ECLI:NL:RBDHA:2019:12394

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2019
Publicatiedatum
22 november 2019
Zaaknummer
C/09/580974 / FA RK 19-7116
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het gezag van een minderjarige via de informele rechtsingang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2019 uitspraak gedaan over een verzoek tot wijziging van het gezag van de minderjarige [minderjarige 1]. Het verzoek is ingediend via de informele rechtsingang op 23 september 2019. [minderjarige 1] is in rechte vertegenwoordigd door mevrouw [bijzonder curator 1], de bijzondere curator. De belanghebbenden in deze zaak zijn de vader, de moeder en de stiefvader van [minderjarige 1]. De vader en de moeder hebben een geregistreerd partnerschap gehad van 24 maart 2003 tot 13 december 2006 en hebben samen het ouderlijk gezag over [minderjarige 1]. Momenteel woont [minderjarige 1] bij zijn moeder en stiefvader.

[minderjarige 1] heeft aangegeven dat hij graag wil dat zijn moeder alleen het gezag over hem heeft, omdat hij al twee jaar geen contact meer heeft met zijn vader. De vader heeft in zijn brief aan de rechtbank aangegeven het verzoek van [minderjarige 1] te steunen, terwijl de moeder op de zitting heeft verklaard dat zij het verzoek ook steunt. De bijzondere curator heeft in haar verslag aangegeven dat de jarenlange strijd tussen de ouders heeft geleid tot een loyaliteitsconflict voor [minderjarige 1].

De rechtbank heeft vastgesteld dat [minderjarige 1] klem en verloren is geraakt tussen de ouders en dat het gezamenlijke gezag leidt tot juridische procedures en een gebrek aan noodzakelijke hulpverlening. De rechtbank heeft daarom besloten dat de moeder alleen het gezag over [minderjarige 1] krijgt, met de verplichting om de vader op de hoogte te houden van de ontwikkeling van [minderjarige 1]. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 11 november 2019. Hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 19-7116
Zaaknummers: C/09/580974
Datum uitspraak: 28 oktober 2019

Wijziging gezag via de informele rechtsingang

Beschikkingop het via de informele rechtsingang op 23 september 2019 ingekomen verzoek van:

[minderjarige 1]

hierna te noemen: [minderjarige 1]
in rechte vertegenwoordigd door mevrouw [bijzonder curator 1] ,
in de hoedanigheid van bijzondere curator.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1]

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2]
advocaat: mr. K. Spaargaren te Hilversum,

[de heer A]

hierna te noemen: de stiefvader,
wonende te [woonplaats 2] .

Als informant wordt aangemerkt:Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden ,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoek van [minderjarige 1] ;
- de eerdere beschikkingen van de rechtbank met betrekking tot [minderjarige 1] ;
- de brief van de vader van 17 oktober 2019;
- het verslag van de bijzondere curator van [minderjarige 1] van 22 oktober 2019.
[minderjarige 1] heeft op 25 oktober 2019 zijn verzoek toegelicht in een gesprek met de voorzitter van de meervoudige kamer, kinderrechter mr. J.E.M.G. van Wezel.
Op 28 oktober 2019 is het verzoek van [minderjarige 1] (samen met het verzoek van zijn broer [minderjarige 2] ) door de rechtbank behandeld.
Aanwezig daarbij waren:
- de moeder met haar advocaat;
- de stiefvader;
- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] , namens de gecertifieerde instelling;
- de heer [bijzonder curator 2] , de bijzondere curator van [minderjarige 2] ;
- mevrouw [bijzonder curator 1] de bijzondere curator van [minderjarige 1] .
De vader heeft in zijn brief aan de rechtbank van 17 oktober 2019 laten weten dat hij niet bij de zitting aanwezig zou zijn.

De feiten

- De vader en de moeder hebben een geregistreerd partnerschap gehad van 24 maart 2003
tot 13 december 2006.
- De vader en de moeder hebben samen het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] .
- [minderjarige 1] woont bij de moeder en de stiefvader.

Wat verzoekt [minderjarige 1] ?

[minderjarige 1] heeft in zijn brief en in zijn gesprek met de kinderrechter aangegeven dat hij graag wil dat zijn moeder alleen het gezag over hem heeft. Hij heeft al twee jaar geen contact meer met zijn vader. Zijn vader heeft geen toestemming gegeven voor traumabehandeling en ook heeft hij eerder zijn toestemming geweigerd voor de school van zijn broer [minderjarige 2] . [minderjarige 1] heeft het idee dat zijn vader hem dwars zit. Hij wil graag dat zijn moeder alleen de beslissingen kan nemen, omdat zij hem het beste kent.

Wat vinden de anderen van het verzoek van [minderjarige 1] ?

