ECLI:NL:RBDHA:2019:12139

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2019
Publicatiedatum
15 november 2019
Zaaknummer
NL19.22849
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Italië en bijzondere kwetsbaarheid van verzoekster en haar dochter

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 november 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Nigeriaanse verzoekster, die samen met haar minderjarige dochter asiel heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de asielaanvraag van verzoekster niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat zij en haar dochter aan Italië worden overgedragen, zolang er geen uitspraak is gedaan op het beroep.

Tijdens de zitting op 23 oktober 2019 heeft verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde, haar situatie toegelicht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster en haar dochter als 'bijzonder kwetsbare' asielzoekers moeten worden aangemerkt, zoals bedoeld in het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Tarakhel. Dit is onderbouwd met medische stukken en de bijzondere familieomstandigheden, waaronder het risico op vrouwenbesnijdenis.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het niet kan worden uitgesloten dat de staatssecretaris individuele garanties voor verzoekster en haar dochter aan Italië moet vragen voordat tot overdracht kan worden overgegaan. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, het bestreden besluit geschorst en bepaald dat verzoekster en haar dochter niet aan Italië mogen worden overgedragen totdat op het beroep is beslist. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 1.024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.22849

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , verzoekster

mede ten behoeve van haar minderjarige kind
[naam 2]
(gemachtigde: mr. C.G. Matze),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 26 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoekster niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.22848, plaatsgevonden op 23 oktober 2019. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Madu. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verzoekster heeft een voorlopige voorziening gevraagd ter voorkoming van overdracht aan Italië, zolang geen uitspraak is gedaan op het beroep tegen het bestreden besluit.
2. Verzoekster stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] . Haar dochter [naam 2] is op [geboortedatum 2] geboren.
3. De dochter van verzoekster is prematuur geboren en er waren complicaties bij de bevalling. Verzoekster heeft dit met medische stukken onderbouwd. Daarnaast is er sprake van bijzondere familieomstandigheden. Mede daardoor lopen verzoekster en haar dochter risico op vrouwenbesnijdenis. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat verzoekster en haar dochter moeten worden aangemerkt als ‘bijzonder kwetsbare’ asielzoekers, als bedoeld in het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Tarakhel [1] .
4. Onlangs heeft het EHRM een aantal
interim measuresgetroffen:
 M.T. tegen Nederland van 6 september 2019 (no. 46595/19);
 V.A. tegen Nederland van 16 september 2019 (no. 48062/19):
 F.O. tegen Nederland van 16 september 2019 (no. 48125/19);
 A.S. tegen Nederland van 17 september 2019 (no. 48397/19), en
 S.O. tegen Nederland van 24 september 2019 (no. 49569/19).
5. Uit de door het EHRM gestelde vragen kan worden afgeleid dat aan de orde is of bijzonder kwetsbare vreemdelingen zonder individuele garanties aan Italië kunnen worden overgedragen op grond van de Dublinverordening. In de zaak M.T. tegen Nederland heeft verweerder de vragen op 20 september 2019 beantwoord. Niettemin heeft het EHRM de
interim measurein die zaak verlengd.
6. Dit betekent dat niet kan worden uitgesloten dat verweerder individuele garanties voor verzoekster en haar dochter aan Italië moet vragen met betrekking tot opvang- en andere voorzieningen, alvorens tot overdracht kan worden overgegaan.
7. De voorzieningenrechter wijst om die reden het verzoek om voorlopige voorziening toe, schorst het bestreden besluit en bepaalt dat verzoekster niet mag worden overgedragen aan Italië totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist.
8. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
 treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoekster niet mag worden overgedragen aan Italië totdat is beslist op het beroep;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.024 (duizendvierentwintig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Het arrest van 4 november 2014 in de zaak Tarakhel tegen Zwitserland, nr. 29217/12, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712