ECLI:NL:RBDHA:2019:12537

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
26 november 2019
Zaaknummer
C/09/560083 / FA RK 18-6801
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie en vaststelling van geboortegegevens in het kader van draagmoederschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 november 2019 een beschikking gegeven inzake de adoptie en vaststelling van geboortegegevens van twee minderjarigen, geboren uit een draagmoederschapsovereenkomst. Verzoekster, de biologische moeder van de kinderen, heeft op 18 september 2018 een verzoekschrift ingediend. De rechtbank heeft eerder de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te verrichten naar de situatie van de kinderen en de draagmoeder, die in Armenië woont. De rechtbank heeft vastgesteld dat de draagmoeder afstand heeft gedaan van haar ouderlijke rechten en verantwoordelijkheden, en dat de kinderen sinds hun geboorte door verzoekster zijn verzorgd en opgevoed.

De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat draagmoederschap in Nederland wettelijk niet is geregeld, en dat de belangen van de kinderen en de draagmoeder voorop moeten staan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de procedure in Armenië, waar de kinderen zijn geboren, niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde, maar dat de erkenning van de familierechtelijke betrekkingen zoals neergelegd in de Armeense geboorteakten niet kan plaatsvinden. Dit omdat de Nederlandse wetgeving bepaalt dat de vrouw die het kind heeft gebaard de juridische moeder is.

De rechtbank heeft besloten dat het in het belang van de kinderen is dat verzoekster, als biologische moeder, het gezag over hen krijgt. De rechtbank heeft het gezag van de draagmoeder beëindigd en verzoekster belast met de voogdij over de kinderen. Tevens is het verzoek tot adoptie toegewezen, ondanks het gebruik van een anonieme zaaddonor, omdat de Raad voor de Kinderbescherming positief heeft geadviseerd over de adoptie. De rechtbank heeft ook de noodzakelijke gegevens voor de geboorteakten van de kinderen vastgesteld, zodat deze kunnen worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 18-6801
Zaaknummer: C/09/560083
Datum beschikking: 26 november 2019

Adoptie en vaststelling geboortegegevens

Beschikking op het op 18 september 2018 ingekomen verzoekschrift van:

[X] ,

verzoekster,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.H. van der Tol te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[XX] ,

de draagmoeder,
wonende te Armenië,
en uitsluitend ten aanzien van het verzoek tot vaststelling van geboortegegevens van de minderjarige:

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage,

zetelend te ’s-Gravenhage,
hierna: de ambtenaar.

