9.3Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1] :
De rechtbank stelt voorop dat krachtens artikel 51c lid 2 Sv het slachtoffer zich op zitting kan doen vertegenwoordigen door een advocaat indien deze verklaart daartoe uitdrukkelijk gemachtigd te zijn, welke machtiging ook nog ter terechtzitting door de advocaat mondeling afgelegd kan worden.
De rechtbank stelt vast dat de advocaat ter terechtzitting te kennen heeft gegeven dat abusievelijk de handtekening van benadeelde partij [slachtoffer 1] op de vordering ontbreekt, maar dat hij uitdrukkelijk gemachtigd is om benadeelde partij [slachtoffer 1] op zitting te doen vertegenwoordigen. Nu hiermee is voldaan aan de eisen van artikel 51c lid 2 Sv, is de benadeelde partij [slachtoffer 1] in zoverre ontvankelijk in haar vordering.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post verlies arbeidsvermogen, groot
€ 720,77, is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij die schade rechtstreeks heeft geleden als gevolg van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post gebitsprothese, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien niet is komen vast te staan dat die schade rechtstreeks is toegebracht door enig bewezenverklaard feit.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade, groot € 7.000,00, zal de rechtbank, gelet op hetgeen door en namens de benadeelde partij is toegelicht, naar billijkheid een bedrag van
€ 3.500,00 toewijzen, omdat is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de bewezen verklaarde feiten.
Derhalve zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van € 4.220,77 (€ 720,77 + € 3.500,00).
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 17 september 2018, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte voor de onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door deze feiten is toegebracht, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 4.220,77, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 september 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening ten behoeve van [slachtoffer 1] .
[slachtoffer 2] :
Hetgeen hiervoor werd overwogen over de ontvankelijkheid van [slachtoffer 1] in haar vordering geldt onverkort voor de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
Ter zake van de gevorderde immateriële schade, groot € 7.000,00, zal de rechtbank, gelet op hetgeen door en namens de benadeelde partij is toegelicht, naar billijkheid een bedrag van
€ 3.500,00 toewijzen, omdat is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde feit.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 17 september 2018, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte voor het onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 september 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening ten behoeve van [slachtoffer 2] .
[slachtoffer 3] :
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien niet is gebleken dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door enig bewezenverklaard feit. Van het feit dat de gevorderde schade veroorzaakt zou hebben, feit 5, wordt verdachte immers vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
[naam 2] :
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren, aangezien de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat de hoogte van de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd. Ook is niet duidelijk in hoeverre degene die de vordering indient, [naam 2] , degene is die de schade heeft geleden. In elk geval lijkt de aangever van het schadetoebrengend handelen een andere (rechts)persoon te zijn. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.