ECLI:NL:RBDHA:2019:12589

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2019
Publicatiedatum
27 november 2019
Zaaknummer
C/09/581626 / JE RK 19-2551
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp na een spoedmachtiging

Op 25 oktober 2019 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, geboren in 2003, die in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verblijft. Deze beschikking volgde op een eerder verleende spoedmachtiging op 15 oktober 2019, die de opname van de minderjarige in een gesloten setting mogelijk maakte. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, zijn advocaat, vertegenwoordigers van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kaag en Braassem, en de moeder aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige, die in het verleden al in een gesloten afdeling heeft verbleven en nu weer in een risicovolle situatie verkeert. De moeder heeft ingestemd met het verzoek tot uithuisplaatsing, maar de advocaat van de minderjarige heeft verweer gevoerd tegen de duur van de gesloten plaatsing. De kinderrechter oordeelde dat de veiligheid van de minderjarige in het geding is en dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is om hem te beschermen tegen de negatieve invloeden van zijn omgeving.

De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor een periode van vier maanden, tot 27 februari 2020, en verzocht om een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming naar de noodzaak van een (voorlopige) ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is om de ontwikkeling van de minderjarige goed te volgen en dat er hoop is op een open plek bij Horizon in de toekomst. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Kinderrechter
Team Jeugd & Bopz
Zaaksgegevens: C/09/581626 / JE RK 19-2551
Datum uitspraak: 25 oktober 2019

Beschikking van de kinderrechter

Machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp na een spoedmachtiging

in de zaak naar aanleiding van het op 15 oktober 2019 ingekomen verzoekschrift van:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kaag en Braassem(hierna te noemen: het college),
betreffende:
- [minderjarige] ,geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats]
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. A. Ramsoedh te Delft.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats]

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 15 oktober 2019 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven van 15 oktober 2019 tot 27 oktober 2019 en de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
  • voornoemde beschikking d.d. 15 oktober 2019;
  • de instemmingsverklaring d.d. 24 oktober 2019 van een gedragswetenschapper als bedoeld in artikel 6.1.2, zesde lid, van de Jeugdwet, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
Op 25 oktober 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • [vertegenwoordigers van het college] namens het college;
  • de moeder;
  • [minderjarige] , bijgestaan door zijn advocaat.
[minderjarige] is tevens, in bijzijn van zijn advocaat, in raadkamer gehoord.

Feiten

[minderjarige] verblijft in de gesloten accommodatie voor jeugdhulp Midgaard.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft de Raad voor Rechtsbijstand gelast een advocaat aan [minderjarige] toe te voegen.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de periode van één jaar. Het college heeft het verzoek mondeling ter zitting gewijzigd in zoverre dat de machtiging gesloten plaatsing thans wordt verzocht voor de duur van zes maanden. Het college heeft het volgende aan het verzoek ten grondslag gelegd.
Al van jongs af aan zijn er zorgen over [minderjarige] . Hij is in 2017 geplaatst op een gesloten afdeling van Hoenderloo. In november 2018 is [minderjarige] doorgestroomd naar een open groep. Dit ging in het begin goed, maar na een aantal maanden werden er in toenemende mate zorgen gemeld over hem. Hij lijkt te verharden en heeft een grote focus op geld verdienen door middel van criminaliteit. Er zijn vermoedens van drugshandel en [minderjarige] begeeft zich in een netwerk van risicovolle vrienden. Tijdens de verloven werd [minderjarige] meer grensoverschrijdend naar de moeder en zij verloor opnieuw de grip over [minderjarige] . Hij hield zich niet meer aan de afspraken en bleef soms nachten weg. Eind november/begin oktober 2019 verdween [minderjarige] helemaal van de radar. Er was geen contact meer met hem en het was onbekend waar hij verbleef. Er zijn zorgen dat [minderjarige] beïnvloed wordt door de verkeerde mensen en dat hij de verkeerde keuzes maakt. Hij staat op een wachtlijst voor een open plek bij Horizon, waar volgend jaar februari waarschijnlijk plaats is. Een tussenstap thuis is niet wenselijk. gelet op zijn veiligheid. Op deze manier kan [minderjarige] van groep naar groep binnen Horizon doorstromen.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte. De moeder geeft aan dat zij het erg lastig vindt om iets over het verzoek te zeggen.
De advocaat heeft namens [minderjarige] verweer gevoerd. Hij geeft aan dat er veel zaken in het verzoek staan uit het verleden en zaken die volgens [minderjarige] verdraaid zijn. Daarnaast moet er kritisch worden gekeken naar de duur van de gesloten plaatsing. [minderjarige] is gemotiveerd voor een korte periode, maar bij een termijn van één jaar zal hij zijn motivatie verliezen en niet meewerken. De advocaat verzoekt namens [minderjarige] het verzoek voor maximaal drie maanden toe te wijzen en voor het overige aan te houden.

