ECLI:NL:RBDHA:2019:12367

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2019
Publicatiedatum
20 november 2019
Zaaknummer
C/09/581683 / JE RK 19-2558
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling van minderjarigen na echtscheiding en de rol van ouders en hulpverlening

In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 oktober 2019 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], naar aanleiding van een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De ouders van de kinderen, die in 2007 zijn getrouwd en in januari 2018 feitelijk uit elkaar zijn gegaan, hebben moeite om onbelast contact tussen de kinderen en hun vader te waarborgen na de echtscheiding. Ondanks de inzet van hulpverlening, waaronder Ouderschap Blijft, lukt het de ouders niet om de kinderen voldoende te stimuleren en te begeleiden in hun contact met de vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgen van de Raad gerechtvaardigd zijn en dat een ondertoezichtstelling voor de duur van negen maanden noodzakelijk is. De rechtbank heeft daarbij de ouders aangespoord om samen met de hulpverlening een zorgregeling op te stellen die het contact tussen de kinderen en hun vader normaliseert. De kinderrechter heeft besloten dat de kinderen onder toezicht worden gesteld van [naam GI] en dat de moeder de kinderen moet voorbereiden op het contact met de vader. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en kan binnen drie maanden na de uitspraak in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Familie
Meervoudige Kamer
Zaaksgegevens: C/09/581683 / JE RK 19-2558
Datum uitspraak: 16 oktober 2019

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 16 oktober 2019 ter zitting mondeling gedane en op 18 oktober 2019 schriftelijk bevestigde verzoek van:

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio [locatie] ,

hierna: de Raad,
betreffende:
-
[minderjarige 1], geboren op 8 [geboortedatum 1] 2008 te [geboorteplaats]
hierna: [minderjarige 1] ,
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2010 te [geboorteplaats]
hierna: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[X]

de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.B. Brouwer te Den Haag.

[Y] ,

de vader,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. N. Chedra te Amsterdam.

Het procesverloop

De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling in de procedure die thans nog ziet op de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken op 16 oktober 2019 mondeling de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verzocht.
Tijdens deze zitting zijn verschenen: de vader en de moeder bijgestaan door hun advocaten en mevrouw [medew. RvdK] namens de Raad.
De schriftelijke bevestiging van het mondeling verzoek – kenmerk [nr] – is op 18 oktober 2019 ingekomen bij de rechtbank.

Feiten

  • De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] 2007 te [huwelijksplaats]
  • De vader en de moeder zijn de ouders van:
o [minderjarige 1] , geboren op 8 [geboortedatum 1] 2008 te [geboorteplaats]
o [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2010 te [geboorteplaats]
  • De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen.
  • Deze rechtbank heeft bij beschikking van 2 mei 2018 in de voorlopige voorzieningenprocedure de ouders verwezen naar de voor hen bekende mediator om te trachten hun geschillen door middel van mediation tot een oplossing te brengen en de ouders verwezen naar ‘Expertisecentrum Complexe zorg’ voor toeleiding en doorverwijzing naar Ouderschap Blijft voor het onder begeleiding op gang brengen van de contacten tussen de vader en de kinderen.
  • Deze rechtbank heeft bij beschikking van 26 maart 2019 onder meer de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken en onder andere iedere verdere beslissing ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangehouden.

Verzoek

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de periode van negen maanden.
De ouders hebben ter zitting ingestemd met het verzochte.

