Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.de vennootschap onder firma [de V.O.F.],
[de vennoot],
1.De procedure
- de dagvaarding van 24 juni 2019, tevens houdende een verzoek tot het treffen van provisionele voorzieningen, met producties 1 tot en met 9;
- de conclusie van antwoord tevens incidentele conclusie tot voeging, met producties 1 tot en met 5;
- de conclusie van antwoord in het incident tot voeging tevens akte uitlating en overlegging productie, met productie 11.
2.Het geschil in de hoofdzaak
3.Het geschil in het voegingsincident
4.De beoordeling in het voegingsincident
in de oudere zaakgeen voeging meer kan worden gevraagd met de jongere zaak omdat daar reeds is geconcludeerd voor antwoord. Wanneer echter - zoals in het onderhavige geval - in de jongere zaak (de onderhavige hoofdzaak) voeging wordt gevraagd en dit door gedaagde in de hoofdzaak gebeurt vóór of tegelijkertijd met de conclusie van antwoord in de hoofdzaak, is dit tijdig. De stand van de procedure in de oudere zaak, maakt - met betrekking tot de vraag of het verzoek tot voeging tijdig is gedaan - geen verschil. Dat betekent dat Meydanim haar incidentele vordering tijdig en op de juiste wijze heeft ingesteld.