Op 25 oktober 2019 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, geboren in 2003, die in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verblijft. Deze beschikking volgde op een eerder verleende spoedmachtiging op 15 oktober 2019, die de opname van de minderjarige in een gesloten setting mogelijk maakte. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, zijn advocaat, vertegenwoordigers van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kaag en Braassem, en de moeder aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige, die in het verleden al in een gesloten afdeling heeft verbleven en nu weer in een risicovolle situatie verkeert. De moeder heeft ingestemd met het verzoek tot uithuisplaatsing, maar de advocaat van de minderjarige heeft verweer gevoerd tegen de duur van de gesloten plaatsing. De kinderrechter oordeelde dat de veiligheid van de minderjarige in het geding is en dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is om hem te beschermen tegen de negatieve invloeden van zijn omgeving.
De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor een periode van vier maanden, tot 27 februari 2020, en verzocht om een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming naar de noodzaak van een (voorlopige) ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is om de ontwikkeling van de minderjarige goed te volgen en dat er hoop is op een open plek bij Horizon in de toekomst. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.