Procedure

Bij beschikking van 19 maart 2019 van deze rechtbank is de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) verzocht een onderzoek te verrichten naar de volgende vragen:
  • is met het oog op het verzoek tot adoptie van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] door verzoekster nader onderzoek vereist, dan wel acht de Raad toewijzing van het verzoek tot adoptie in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
  • indien de Raad toewijzing van dit verzoek niet in het belang acht van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] : welke maatregel acht de Raad dan passend;
  • ziet de Raad aanleiding om – indien zij toewijzing van het adoptieverzoek in het belang van de minderjarigen acht – een verzoek in te dienen tot beëindiging van het gezag van de draagmoeder, voor zover de draagmoeder (naar Nederlands recht) nog belast is met het gezag over de kinderen.
Iedere verdere beslissing is aangehouden.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
  • een rapport Raadsonderzoek van 29 mei 2019, met kenmerk [nrs.]
  • de brief van 28 juni 2019 van verzoekster;
  • het bericht van 16 september 2019 van verzoekster.
Op 29 oktober 2019 is de behandeling ter terechtzitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: verzoekster met haar advocaat, de heer [naam] namens de ambtenaar en de heer [medew. RvdK] namens de Raad.
De draagmoeder is niet opgeroepen voor de zitting omdat zij reeds schriftelijk in een notariële akte heeft verklaard afstand te doen van haar ouderlijke rechten en verantwoordelijkheden jegens de kinderen, en zij verzoekster toestemming heeft gegeven om de kinderen te adopteren.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
De rechtbank stelt voorop dat draagmoederschap tot op heden in Nederland wettelijk niet is geregeld. Gelet op de ingrijpende gevolgen van draagmoederschap voor de rechten en verplichtingen van zowel de kinderen als de draagmoeder in kwestie acht de rechtbank het in het kader van de openbare ordetoets van belang om te beoordelen of het draagmoederschap zorgvuldig heeft plaatsgevonden, met voldoende inachtneming van de belangen van het kind en de draagmoeder. Daarbij is mede van belang, zoals door de Staatscommissie Herijking Ouderschap in haar rapport ‘Kind en ouders in de 21e eeuw’ van 7 december 2016 is verwoord, dat de belangen van de draagmoeder en de kinderen voorop staan, in die zin dat de draagmoeder goed voorbereid en begeleid wordt en de kinderen in staat zullen zijn te achterhalen van wie zij afstammen. Aan deze voorwaarden dient naar het oordeel van de rechtbank zo veel mogelijk te zijn voldaan, nu verzoekster bij toepassing van hoogtechnologisch draagmoederschap in Nederland aan deze eisen zou hebben moeten voldoen en in het algemeen voorkomen moet worden dat aan de Nederlandse eisen kan worden ontkomen door te kiezen voor draagmoederschap in het buitenland. De Nederlandse eisen zijn immers opgesteld ter bescherming van de rechten van zwakkeren, zoals de kinderen die uit draagmoederschap geboren worden (en onder omstandigheden ook de draagmoeder). Deze bescherming acht de rechtbank van groot belang.
Uit de stukken en wat ter zitting is besproken blijkt dat het traject van draagmoederschap in Armenië met waarborgen is omkleed die grotendeels overeenkomen met de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking Ouderschap van 7 december 2016. Naar het oordeel van de rechtbank is niet vast komen te staan dat sprake is geweest van commercieel draagmoederschap. Tussen verzoekster en de draagmoeder is op 15 december 2016 ten overstaan van een notaris een draagmoederschapsovereenkomst opgesteld. Ook is door de draagmoeder ten overstaan van een notaris een schriftelijke verklaring afgelegd waarin zij afstand doet van haar ouderlijke rechten en verantwoordelijkheden jegens de kinderen en zij verzoekster toestemming geeft de kinderen te adopteren. De draagmoeder en verzoekster zijn in Armenië ondersteund door deskundigen.
Eén van de in het rapport van de Staatscommissie Herijking Ouderschap "Kind en ouders in de 21ste eeuw" geformuleerde nadere eisen voor draagmoederschap is dat geen gebruik mag zijn gemaakt van anonieme donoren. Dit sluit aan bij de Nederlandse wetgeving over inzage in donorgegevens, welke wetgeving weer aansluit bij het internationale recht van elk kind om zijn ouders te kennen. In deze zaak is gebruik gemaakt van de eicellen van verzoekster en van spermacellen van een anonieme zaaddonor. Het is voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] daarom niet mogelijk om in de toekomst te achterhalen van wie zij, naast verzoekster, genetisch afstammen. Van de donor zijn alleen algemene informatie en persoonlijkheidstrekken bekend. De rechtbank acht dit – gelet op het voorgaande – in strijd met de rechten van het kind. In het onderhavige geval ziet de rechtbank zich echter geconfronteerd met het feit dat verzoekster [minderjarige 2] en [minderjarige 1] mee heeft genomen naar Nederland en met hen hier een gezin vormt. De rechtbank is in die zin voor een voldongen feit geplaatst.
Om te kunnen beoordelen of de belangen van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] gediend zijn met een adoptie door verzoekster of dat andere maatregelen passender zijn, heeft de rechtbank de Raad verzocht een onderzoek te verrichten. De Raad komt tot de conclusie dat er geen sprake is geweest van een naar Nederlandse maatstaven integere procedure, nu gebruik is gemaakt van een anonieme zaaddonor. Vast staat echter dat verzoekster de biologische moeder is van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] en zij hen vanaf de geboorte heeft verzorgd en de verantwoordelijkheid voor hen draagt. Het is redelijkerwijs te voorzien dat de kinderen niets van de draagmoeder in de hoedanigheid van ouder te verwachten hebben. [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zijn volledig afhankelijk van de zorg van verzoekster. De Raad heeft geen zorgelijke signalen ontvangen omtrent de leef- en woonsituatie van de kinderen. De Raad komt daarom tot conclusie dat het in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] is dat zij opgroeien bij en opgevoed worden door verzoekster. Een ongestoorde voortzetting van de huidige situatie is in het belang van de kinderen. De Raad verzet zich daarom niet tegen de adoptie van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] door verzoekster. Indien nodig zal de Raad een verzoek tot beëindiging van het gezag van de draagmoeder indienen.
