ECLI:NL:RBDHA:2019:12394
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Wijziging van het gezag van een minderjarige via de informele rechtsingang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2019 uitspraak gedaan over een verzoek tot wijziging van het gezag van de minderjarige [minderjarige 1]. Het verzoek is ingediend via de informele rechtsingang op 23 september 2019. [minderjarige 1] is in rechte vertegenwoordigd door mevrouw [bijzonder curator 1], de bijzondere curator. De belanghebbenden in deze zaak zijn de vader, de moeder en de stiefvader van [minderjarige 1]. De vader en de moeder hebben een geregistreerd partnerschap gehad van 24 maart 2003 tot 13 december 2006 en hebben samen het ouderlijk gezag over [minderjarige 1]. Momenteel woont [minderjarige 1] bij zijn moeder en stiefvader.
[minderjarige 1] heeft aangegeven dat hij graag wil dat zijn moeder alleen het gezag over hem heeft, omdat hij al twee jaar geen contact meer heeft met zijn vader. De vader heeft in zijn brief aan de rechtbank aangegeven het verzoek van [minderjarige 1] te steunen, terwijl de moeder op de zitting heeft verklaard dat zij het verzoek ook steunt. De bijzondere curator heeft in haar verslag aangegeven dat de jarenlange strijd tussen de ouders heeft geleid tot een loyaliteitsconflict voor [minderjarige 1].
De rechtbank heeft vastgesteld dat [minderjarige 1] klem en verloren is geraakt tussen de ouders en dat het gezamenlijke gezag leidt tot juridische procedures en een gebrek aan noodzakelijke hulpverlening. De rechtbank heeft daarom besloten dat de moeder alleen het gezag over [minderjarige 1] krijgt, met de verplichting om de vader op de hoogte te houden van de ontwikkeling van [minderjarige 1]. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 11 november 2019. Hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.