ECLI:NL:RBDHA:2019:12149

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2019
Publicatiedatum
15 november 2019
Zaaknummer
C/09/574027 / FA RK 19-3825
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging partneralimentatie en samenwoning als gehuwd

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 oktober 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de partneralimentatie. De man, vertegenwoordigd door mr. W.J. Vroegindeweij, verzocht om de alimentatieverplichting te laten vervallen of op nihil te stellen, omdat de vrouw, vertegenwoordigd door mr. E.H. de Milliano - Machielse, samenwoont met een nieuwe partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen van 1996 tot 2017 gehuwd zijn geweest en dat de alimentatieverplichting van de man in het convenant is vastgelegd. De man stelde dat de vrouw samenwoont als ware zij gehuwd, wat volgens hem een wijziging van omstandigheden zou betekenen. De vrouw ontkende dit en voerde aan dat haar nieuwe partner in Drenthe woont en slechts af en toe bij haar verblijft.

De rechtbank heeft de stellingen van de man beoordeeld aan de hand van de vereisten van artikel 1:160 BW, dat een restrictieve uitleg vereist. De rechtbank oordeelde dat de man niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat de vrouw samenwoont met haar nieuwe partner. De enkele aanwezigheid van de auto van de nieuwe partner in de buurt van de woning van de vrouw was onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van samenwoning. Ook de argumenten over wederzijdse verzorging en gemeenschappelijke huishouding werden door de rechtbank verworpen, omdat de man niet aan zijn verzwaarde stelplicht voldeed.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de man om de partneralimentatie te wijzigen afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de vrouw geen behoefte meer had aan de alimentatie. De beslissing werd genomen door rechter mr. J.M. Vink, met mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in zaken rondom alimentatie en samenwoning.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 19-3825
Zaaknummer: C/09/574027
Datum beschikking: 21 oktober 2019

Alimentatie

Beschikking op het op 17 mei 2019 ingekomen verzoek van:

[Y] ,

de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. W.J. Vroegindeweij te Katwijk aan Zee.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X]

de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.H. de Milliano - Machielse te Katwijk.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het faxbericht d.d. 27 mei 2019 van de zijde van de vrouw;
  • het verweerschrift;
  • de brief van 19 september 2019 met bijlagen van de zijde van de man;
  • het f-formulier d.d. 25 september 2019 met bijlagen van de zijde van de vrouw.
Op 4 oktober 2019 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de man met zijn advocaat;
  • de vrouw met haar advocaat.
Beide advocaten hebben pleitnotities overgelegd.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de man luidt - na wijziging van zijn verzoek ter zitting - om met wijziging van na te melden beschikking en echtscheidingsconvenant, met ingang van 20 december 2017, danwel met ingang van 1 september 2018, danwel de datum van indiening van het verzoekschrift, primair te bepalen dat de alimentatieverplichting van de man van rechtswege is vervallen, subsidiair de partneralimentatie op nihil te stellen, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De man stelt als grond voor dit verzoek een wijziging van omstandigheden waardoor na te melden beschikking niet langer voldoet aan de wettelijke maatstaven.
De vrouw voert verweer dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Feiten

  • Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest van [huwelijksdatum] 1996 tot [scheidingsdatum] 2017.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van [beschikking echtscheiding] 2017 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is bepaald dat het aangehechte convenant en ouderschapsplan deel uitmaken van de beschikking.
  • In het convenant, dat partijen op 27 januari 2017 hebben gesloten, is onder artikel 2.2 bepaald dat de man een partneralimentatie van € 250,- per maand bruto aan de vrouw zal voldoen. Onder 2.5 zijn partijen voorts het volgende overeengekomen:
  • Als gevolg van de wijziging van rechtswege op grond van artikel 1:402a van het Burgerlijk Wetboek bedraagt de door de man te betalen partneralimentatie sinds

