ECLI:NL:RBDHA:2019:12156

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2019
Publicatiedatum
18 november 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5735
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering aftrek specifieke zorgkosten door de Belastingdienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de inspecteur van de Belastingdienst over de aftrek van specifieke zorgkosten. Eiseres had een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd gekregen voor het jaar 2016, waartegen zij bezwaar had gemaakt. De inspecteur handhaafde de aanslag, waarna eiseres beroep instelde. Tijdens de zitting op 31 oktober 2019 werd eiseres vertegenwoordigd door haar gemachtigde en een kantoorgenoot.

De rechtbank oordeelde dat de aftrek van specifieke zorgkosten voor elk jaar opnieuw beoordeeld dient te worden, en dat eiseres de bewijslast heeft om aan te tonen dat zij recht heeft op de gevraagde aftrek. Eiseres had echter geen bewijsstukken overgelegd ter onderbouwing van haar claim voor specifieke zorgkosten, die zij had gemaakt in verband met medicinale cannabis. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat de kosten in aanmerking genomen moesten worden voor aftrek. De inspecteur had de kosten dan ook terecht niet in aftrek toegelaten.

De rechtbank wees eiseres op de mogelijkheid om een verzoek om ambtshalve vermindering in te dienen bij de Belastingdienst, mits zij daarbij een onderbouwing van de gemaakte zorgkosten verstrekt. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 19/5735

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 november 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.J. de Rijke),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2016 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 februari 2019 de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2019.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.A.A. van Tongeren kantoorgenoot van de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] en [B] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres heeft op 10 april 2017 aangifte IB/PVV 2016 gedaan. In de aangifte heeft eiseres haar UWV uitkering vermeld als inkomen uit tegenwoordige dienstbetrekking.
2. Met dagtekening 15 mei 2018 heeft verweerder aan eiseres een voornemen tot afwijken verzonden. Verweerder heeft daarbij aan eiseres meegedeeld dat de UWV uitkering als inkomen uit vroegere dienstbetrekking dient te worden behandeld. Op 29 juni 2018 heeft verweerder conform het voornemen tot afwijken een aanslag IB/PVV 2016 opgelegd.
3. Eiseres heeft hiertegen op 3 juli 2018 bezwaar gemaakt. Tijdens de bezwaarfase heeft eiseres aan verweerder laten weten dat zij zorgkosten heeft gemaakt die zij in aftrek wil brengen in het jaar 2016. Verweerder heeft daarop om bewijsstukken gevraagd. Eiseres heeft daarop gereageerd. In de uitspraak op bezwaar heeft verweerder de zorgkosten niet in aftrek toegelaten.
Geschil4. In geschil is of verweerder terecht aftrek wegens uitgaven voor specifieke zorgkosten heeft geweigerd.
5. Eiseres stelt dat zij recht heeft op aftrek van specifieke zorgkosten. Ter onderbouwing van haar standpunt voert eiseres aan dat zij kosten maakt in verband met het ophalen van de door een arts voorgeschreven medicinale cannabis. Voorts stelt eiseres dat verweerder in 2015 de kosten wel in aftrek heeft toegelaten derhalve heeft eiseres ook voor 2016 recht op aftrek van de kosten aangezien de situatie hetzelfde is.
6. Verweerder heeft de stellingen van eiseres gemotiveerd weersproken.
Beoordeling van het geschil
7. De rechtbank stelt voorop dat, anders dan eiseres stelt, de aftrek specifieke zorgkosten voor elk jaar opnieuw beoordeeld dient te worden. Immers, de gemaakte zorgkosten kunnen per jaar verschillen. Eiseres heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat in 2015 door verweerder een beslissing is genomen waaraan zij het vertrouwen mocht ontlenen dat zij in volgende jaren een soortgelijk bedrag in aftrek mocht nemen. Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet.
8. Op grond van artikel 6.17, eerste lid, onderdeel b van de Wet Inkomstenbelasting 2001 zijn uitgaven voor specifieke zorgkosten uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor vervoer. Tot uitgaven voor vervoer behoren onder meer uitgaven voor vervoer die zijn gedaan in rechtstreeks verband met het verkrijgen van genees-, heel- of verloskundige hulp, zoals uitgaven voor vervoer gedaan door een zieke of invalide voor het ondergaan van een medische behandeling of het bezoeken van een arts.
9. De rechtbank stelt voorop dat op eiseres de bewijslast rust om aannemelijk te maken dat zij recht heeft op de door haar gevraagde aftrek voor specifieke zorgkosten. De specifieke zorgkosten, waarvoor eiseres aftrek claimt heeft zij niet met bewijsstukken onderbouwd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiseres de opgevoerde specifieke zorgkosten niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft de kosten dan ook terecht niet in aftrek toegelaten.
10. Ten overvloede wijst de rechtbank eiseres op de mogelijkheid om voor het onderhavige jaar een verzoek om ambtshalve vermindering in te dienen bij verweerder. Voor een inhoudelijke behandeling van het geschil is het dan van belang dat eiseres bij het verzoek een onderbouwing van de door haar gemaakte zorgkosten verstrekt aan verweerder.
11. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard.
Proceskosten
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Kouwenhoven, rechter, in aanwezigheid van
mr. P. Jasperse, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
25 november 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.