ECLI:NL:RBDHA:2019:12052

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2019
Publicatiedatum
14 november 2019
Zaaknummer
NL19.21368
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende aanvraag verblijfsvergunning asiel op basis van doopakte zonder relevante nieuwe elementen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 september 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de opvolgende aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had zijn aanvraag ingediend op basis van een doopakte, maar de rechtbank oordeelde dat deze doopakte geen relevante nieuwe elementen of bevindingen bevatte die aanleiding gaven voor een andere beslissing dan de eerdere afwijzing van zijn asielaanvraag. De rechtbank stelde vast dat de doopakte geen identificerend document was, omdat het ontbrak aan een pasfoto en handtekening. Bovendien was de authenticiteit van het document niet vastgesteld door Bureau Documenten.

Tijdens de zitting, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een telefonische tolk aanwezig was, werd duidelijk dat eiser niet kon aantonen hoe hij aan de doopakte was gekomen. De verklaringen van de gestelde broer en zus van eiser hielpen niet om zijn identiteit aannemelijk te maken. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht niet-ontvankelijk was verklaard, waarbij de bewijslast bij eiser lag, gezien het feit dat het om een opvolgende aanvraag ging. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter J.F.I. Sinack in aanwezigheid van griffier A.E. Paulus. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.21368
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Bruin).

ProcesverloopBij besluit van 3 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de opvolgende aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.21369, plaatsgevonden op 27 september 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen D. van de Fliert, van NIDOS. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting heeft als telefonische tolk opgetreden C. Tayeb.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Ter beoordeling staat de vraag of verweerder met de juiste motivering heeft geoordeeld dat eiser geen relevante nieuwe elementen of bevindingen heeft gesteld die aanleiding geven voor een andere beslissing op de asielaanvraag van eiser dan de eerdere afwijzing.
2. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht geconcludeerd dat de overgelegde doopakte als zodanig geen relevante nieuwe elementen of bevindingen oplevert en evenmin in samenhang met de verklaringen van de gestelde broer en zus van eiser.
3. Daarbij is van belang dat de doopakte geen identificerend document is, omdat hierop een pasfoto en een handtekening ontbreekt. Verweerder heeft er bovendien op kunnen wijzen dat Bureau Documenten de authenticiteit van het document niet heeft kunnen vaststellen. Verder heeft eiser niet inzichtelijk weten te maken hoe hij aan de doopakte is gekomen. Verweerder heeft in dat verband terecht gewezen op de verklaring van eiser dat hij niet weet wanneer hij de doopakte heeft gekregen, noch hoe zijn moeder in het bezit is gekomen van het document, aan wie zijn moeder de doopakte heeft meegegeven en hoe het document vervolgens bij eisers broer terecht zou zijn gekomen.
4. De verklaringen van de gestelde broer en zus van eiser laten onverlet dat het aan eiser is om aannemelijk te maken wie hij is en dat hij degene is over wie door de broer en zus is verklaard.
5. Verweerder heeft de aanvraag dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Voor zover eiser stelt dat dit besluit onevenredig is, wijst de rechtbank erop dat het hier een opvolgende aanvraag betreft, waarbij de bewijslast meer dan in de eerste procedure bij eiser ligt.
6. Het beroep is dan ook ongegrond.
7. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Paulus, griffier, op 27 september 2019.
Dit proces-verbaal is digitaal ondertekend en aan partijen toegestuurd op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.