4.3.Volgens de Handleiding voor de toepassing van de RWN 2003 kan de minister besluiten tot intrekking van het Nederlanderschap indien de naturalisandus in het kader van de naturalisatieprocedure een valse verklaring heeft afgelegd, bedrog heeft gepleegd of relevante feiten heeft verzwegen. Bij "het verzwijgen van enig voor de verkrijging of verlening relevant feit" moet worden gedacht aan het verzwijgen van feiten, waarvan de betrokkene weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat ze van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het verzoek om naturalisatie. De intrekking van het Nederlanderschap is geen sanctie op de frauduleuze handelingen, maar heeft tot doel dat de gevolgen van het frauduleus handelen worden gecorrigeerd.
5. Eiseres heeft aangevoerd dat geen sprake is van het verzwijgen van relevante gegevens. Zij had rechtmatig verblijf. Het voornemen tot intrekking van haar verblijfsvergunning is geen relevant gegeven, nu dit voornemen geen rechtskracht heeft.
Niet in geschil is dat eiseres ten tijde van het afleggen van de optieverklaring bekend was met het voornemen tot intrekking van haar verblijfsvergunning en dat zij dit niet heeft gemeld. Uit artikel 6 van de RWN volgt dat het verblijfsrecht van een betrokkene van belang is bij de beoordeling van een optieverklaring. Gelet op deze wettelijke bepaling had eiseres redelijkerwijs moeten vermoeden dat bedoeld voornemen van belang kon zijn voor de beoordeling van haar verzoek om naturalisatie. De rechtbank overweegt dat bedoeld voornemen een relevant gegeven is, omdat dit deel uitmaakte van de procedure tot intrekking van haar verblijfsvergunning. Niet vereist is dat voor het bestaan van een relevant gegeven sprake moet zijn van een (in rechte vaststaand) besluit. Een medewerker gemeente Almere heeft verweerder op 27 juni 2017 telefonisch bevestigd dat, indien men op de hoogte was geweest van bedoeld voornemen, de bevestiging van de optieverklaring was aangehouden tot het moment dat op de lopende procedure tot intrekking va de verblijfsvergunning zou zijn beslist. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiseres relevante gegevens heeft verzwegen en dat de verkrijging van haar naturalisatie kon worden ingetrokken.
6. De rechtbank overweegt verder dat eiseres met de intrekking van haar Nederlandse nationaliteit, ook haar burgerschap van de Unie en de daaraan verbonden rechten verliest. Dit betekent dat moet worden beoordeeld of de intrekking in overeenstemming is met het evenredigheidsbeginsel, waarbij rekening moet worden gehouden met de gevolgen daarvan voor de situatie van eiseres uit het oogpunt van het Unierecht. Verweerder heeft verwezen naar het arrest Rottmann van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 2 maart 2010 (ECLI:EU:C:2010:104). Verweerder heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het verlies van de rechten als EU-burger in dit geval gerechtvaardigd is gezien de aard en de ernst van het verzwijgen van de relevante gegevens. De rechtbank overweegt dat het Rottmann-arrest verweerder, ook gelet op het tijdsverloop tussen de verkrijging van het Nederlanderschap en de intrekking daarvan, niet verplicht tot het maken van een verdergaande belangenafweging dan hij heeft gemaakt. In zowel het primaire- als het bestreden besluit heeft een belangenafweging plaatsgevonden. Niet is gebleken van een onevenredigheid zoals bedoeld in het arrest Rottmann.
7. Eiseres heeft ten slotte een beroep gedaan op artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat het belang van de Staat dat op juiste gronden het Nederlanderschap wordt verkregen prevaleert boven het belang van eiseres om het, op onjuiste gronden verkregen, Nederlanderschap te behouden. De intrekking van de verkrijging van het Nederlanderschap hoeft er niet toe te leiden dat eiseres Nederland dient te verlaten en hoeft geen onevenredige gevolgen te hebben voor het gezinsleven met haar echtgenoot en diens kinderen. Van dergelijke gevolgen is ook niet gebleken. Eiseres is bij besluit van 1 juni 2018 opnieuw in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier met een geldigheidsduur tot 15 februari 2023 en zij heeft tijdens de hoorzitting in het kader van het bezwaar verklaard dat haar persoonlijke omstandigheden hetzelfde zijn gebleven. Voorts heeft eiseres besloten om zich per 12 augustus 2018 uit te schrijven uit de Basisregistratie Personen (BRP) in verband met vertrek naar Suriname. De omstandigheid dat eiseres mogelijk eerder had kunnen opteren voor het Nederlanderschap, kan aan vorenstaande niet afdoen. Eiseres heeft daar bewust niet voor heeft gekozen.
8. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.