ECLI:NL:RBDHA:2019:12118
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van procesbelang in een bestuursrechtelijke procedure inzake rechtmatig verblijf van een Poolse eiser
In deze zaak heeft eiser, een Poolse nationaliteit, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd vastgesteld dat hij geen rechtmatig verblijf had in Nederland. Eiser heeft sinds 2008 afwisselend in Nederland verbleven, maar werd op 31 augustus 2016 uitgezet naar Polen. Na een korte terugkeer naar Nederland, ontving hij op 28 maart 2018 een besluit dat hem opdroeg Nederland binnen vier weken te verlaten. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 18 oktober 2019 bleek dat eiser mogelijk geen procesbelang meer had, aangezien hij sinds juli 2019 geen contact meer had gehad met zijn gemachtigde en niet duidelijk was of hij nog in Nederland verbleef.
De rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of eiser nog procesbelang had bij de beoordeling van zijn beroep. Gezien de omstandigheden, waaronder het feit dat het bestreden besluit enkel vaststelde dat eiser op dat moment niet in Nederland verbleef, concludeerde de rechtbank dat eiser geen procesbelang had. De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat het niet duidelijk was welk resultaat eiser nastreefde en welke feitelijke betekenis een inhoudelijke behandeling van zijn beroep zou hebben. De rechtbank wees ook op het feit dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert en is openbaar uitgesproken op 24 oktober 2019. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.