ECLI:NL:RBDHA:2019:12375
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (EMG) door CBR
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 november 2019 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.P. Nan. Het verzoek was gericht tegen de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De aanleiding voor het verzoek was een besluit van het CBR van 20 augustus 2019, waarin de verzoeker werd opgedragen een cursus over verantwoord rijgedrag te volgen, omdat hij op 26 juni 2019 met een snelheid van 108 km per uur door de bebouwde kom zou hebben gereden. De verzoeker stelde dat hij geen spoedeisend belang had bij de voorlopige voorziening, omdat de maand december voor hem de drukste periode van het jaar is en hij geen werkdagen kan missen voor de cursus.
De voorzieningenrechter overwoog echter dat het CBR de verzoeker de mogelijkheid had geboden om de cursusdagen, die oorspronkelijk waren vastgesteld op 3, 17, 24 december 2019 en 7 januari 2020, in overleg naar andere data te verplaatsen. Hierdoor was er volgens de voorzieningenrechter geen sprake van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wees het verzoek af, met de overweging dat, mocht de verzoeker uiteindelijk in het gelijk worden gesteld, hij de kosten van de cursus zou kunnen terugvorderen en mogelijk recht zou hebben op een schadevergoeding.
De uitspraak werd gedaan door mr. G.P. Kleijn, in aanwezigheid van griffier mr. H.G. Egter van Wissekerke, en werd in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.