Beoordeling

De Raad is van mening dat een ondertoezichtstelling voor de duur van negen maanden noodzakelijk is en dat er geen onderzoek meer nodig is zodat niet om een voorlopige ondertoezichtstelling wordt verzocht. De Raad heeft ter onderbouwing – kort weergegeven – het volgende aangevoerd. De Raad maakt zich zorgen over de kinderen omdat het de ouders, ondanks de langdurige inzet van Ouderschap Blijft, nog steeds niet lukt om ervoor te zorgen dat de kinderen na de echtscheiding onbelast contact hebben met hun vader. Hoewel de moeder wel de juiste intentie heeft, lukt het haar niet om de kinderen voldoende te stimuleren. Haar eigen spanning en angst lijken (mogelijk onbewust) te prevaleren en dat beïnvloedt de kinderen. Daardoor duurt de overdracht geregeld veel te lang, waardoor de contact periode tussen de kinderen en hun vader te kort is om tot een ontspannen ontmoeting te komen. Deze situatie duurt al veel te lang en is beschadigend voor de kinderen. De Raad vindt dat het contact tussen de ouders, de overdracht en de omgang genormaliseerd moeten worden. De ouders zijn niet in staat gebleken om dit samen, met hulpverlening in het vrijwillig kader, voor elkaar te krijgen.
De volgende doelen moeten volgens de Raad worden behaald om de zorgen af te wenden:
  • de kinderen hebben onbelast contact met beide ouders;
  • de moeder stimuleert het contact tussen de kinderen en de vader op een natuurlijke wijze;
  • de overdracht van de kinderen van de moeder naar de vader wordt genormaliseerd;
  • de vader kan op een passende manier invulling geven aan de zorgregeling;
  • de kinderen doorlopen een KIES training of vergelijkbare weerbaarheidstraining.
De rechtbank is, gelet op de stukken en wat er tijdens de zitting is besproken, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn. De rechtbank deelt de zorgen die de Raad naar voren heeft gebracht. De ouders zijn in januari 2018 feitelijk uit elkaar gegaan, maar het contact tussen de kinderen en hun vader is, nadat er ongeveer eerst een jaar geen contact is geweest en er vervolgens meerdere hulpverleners betrokken zijn bij het gezin, nog steeds niet hersteld. Naar het oordeel van de rechtbank is het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat de situatie tussen de ouders spoedig genormaliseerd zal zijn, zodat de kinderen onbelast contact hebben met hun beide ouders. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat de moeder van goede wil is maar dat vastgesteld moet worden dat het desondanks niet lukt. Van haar als de verzorgende ouder wordt op dit moment meer verwacht. Hoewel de ouders zich allebei inzetten voor een zorgregeling, lukt het hen tot op heden niet om samen met de hulpverlening van Jeugdformaat de gemaakte afspraken na te komen en zo tot een onbegeleide en structurele zorgregeling te komen.
Het is de bedoeling dat de moeder de kinderen voorbereid op het contact met de vader en ook aangeeft dat zij vrijwel direct na de begroeting weg zal gaan zodat de overdracht nooit langer dan maximaal 10 minuten zal duren. Ook dient zij tijdens deze contactmomenten het telefonisch contact met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] tot een minimum te beperken door aan te geven dat na afloop van het contactmoment met vader uitgebreid weer met moeder gesproken kan worden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 oktober 2019 hebben de ouders vervolgens wel een zorgregeling afgesproken waarbij de kinderen voorlopig iedere woensdag uit school (12.30 uur) tot 16.30 uur bij de vader zullen zijn, waarbij de vader de kinderen uit school haalt en om 16.30 uur bij de moeder brengt. De rechtbank is van oordeel dat het noodzakelijk is om verandering in de huidige situatie te brengen door middel van een ondertoezichtstelling. De rechtbank is van oordeel dat gedurende de ondertoezichtstelling bovengenoemde doelen moeten worden behaald, waarbij gedurende de periode van de ondertoezichtstelling toegewerkt wordt naar een zorgregeling waarbij de kinderen uiteindelijk om de week van vrijdag uit school tot maandag naar school, en de helft van de vakanties en feestdagen, bij hun vader zijn. [naam GI] kan bij de opbouw van deze zorgregeling een coördinerende en sturende rol op zich nemen én ervoor zorg dragen dat een KIES training (of een vergelijkbaar traject) voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt opgestart.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
*
stelt [minderjarige 1] , geboren op 8 [geboortedatum 1] 2008 te [geboorteplaats] , en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2010 te [geboorteplaats] , van 16 oktober 2019 tot 16 juli 2020
onder toezicht van [naam GI] ;
*
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2019 door mrs. J.M. Vink, L. Koper en A.M. Gruschke, kinderrechters, in tegenwoordigheid van
mr. M. Verkerk als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 29 oktober 2019 en ondertekend door de oudste rechter mr. L. Koper.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.