente) agressieve optreden van de man, niet langer een optie is. Dit betekent dat als de man terug zou gaan naar de echtelijke woning de vrouw de echtelijke woning zal moeten verlaten. Nu de man wel een alternatief heeft om elders te wonen en de vrouw niet, zoals zij onbetwist heeft gesteld, is de rechtbank van oordeel dat in de belangenafweging tussen partijen het belang van de vrouw zwaarder moet wegen.
Voorlopige partneralimentatie
Niet in geschil is dat beide partijen momenteel een AOW-uitkering voor een alleenstaande ontvangen. Volgens de tabel van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) komt dit voor ieder neer op een bedrag van € 1.228,22 bruto per maand, exclusief vakantiegeld.
Niet in geschil is voorts dat de man daarnaast pensioen ontvangt. Blijkens de door de vrouw overgelegde stukken bedroeg dit pensioen van de man in 2017 € 19.948,-- bruto per jaar, hetgeen neerkomt op € 1.662,33 bruto per maand.
Niet in geschil is dat de vrouw behoefte heeft aan partneralimentatie. Alleen de door huur van de echtelijke woning bedraagt al € 835,-- per maand.
Het verzoek van de vrouw komt er op neer dat haar het hele pensioen van de man toekomt. De vrouw heeft aangevoerd dat de man, nu hij in een zorginstelling verblijft, geen (andere) kosten voor levensonderhoud heeft. Voorts heeft zij aangevoerd dat zij dit geld ook zal gaan gebruiken om de recent door de man aangegane lening(en) af te lossen.
De rechtbank begrijpt uit hetgeen de vrouw heeft aangevoerd dat zij wil dat bij de berekening van de draagkracht van de man geen rekening gehouden wordt met zijn vrije draagkrachtruimte van 40%. De rechtbank ziet geen aanleiding de vrouw hierin te volgen en zal de draagkracht van de man berekenen volgens de richtlijnen van de Expertgroep alimentatienormen. Wel ziet de rechtbank aanleiding om, gelet op hetgeen de vrouw heeft aangevoerd, op de bijstandsnorm een bedrag in mindering te brengen. In de bijstandsnorm zijn namelijk ook kosten van eten en drinken opgenomen en deze kosten heeft de man momenteel niet, dan wel niet in die omvang. Gelet op het hierboven overwogene, acht de rechtbank het redelijk op deze bijstandsnorm een bedrag van € 300,-- in mindering brengen.
De rechtbank zal bij de berekening van de draagkracht van de man uitgaan van genoemde AOW-uitkering en – bij gebrek aan recente gegevens – genoemd pensioen. De inkomensafhankelijke bijdrage ZVW bedraagt € 1.977,-- per jaar.
Niet in geschil is dat de eigen bijdrage van de man voor de zorg in genoemde zorginstelling € 350,-- per maand bedraagt. Bij de berekening van de draagkracht van de man zal de rechtbank dit bedrag in aanmerking nemen als woonlasten van de man. Daarnaast zal de rechtbank ambtshalve een bedrag aan premie ziektekostenverzekering in aanmerking nemen van € 115, per maand. De rechtbank zal de woonlasten verminderen met de in de bijstandsnorm begrepen “gemiddelde basishuur” van € 225,-- per maand en de premie ziektekosten verminderen met het in de bijstandsnorm begrepen nominaal deel premie ZVW van € 35,-- per maand. Voor het overige zijn geen lasten van de man bekend.
Uitgaande van bovenstaande gegevens en een draagkracht percentage van 60, berekent de rechtbank de draagkracht van de man, rekening houdend met het fiscale voordeel, overeenkomstig de aangehechte draagkrachtberekening op € 957,-- per maand.
De rechtbank acht het redelijk en billijk en in overeenstemming met de wettelijke maatstaven om de voorlopige partneralimentatie op dit bedrag vast te stellen en zal aldus beslissen.
De rechtbank zal de ingangsdatum overeenkomstig het verzoek van de vrouw bepalen op de datum van indiening van het verzoekschrift, nu de man hiertegen geen verweer heeft gevoerd.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning te [plaatsnaam echtelijke woning] , [adres echtelijke woning] – met inbegrip van de inboedel – en beveelt mitsdien dat de man die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden;
bepaalt de som welke de man met ingang van 10 oktober 2019 voorlopig zal verstrekken tot levensonderhoud van de vrouw op € 957,-- per maand, telkens per 1e van de maand bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. Vink, rechter, bijgestaan door P. Lahman als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 november 2019.