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat adoptie door verzoekster, ondanks dat gebruik is gemaakt van een anonieme zaaddonor, in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] is en zal zij tot verdere inhoudelijke beoordeling van het verzoek overgaan.
De afstamming van de minderjarigen
Of tussen een vrouw en het buiten huwelijk of geregistreerd partnerschap geboren kind door geboorte familierechtelijke betrekkingen ontstaan wordt ingevolge artikel 10:94 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaald door het recht van de nationaliteit van de vrouw. De draagmoeder heeft de Armeense nationaliteit. Naar Armeens recht ontstaat er bij hoogtechnologisch draagmoederschap geen familierechtelijke betrekking tussen het kind en de draagmoeder maar tussen het kind en de wensouder(s). Dit blijkt ook uit de overgelegde geboorteakten van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] .
Ingevolge artikel 10:101 lid 1 juncto artikel 10:100 leden 1, onder b en c, 2 en 3 BW wordt een buitenslands tot stand gekomen rechtsfeit of rechtshandeling, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte erkend, tenzij:
  • aan de rechtshandeling geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
  • de erkenning van de rechtshandeling onverenigbaar is met de openbare orde.
Niet in geschil is dat sprake is van door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte geboorteakten. Tevens is niet in geschil dat sprake is geweest van behoorlijke rechtspleging. In dit geval gaat het slechts om de vraag of de openbare orde zich verzet tegen erkenning van de in het buitenland tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen zoals neergelegd in de in Armenië opgemaakte geboorteakten van de minderjarigen.
Naar Nederlands recht is ingevolge artikel 1:198 BW de moeder van een kind de vrouw uit wie het kind is geboren, de vrouw die op het tijdstip van de geboorte van het kind is gehuwd of door een geregistreerd partnerschap is verbonden met de vrouw uit wie het kind is geboren, de vrouw die het kind heeft erkend, wier ouderschap gerechtelijk is vastgesteld of die het kind heeft geadopteerd. Naar het oordeel van de rechtbank geeft deze regel een beginsel weer van juridische en sociale aard dat in de Nederlandse samenleving als fundamenteel wordt beschouwd. Gelezen in samenhang met artikel 7 IVRK (een kind heeft het recht om, voor zover mogelijk, zijn of haar ouders te kennen) en artikel 8 IVRK (eerbiediging van het recht van het kind zijn identiteit te behouden) acht de rechtbank dit beginsel, dat blijkens de wetsgeschiedenis onverkort van toepassing is indien het genetisch materiaal niet afkomstig is van de vrouw die het kind heeft gebaard, van openbare orde. Een kind moet, indien mogelijk, aan de hand van de geboorteakte in staat worden gesteld zijn afstamming te kennen.
Uit het vorenstaande volgt dat de familierechtelijke betrekking tussen verzoekster en de kinderen zoals neergelegd in de Armeense geboorteakten niet kan worden erkend wegens onverenigbaarheid met de openbare orde. Nu [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zijn geboren uit de draagmoeder merkt de rechtbank de draagmoeder als (juridische) moeder van de kinderen aan. Ten tijde van de geboorte was de draagmoeder ongehuwd en er was geen sprake van een geregistreerd partnerschap, zodat de kinderen ten tijde van hun geboorte geen vader hebben zoals bedoeld in artikel 1:199 BW.
Deze procedure strekt er toe dat verzoekster de juridische moeder wordt van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . Verzoekster heeft daartoe een verzoek tot adoptie ingediend. Voor toewijzing van een verzoek tot adoptie is het noodzakelijk dat de ouder(s) niet langer het gezag heeft/hebben over het kind. Over het gezag dient daarom eerst te worden beslist.
Gezag en voogdij
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om te beslissen op het verzoek tot voorziening in het gezag over de kinderen. Ingevolge artikel 16, lid 1, van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 wordt het ontstaan van het gezag over een minderjarige beheerst door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van de minderjarige, in dit geval Nederlands recht.
Ingevolge artikel 1:253b, lid 1, BW, oefent, indien ten aanzien van een kind alleen het moederschap vaststaat van de vrouw uit wie het kind is geboren, die moeder van rechtswege alleen het gezag over het kind uit. De kinderen staan derhalve vanaf hun geboorte alleen onder gezag van hun moeder, dat is in dit geval de draagmoeder.
Verzoekster heeft op grond van artikel 1:267 juncto artikel 1:266 BW aanvullend verzocht het gezag van de draagmoeder over de kinderen te beëindigen. De rechtbank acht verzoekster ontvankelijk in haar verzoek nu de Raad (nog) geen verzoek tot beëindiging van het gezag van de draagmoeder heeft ingediend en verzoekster de kinderen al meer dan een jaar als kinderen behorende tot haar gezin verzorgt en opvoedt.
Verzoekster beroept zich op artikel 1:266, eerste lid, onder a, BW. Daarin is bepaald dat de rechtbank het gezag van een ouder kan beëindigen indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn
.
De rechtbank stelt vast dat de draagmoeder naar Armeens recht afstand heeft gedaan van haar ouderlijke rechten en verantwoordelijkheden en niet meer betrokken is in het leven van de kinderen. Het staat daarmee naar het oordeel van de rechtbank vast dat de draagmoeder niet op enige termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zal dragen. De kinderen hebben niets van de draagmoeder in de zin van ouder te verwachten. De rechtbank zal het gezag van de draagmoeder over de kinderen daarom beëindigen.
