Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
De rechtbank oordeelt als volgt.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser, een Ugandees, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis op 3 juli 2018 was afgewezen. De staatssecretaris stelde dat de feitelijke gezinsband tussen eiser en zijn referent, die op 12 september 2017 een verblijfsvergunning asiel had gekregen, als verbroken moest worden beschouwd. Eiser betoogde dat er onvoldoende rekening was gehouden met de bijzondere omstandigheden van zijn geval, en dat referent ten onrechte niet was gehoord in bezwaar.
De rechtbank heeft op 24 oktober 2019 uitspraak gedaan. Eiser was van mening dat de staatssecretaris ten onrechte had geconcludeerd dat de feitelijke gezinsband verbroken was. Hij voerde aan dat referent, toen hij naar Nederland kwam, niet op de hoogte was van de situatie van eiser en ervan uitging dat eiser dood was. Later was het contact hersteld en de relatie voortgezet. De rechtbank oordeelde echter dat de referent op het moment van binnenkomst in Nederland al ongeveer een half jaar geen contact had gehad met eiser en dat hij tijdens zijn asielprocedure herhaaldelijk had verklaard geen relatie te hebben.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had vastgesteld dat de feitelijke gezinsband op het peilmoment verbroken was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.