ECLI:NL:RBDHA:2019:12050
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheid Italië onder Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 september 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat Italië eerder drie asielaanvragen van de eiser had behandeld en dat de Italiaanse autoriteiten hadden ingestemd met zijn terugname.
De rechtbank overwoog dat de Italiaanse autoriteiten de asielaanvraag opnieuw zouden behandelen, met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen. De eiser had aangevoerd dat hij slachtoffer was van mensenhandel en vreesde voor zijn veiligheid in Italië, maar de rechtbank oordeelde dat deze stellingen niet voldoende onderbouwd waren. De eiser had zijn psychische klachten niet medisch onderbouwd, en de rechtbank concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat de Italiaanse autoriteiten de eiser niet konden of wilden beschermen.
De rechtbank oordeelde verder dat de eiser niet als bijzonder kwetsbare asielzoeker kon worden aangemerkt, en dat het beroep op het Tarakhel-arrest niet opging. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter Sinack, in aanwezigheid van griffier Paulus, en partijen werden op de hoogte gesteld van de uitspraak.