Beoordeling

Beoordelingskader
Partijen hebben in artikel 2.5 van het door hen gesloten convenant in afwijking van artikel
1:160 BW opgenomen dat de alimentatieverplichting van de man zal worden opgeschort, wanneer is voldaan aan de in datzelfde artikel genoemde voorwaarde. Niet in geschil tussen partijen is dat niet is voldaan aan de overeengekomen voorwaarde. Dat maakt dat de rechtbank het verzoek van de man niet zal beoordelen op grond van het tussen partijen gesloten convenant maar op grond van het bepaalde in artikel 1:160 BW.
Samenleven als waren zij gehuwd
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat artikel 1:160 BW restrictief moet worden uitgelegd en dat voor de alimentatieplichtige een verzwaarde stelplicht geldt. Van samenwonen in de zin van artikel 1:160 BW kan pas sprake zijn indien sprake is van een affectieve relatie van duurzame aard die meebrengt dat wederzijdse verzorging plaatsvindt, sprake is van samenwoning en van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. De onderdelen wederzijdse verzorging en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding impliceren een zekere verstrengeling in die zin dat betrokkenen financieel en/of anderszins elkaar het nodige verschaffen. Volgens vaste rechtspraak moet ieder vereiste voor de toepassing van artikel 1:160 BW afzonderlijk worden gesteld en zonodig bewezen. De omstandigheid dat aan sommige voorwaarden van artikel 1:160 BW is voldaan heeft geen invloed op de stelplicht en bewijslast ter zake van de andere voorwaarden van die bepaling. De restrictieve uitleg brengt mee dat niet snel mag worden aangenomen dat aan die vereisten is voldaan.
Duurzame affectieve relatie
Tussen partijen is niet in geschil dat de vrouw sinds enige tijd een duurzame affectieve relatie heeft met haar nieuwe partner. De rechtbank zal daarvan uitgaan.
Samenwoning
De man heeft als hoofdreden voor de samenwoning van de vrouw aangevoerd dat de zoon van partijen, [naam zoon] , in een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming, heeft verklaard dat zijn gezin bestaat uit ‘moeder, vriend van de moeder en drie kinderen’, en dat hieruit volgt dat de vrouw samenwoont. Volgens de vrouw woont haar nieuwe partner in een woning bij zijn moeder op het erf in Drenthe waar hij ook ingeschreven is. Wel verblijft hij, in de basis, om het weekend bij de vrouw.
Deze kale stelling van de man is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de conclusie te dragen dat de vrouw zou samenleven als ware zij gehuwd. Daarbij merkt de rechtbank op dat verklaringen van de kinderen van partijen, en des te meer van op dat moment nog minderjarige kinderen van partijen, niet in het kader van een dergelijke procedure ingebracht zouden moeten worden.
Ook heeft de man diverse foto’s overgelegd waarop te zien is dat de auto of de vrachtwagen van de nieuwe partner van de vrouw in de buurt van de woning van de vrouw staat. Hieruit kan volgens de man ook worden afgeleid dat de vrouw met haar nieuwe partner samenwoont. De door de man overgelegde foto’s zijn voorzien van een handgeschreven datum en volgens de man met name genomen in de periode van 25 mei 2019 tot en met 23 juni 2019. De vrouw heeft aangegeven dat de handgeschreven datering van de foto’s niet kan worden gecontroleerd. Daarbij heeft zij ter zitting aangegeven dat haar nieuwe partner in de periode rond juni 2019 vaker bij haar thuis was dan anders omdat de vrouw zich onveilig voelde in haar eigen huis. Volgens haar hing de man in die periode veelvuldig rond bij haar huis, als gevolg waarvan de vrouw haar nieuwe partner heeft gevraagd om vaker bij haar te zijn. De vrouw heeft in deze periode vervolgens een camera opgehangen, waarna de rust rond haar woning, volgens haar, is weergekeerd.
De rechtbank is van oordeel dat, mede in het licht van de betwisting door de vrouw van het samenwonen, de aanwezigheid van de auto of vrachtwagen van de nieuwe partner in de buurt van de woning van de vrouw in een bepaalde periode onvoldoende is om de stelling te dragen dat de vrouw samenwoont.
Wederzijdse verzorging en gemeenschappelijke huishouding