Gelet op de feitelijke situatie waarin de kinderen reeds sinds hun geboorte door verzoekster worden verzorgd, is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat verzoekster, de biologische moeder, wordt belast met het gezag over hen. Het gezag van verzoekster kan echter niet eerder ingaan dan nadat de hierna te nemen beslissing tot adoptie door verzoekster van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] onherroepelijk is geworden. Verzoekster is vanaf dat moment van rechtswege belast met het gezag over hen.
Nu naar Nederlands recht de draagmoeder in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen, als bedoeld in artikel 1:253r, lid 1 onder a, BW, is er sprake van een gezagsvacuüm waarin moet worden voorzien. De rechtbank zal verzoekster tot het moment waarop de beslissing tot adoptie onherroepelijk is geworden, op grond van het bepaalde in artikel 1:295 BW ambtshalve, met ingang van heden, belasten met de voogdij over de kinderen.
Adoptie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht op grond van artikel 3 aanhef en onder a Rv.
Ingevolge artikel 10:105, lid 1, BW, is Nederlands recht op het verzoek van toepassing.
Inhoudelijke beoordeling
De kinderen zijn direct na hun geboorte aan verzoekster toevertrouwd. Zij heeft hen sindsdien derhalve gedurende ten minste één jaar verzorgd en opgevoed.
Nu aan de artikelen 1:227 en 1:228 van het BW – voor zover in deze zaak van toepassing – is voldaan, waarbij mede in aanmerking is genomen dat de Raad voor de Kinderbescherming positief heeft geadviseerd ten aanzien van de adoptie, zal de rechtbank het verzoek tot adoptie toewijzen.
De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder sub k van het Besluit gezagsregisters tevens bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.
De aard van deze beslissing verzet zich tegen het uitvoerbaar bij voorraad verklaren daarvan; daarom zal de rechtbank het hiertoe strekkende verzoek afwijzen.
Geslachtsnaam
De kinderen komen door adoptie in familierechtelijke rechtsbetrekking tot verzoekster te staan en zullen op grond van artikel 1:5, derde lid, BW van rechtswege de geslachtsnaam [geslachtsnaam X] krijgen.
Vaststellen geboortegegevens
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu verzoekster in Nederland woont, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht op grond van artikel 3 Rv. Op het verzoek is Nederlands recht van toepassing.
Inhoudelijke beoordeling
Op de in Armenië opgemaakte geboorteakten van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] is verzoekster als de moeder van de kinderen vermeld. Dit is terug te voeren op de wettelijke regeling van het draagmoederschap in Armenië, waar een kind dat na hoogtechnologisch draagmoederschap ter wereld is gekomen, onvoorwaardelijk vanaf de geboorte wordt geacht een afstammingsband te hebben met de wensouders. Zij staan dan ook vanaf de geboorte als juridische ouders op de geboorteakte van het kind vermeld.
De in Armenië opgemaakte geboorteakten van de kinderen leveren, gelet op het voorgaande, naar het oordeel van de rechtbank strijd op met de Nederlandse openbare orde en kunnen om die reden niet worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Het opnemen van de wensmoeder als juridische ouder is immers niet in overeenstemming met het Nederlands recht, nu op grond van artikel 1:198 BW de vrouw uit wie het kind geboren is de (juridische) moeder van een kind is. Daarmee verdraagt zich niet dat de wensouder, aan wie na hoogtechnologisch draagmoederschap een kind wordt afgestaan, van aanvang af wordt aangemerkt als de (juridische) moeder.
Nu de in Armenië opgemaakte geboorteakten niet (op grond van artikel 1:25 BW) voor inschrijving in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand in aanmerking komen, verzoekt verzoekster de voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens vast te stellen.
Ingevolge artikel 1:25c, lid 1, BW, kan deze rechtbank, indien ten aanzien van een buiten Nederland geboren persoon geen akte van geboorte overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of kan worden overgelegd, op verzoek van het openbaar ministerie, van een belanghebbende of van de ambtenaar, de voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens vaststellen, indien:
die persoon Nederlander is of te eniger tijd Nederlander dan wel Nederlands onderdaan niet-Nederlander is geweest;
die persoon rechtmatig verblijft op grond van artikel 8, onder c en d, van de Vreemdelingenwet 2000;
op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek een latere vermelding aan de akte van geboorte moet worden toegevoegd.
De kinderen hebben niet de Nederlandse nationaliteit. Zij verkrijgen het Nederlanderschap pas nadat de beslissing waarbij de adoptie door verzoekster over hen is uitgesproken onherroepelijk is geworden. Ook hebben de kinderen niet de asielstatus zoals genoemd onder artikel 1:25c, lid 1 onder b, BW. Daarom kan verzoekster alleen in haar verzoek tot vaststelling van de geboortegegevens worden ontvangen op de grond dat een latere vermelding aan de akte van geboorte van de kinderen moet worden toegevoegd (art. 1:25c, lid 1 onder c, BW), in dit geval een latere vermelding van de adoptie.
De ambtenaar heeft geen bezwaar tegen vaststelling van de geboortegegevens van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] en heeft daarbij aangegeven hoe deze gegevens zouden moeten worden vastgesteld. Verzoekster stemt hiermee in.
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van de in het geding gebrachte stukken voldoende aanwijzingen zijn verkregen omtrent de omstandigheden waaronder en de datum waarop de geboorte van de kinderen moet hebben plaatsgehad.
Het verzoek is op de wet gegrond en op navolgende wijze voor toewijzing vatbaar.
De aard van deze beslissing verzet zich tegen het uitvoerbaar bij voorraad verklaren daarvan. Daarom zal de rechtbank het hiertoe strekkende verzoek afwijzen.
Overige verzoeken
Nu de verzoeken tot adoptie en vaststelling van de geboortegegevens worden toegewezen behoeven de overige verzoeken geen bespreking.

