In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die minderjarig is, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring die op 12 oktober 2019 was opgelegd op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat er geen verzwaarde belangenafweging had plaatsgevonden en de leeftijdsschouw onzorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank stelde vast dat de maatregel van bewaring van 16 oktober 2019 eveneens onrechtmatig was, omdat verweerder niet had kunnen concluderen dat eiser meerderjarig was zonder de vereiste zorgvuldigheid in acht te nemen. De rechtbank heeft de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen en een schadevergoeding van € 1.545,- toegekend aan de eiser voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. Daarnaast zijn de proceskosten van de eiser vastgesteld op € 1.024,-, te betalen door de Staat der Nederlanden. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.