ECLI:NL:RBDHA:2019:12156
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering aftrek specifieke zorgkosten door de Belastingdienst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de inspecteur van de Belastingdienst over de aftrek van specifieke zorgkosten. Eiseres had een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd gekregen voor het jaar 2016, waartegen zij bezwaar had gemaakt. De inspecteur handhaafde de aanslag, waarna eiseres beroep instelde. Tijdens de zitting op 31 oktober 2019 werd eiseres vertegenwoordigd door haar gemachtigde en een kantoorgenoot.
De rechtbank oordeelde dat de aftrek van specifieke zorgkosten voor elk jaar opnieuw beoordeeld dient te worden, en dat eiseres de bewijslast heeft om aan te tonen dat zij recht heeft op de gevraagde aftrek. Eiseres had echter geen bewijsstukken overgelegd ter onderbouwing van haar claim voor specifieke zorgkosten, die zij had gemaakt in verband met medicinale cannabis. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat de kosten in aanmerking genomen moesten worden voor aftrek. De inspecteur had de kosten dan ook terecht niet in aftrek toegelaten.
De rechtbank wees eiseres op de mogelijkheid om een verzoek om ambtshalve vermindering in te dienen bij de Belastingdienst, mits zij daarbij een onderbouwing van de gemaakte zorgkosten verstrekt. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.