Beslissing

De rechtbank:
*
beëindigt het gezag van [XX] over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] , Armenië, en
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] , Armenië,
en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
*
belast [X] , geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] , Armenië, met ingang van heden met de voogdij over voornoemde minderjarigen, en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
*
spreekt uit de adoptie van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] voornoemd door [X] voornoemd;
*
verstaat dat, met ingang van de datum waarop de beslissing aangaande de adoptie onherroepelijk is geworden, aan [X] voornoemd het ouderlijk gezag zal toekomen over de minderjarigen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] voornoemd;
*
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze beschikking;
*
stelt de volgende voor het opmaken van een geboorteakte voor [minderjarige 2] noodzakelijke gegevens vast:
geslachtsnaam : [geslachtsnaam XX]
voornaam : [minderjarige 2]
geboortedatum : [geboortedatum] 2017
geboorteplaats : [geboorteplaats] , Armenië
geslacht : mannelijk (m)
MOEDER
geslachtsnaam : [geslachtsnaam XX]
voornaam : [XX]
geboortedatum : [geboortedatum] 1993
geboorteplaats : Armenië
*
stelt de volgende voor het opmaken van een geboorteakte voor [minderjarige 1] noodzakelijke gegevens vast:
geslachtsnaam : [geslachtsnaam XX]
voornaam : [minderjarige 1]
geboortedatum : [geboortedatum] 2017
geboorteplaats : [geboorteplaats] , Armenië
geslacht : mannelijk (m)
MOEDER
geslachtsnaam : [geslachtsnaam XX]
voornaam : [XX]
geboortedatum : [geboortedatum] 1993
geboorteplaats : Armenië
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C. Sluymer, H. Dragtsma en I. Zetstra, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 november 2019.