ECLI:NL:RBDHA:2019:12256
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en geloofwaardigheidsbeoordeling van een Iraanse vreemdeling met psychische problemen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 november 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraanse vreemdeling, eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag, ingediend op 2 januari 2016, werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 19 mei 2017 afgewezen als ongegrond, met als argument dat de geloofwaardigheid van de door eiser opgegeven identiteit en zijn relaas niet voldoende was aangetoond. Eiser, die psychische problemen had en in een psychiatrische kliniek was opgenomen, stelde dat zijn bekering tot het christendom en de daaruit voortvloeiende activiteiten hem in gevaar zouden brengen bij terugkeer naar Iran.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de psychische gesteldheid van eiser een belangrijk onderdeel van zijn asielrelaas is. Eiser had verklaard dat hij zich had bekeerd tot het christendom na een ontmoeting met een taxichauffeur, en dat hij vreesde voor vervolging door de Iraanse autoriteiten vanwege zijn geloof. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de ziektecomponent van eiser ongeloofwaardig was geacht, en dat dit een motiveringsgebrek opleverde dat de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling aantastte. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris een nieuwe integrale geloofwaardigheidsbeoordeling moest uitvoeren, waarbij ook de medische situatie van eiser in acht genomen moest worden.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de Staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.280,-.