Beoordeling

De kinderrechter overweegt dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het verzoek tot machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp de instemming heeft van de gezaghebbende ouder. Nu derhalve sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6.1.2, derde lid onder c, van de Jeugdwet, is een ondertoezichtstelling van [minderjarige] niet vereist.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de jeugdhulp die hij nodig heeft onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat er grote zorgen zijn over de veiligheid van [minderjarige] wanneer hij niet in een gesloten setting verblijft. Hij was uit beeld, bevindt zich in een risicovol netwerk en er zijn zorgen over het plegen van strafbare feiten. Thuisplaatsing of plaatsing in een open setting zijn op dit moment niet aan de orde, omdat er geen grip te krijgen is op [minderjarige] en hij zich niet aan de afspraken houdt. De kinderrechter acht een gesloten plaatsing nu noodzakelijk om de veiligheid van [minderjarige] te waarborgen en zal de machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen voor de duur van vier maanden en voor het overige aanhouden. Over vier maanden kan dan opnieuw gekeken worden hoe het is gegaan en wat er nog nodig is. [minderjarige] staat op de wachtlijst voor een open plek. Hopelijk is er rond februari plaats voor hem en is [minderjarige] daar tegen die tijd aan toe. Gebleken is dat [minderjarige] nu erg gemotiveerd is om zijn leven op te pakken. In de gesloten setting krijgt [minderjarige] nu de kans en de uitdaging om te laten zien dat hij er aan gaat werken om zijn leven weer op de rails te krijgen.
Voorts acht de kinderrechter het niet wenselijk dat de moeder, zoals ook eerder het geval was, moet instemmen met de gesloten plaatsing, aangezien dat belastend is voor haar en de relatie tussen haar en [minderjarige] daarmee onder druk komt te staan. De kinderrechter acht het daarom noodzakelijk dat de Raad voor de Kinderbescherming onderzoek zal doen naar de noodzaak van een verzoek tot een (voorlopige) ondertoezichtstelling, alsmede van het voortduren van een machtiging tot opname en verblijf in een gesloten accommodatie.
Indien het college en/of de Raad voor de Kinderbescherming het voortduren van de gesloten machtiging noodzakelijk acht, dient een nieuwe instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper te worden overgelegd.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, van de Jeugdwet van 27 oktober 2019 tot 27 februari 2020;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming onderzoek te doen als hiervoor omschreven en tijdig voor de nader te bepalen zitting rapport en eventueel een verzoek uit te brengen;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan
tot een nader te bepalen zitting – bij voorkeur van mr. J.E.M.G. van Wezel – gelegen vóór 27 februari 2020;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
  • het college;
  • de Raad voor de Kinderbescherming;
  • de moeder;
  • [minderjarige] ;
  • de advocaat van [minderjarige] , mr. A. Ramsoedh.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2019 door mr. J.E.M.G. van Wezel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.M. van Hoevelaken als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 november 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.