ECLI:NL:RBDHA:2019:12258
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Besluit tot weigering exploitatievergunning op basis van slecht levensgedrag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 november 2019 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een exploitatievergunning voor haar lunchroom in Waddinxveen had aangevraagd. De burgemeester van Waddinxveen, verweerder, had de aanvraag op 8 maart 2019 afgewezen, omdat verzoekster niet voldeed aan het vereiste dat zij niet in enig opzicht van slecht levensgedrag was. Dit besluit werd gedeeltelijk gegrond verklaard bij het bestreden besluit van 28 augustus 2019, maar verzoekster ging hiertegen in beroep.
Tijdens de zitting op 28 oktober 2019 is gebleken dat verweerder zich baseerde op een rapport van het Landelijk Bureau Bibob, waarin stond dat verzoekster in het politieregister was opgenomen en een voorwaardelijk sepot had gekregen wegens bedreiging. Daarnaast had zij zich schuldig gemaakt aan schuldheling. De voorzieningenrechter oordeelde dat de weigering van de vergunning niet in redelijkheid kon worden gehandhaafd, omdat de feiten en omstandigheden onvoldoende waren om te concluderen dat verzoekster in enig opzicht van slecht levensgedrag was. De voorzieningenrechter vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij verzoekster haar onderneming mocht blijven exploiteren als ware zij in het bezit van een exploitatievergunning.
De voorzieningenrechter merkte op dat de beoordeling van het levensgedrag discretionair is en dat er geen duidelijke definitie van 'slecht levensgedrag' in de Algemene plaatselijke verordening Waddinxveen (APV) is gegeven. Bovendien had verzoekster een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) ontvangen, wat ook in de beoordeling van de exploitatievergunning betrokken had moeten worden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester niet had aangetoond dat verzoekster niet voldeed aan de eisen voor de vergunning en dat de weigering op onterecht gebaseerde gronden was.