De man meent dat sprake is van wederzijdse verzorging omdat de nieuwe partner van de vrouw samen met de vrouw de hypothecaire lening heeft afgesloten op de voormalige echtelijke woning. Volgens de man kan het niet anders, gelet op het bij hem bekende inkomen van de vrouw van € 9.000,- per jaar, dan dat er sprake is van financiële verstrengeling en daarmee van een gemeenschappelijke huishouding. De vrouw heeft verklaard dat haar nieuwe partner weliswaar borg staat voor de hypothecaire lening, maar dat hij tot op heden geen enkele betaling aan die lening heeft verricht. Zonder borgstelling had de vrouw geen hypothecaire lening kunnen krijgen. De woning is echter alleen op naam van de vrouw gezet, omdat de vrouw daar met de kinderen woont. De man heeft zijn stelling, na die gemotiveerde betwisting niet nader onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat een borgstelling onvoldoende is om financiële verstrengeling aan te nemen.
De man heeft ook gesteld dat de nieuwe partner van de vrouw meegaat op vakanties en bij etentjes en verjaardagen aanwezig is. Hieruit is volgens de man ook het voeren van een gezamenlijke huishouding door wederzijdse verzorging af te leiden, omdat deze activiteiten gezamenlijk bekostigd zullen worden. De vrouw heeft aangegeven dat zij, omdat zij een affectieve relatie heeft met haar nieuwe partner, met hem op vakantie gaat en hij bij festiviteiten van het gezin van de vrouw aanwezig is. Volgens de vrouw betekent dit niet dat haar nieuwe partner de kosten voor deze activiteiten deelt met de vrouw. De vrouw betaalt voor haar gezin en haar nieuwe partner alleen voor zijn eigen aandeel.
De rechtbank komt, gelet op het voorgaande, dan ook tot het oordeel dat de man niet heeft voldaan aan zijn verzwaarde stelplicht om aan te kunnen nemen dat de vrouw met haar nieuwe partner zou samenwonen als waren zij gehuwd. Het verzoek van de man om te bepalen dat de partneralimentatie van rechtswege per één van de verzochte data is vervallen, zal dan ook worden afgewezen.
Behoefte van de vrouw
De man heeft subsidiair verzocht om de partneralimentatie op nihil te stellen omdat de vrouw geen behoefte meer zou hebben aan die bijdrage. Dat de vrouw geen behoefte meer zou hebben aan een bijdrage, komt volgens de man omdat zij samenleeft met haar nieuwe partner en deze nieuwe partner de vrouw financieel verzorgt. Deze financiële verzorging ziet er met name op dat de nieuwe partner de hypothecaire lening samen met de vrouw is aangegaan en dat de vrouw haar verplichting uit het convenant heeft kunnen nakomen. Zij heeft op grond van artikel 4:11 van het convenant de man een bedrag van € 10.000,- moeten uitbetalen vanwege overbedeling. Volgens de man kan de vrouw dit bedrag niet op eigen kracht hebben betaald en moet haar nieuwe partner hebben geholpen.
De vrouw heeft ter zitting aangegeven dat zij zelfstandig de hypotheeklasten kan voldoen op basis van haar huidige inkomen, inclusief toeslagen en de alimentatie van afgerond € 1.700,-. Volgens haar hebben partijen in het kader van de echtscheiding afgesproken dat de vrouw met de kinderen van partijen in de voormalige echtelijke woning zou blijven wonen tot dochter [naam dochter] achttien jaar zou zijn. De vrouw heeft zich tot het uiterste ingespannen om dit mogelijk te maken, hetgeen uiteindelijk is gelukt mede via de constructie waarmee haar nieuwe partner borg heeft willen staan voor de hypothecaire lening.
Zoals reeds overwogen acht de rechtbank een borgstelling onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van financiële verzorging door de nieuwe partner van de man. Nu er anderszins niets concreets is gesteld op grond waarvan die financiële verzorging kan worden aangenomen en de vrouw vervolgens gemotiveerd heeft betwist dat sprake is van financiële verzorging, zal ook het subsidiaire verzoek van de man worden afgewezen. Er is immers onvoldoende gesteld om tot de conclusie te kunnen komen dat de vrouw geen behoefte meer zou hebben aan een bijdrage van de man.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het door de man verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. Vink, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 oktober 2019.