De vader heeft in zijn brief van 17 oktober 2019 de rechtbank gevraagd het verzoek van [minderjarige 1] toe te wijzen, omdat hij geen juridisch geschil met zijn eigen zoon wil hebben.
De moeder heeft op de zitting gezegd dat zij het verzoek van [minderjarige 1] steunt. Zij wil voor zichzelf en de kinderen rust.
Mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] heeft namens de gecertificeerde instelling op de zitting aangegeven geen standpunt in te nemen over het gezag van de ouders. Zij heeft aangegeven dat het belangrijk is dat er rust voor [minderjarige 1] komt.

Wat vindt de bijzondere curator van het verzoek?

Op de zitting en in haar verslag heeft mevrouw Van Teijlingen naar voren gebracht dat het duidelijk is dat de ouders er samen niet uitkomen. De jarenlange strijd tussen de ouders heeft ervoor gezorgd dat [minderjarige 1] mogelijk last heeft van een grote loyaliteitsstrijd en wellicht van ouderafwijzing, en er is daarom rust nodig. Om deze rust te krijgen is het nodig dat de moeder het eenhoofdig ouderlijk gezag krijgt. Mevrouw Van Teijlingen heeft benadrukt dat [minderjarige 1] in zijn gesprek met haar geen verklaring heeft kunnen geven waarom hij zo zwart/wit over zijn vader is. Hoe [minderjarige 1] op dit moment over zijn vader denkt, kan nadelig zijn voor zijn identiteitsontwikkeling. Het is daarom belangrijk dat de therapeut van de nog te starten behandeling van [minderjarige 1] hier aandacht voor heeft.

Wat vindt de rechtbank?

De rechtbank moet een beslissing nemen op grond van de wet en vindt dat is voldaan aan wat er in artikel 1:253aa en 1:25, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek staat.
Op grond van de wet en rechtspraak kan een kind zelf een verzoek doen om het gezag van een van de ouders te wijzigen. De rechtbank moet dan kijken of er sprake is van een onaanvaardbaar risico dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen.
De rechtbank is van oordeel dat [minderjarige 1] al klem en verloren is geraakt tussen de ouders. Het is verdrietig dat de ouders dit niet hebben kunnen voorkomen. De situatie is op dit moment zo dat het gezamenlijke gezag van de ouders ervoor zorgt dat er juridische procedures gevoerd worden, er geen toestemming wordt gegeven als dat nodig is en dat de nodige hulpverlening niet of te laat start. De strijd tussen de ouders heeft ervoor gezorgd dat [minderjarige 1] al lang geen contact heeft met zijn vader en dit op dit moment ook niet wil. Om ervoor te zorgen dat [minderjarige 1] de rust krijgt die hij wil en zich onbelast kan richten op zijn behandeltraject en schoolgang is het nodig dat de ouders niet meer samen het gezag over [minderjarige 1] hebben. Omdat [minderjarige 1] bij zijn moeder woont en er geen contact is tussen [minderjarige 1] en zijn vader, zal de rechtbank beslissen dat de moeder alleen het gezag over [minderjarige 1] krijgt.
De rechtbank vindt het wel heel belangrijk dat de vader op de hoogte wordt gehouden van de ontwikkeling van [minderjarige 1] . Ook al wordt het gezag gewijzigd, hij blijft altijd de vader van [minderjarige 1] . Het is daarom belangrijk dat de vader informatie krijgt over [minderjarige 1] en wat er in zijn leven gebeurt, zodat een eventueel toekomstig contact tussen hem en [minderjarige 1] niet wordt begrensd door een gebrek aan informatie. De rechtbank zal daarom de moeder verplichten om één keer per twee maanden per mail de vader te informeren over de schoolgang, therapie en sociale gebeurtenissen in het leven van [minderjarige 1] , zonder dat zij [minderjarige 1] hierbij betrekt. De rechtbank vindt het daarnaast belangrijk dat [minderjarige 1] zelf kan bepalen wanneer hij eventueel klaar is om contact te hebben met zijn vader.

De beslissing

De rechtbank
bepaalt dat voortaan alleen de moeder het gezag heeft over:
- [minderjarige 1] geboren op [geboortedag] 2005 in [geboorteplaats] ;
bepaalt dat de moeder met ingang van heden de vader één keer per twee maanden per mail informatie zal verschaffen over de ontwikkeling en het welzijn van [minderjarige 1] en daarbij zal voegen een kopie van het laatste schoolrapport en een goed gelijkende recente kleurenfoto;
beschouwt de werkzaamheden van mevrouw [bijzonder curator 1] als bijzondere curator van [minderjarige 1] voor deze procedure als beëindigd;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2019 door mr. drs. J.E.M.G. van Wezel, mr. P.J. Schreuder en mr. M.S. Vonck, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. van Dijk als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 11 november 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.