ECLI:NL:RBDHA:2019:12587
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Toepassing inkomensafhankelijke combinatiekorting bij inschrijving kinderen
Op 27 november 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak AWB - 19 _ 4255, waarbij het beroep van eiser ongegrond is verklaard. Eiser, die met zijn ex-partner drie kinderen heeft, verzocht om toepassing van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) voor het jaar 2016. De kinderen stonden echter gedurende het gehele jaar 2016 ingeschreven op het woonadres van de ex-partner, wat in strijd is met de wettelijke inschrijvingseis van artikel 8.14a. Daarnaast voldeed eiser niet aan de eis van artikel 44b van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001, die vereist dat één van de kinderen doorgaans ten minste drie gehele dagen per week bij eiser verblijft.
Tijdens de zitting op 13 november 2019 werd vastgesteld dat de kinderen per twee weken één weekend bij eiser verbleven, met extra dagen tijdens vakanties en feestdagen. De rechtbank oordeelde dat dit verblijf niet voldeed aan de vereiste van 'doorgaans ten minste drie gehele dagen per week'. De rechtbank erkende de financiële gevolgen van het mislopen van de IACK voor eiser, maar benadrukte dat de rechter niet kan afwijken van de wet en de billijkheid van de wet niet kan beoordelen. Eiser had geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de belastingrente, en de rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door mr. S.E. Postema, in aanwezigheid van mr. P. Jasperse, griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.