ECLI:NL:RBDHA:2019:12048

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2019
Publicatiedatum
14 november 2019
Zaaknummer
NL19.22845
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: beoordeling van kwetsbaarheid van eiser in relatie tot Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een alleenstaande man van Nigeriaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 17 oktober 2019 heeft eiser zijn situatie toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat hij openlijk als homoseksuele man leeft en vreesde voor zijn veiligheid in Italië, dat hij als een racistisch en homofoob land beschouwt. Eiser stelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom hij niet als kwetsbaar persoon werd aangemerkt, in het licht van het Tarakhel-arrest, en dat er garanties nodig waren voor zijn veilige opvang in Italië.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als bijzonder kwetsbaar moet worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat er geen motiveringsgebrek was en dat de verklaringen van eiser tijdens het aanmeldgehoor niet wezenlijk aantonen dat hij in Italië slachtoffer is geworden van onmenselijke of vernederende behandelingen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij ook is opgemerkt dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. Holierhoek, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen een week na bekendmaking in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.22845

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiser

(gemachtigde: mr. C.G. Matze),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 26 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak met kenmerk NL19.22845, plaatsgevonden op 17 oktober 2019. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum 1] en de Nigeriaanse nationaliteit te bezitten. Op 21 mei 2019 heeft eiser de onderhavige aanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft de aanvraag op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) niet in behandeling genomen. In dit artikel is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [1] ) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om terugname gedaan, omdat eiser eerder in Italië om internationale bescherming heeft verzocht. Italië heeft niet tijdig op dit verzoek gereageerd, zodat er sprake is van een fictief akkoord. De verantwoordelijkheid van Italië voor de behandeling van eisers asielaanvraag is daarmee vast komen te staan.
3. In zijn beroepsgronden heeft eiser aangevoerd dat hij en zijn gestelde echtgenote [naam 2] , met wie hij Nederland is ingereisd, inmiddels uit elkaar zijn. Volgens eiser leeft hij nu openlijk als homoseksuele man.
Italië is, zoals hij zelf ervaren heeft, een racistisch en homofoob land. Na overdracht vreest hij in een situatie terecht te zullen komen waartegen de Italiaanse autoriteiten hem niet zullen beschermen. Eiser is van mening dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij geen kwetsbaar persoon is in de zin van het Tarakhel-arrest [2] , terwijl verweerder blijkens het voornemen van zijn geaardheid op de hoogte is. Verweerder dient voorafgaand aan een eventuele overdracht garanties te krijgen over zijn veilige opvang.
4. Ter zitting heeft gemachtigde van eiser desgevraagd verklaard dat eiser en zijn gestelde echtgenote sinds vijf dagen weer bij elkaar zijn. Vervolgens heeft gemachtigde meegedeeld dat de beroepsgronden onverkort worden gehandhaafd en heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5. Verweerder heeft zich in reactie hierop desgevraagd op het standpunt gesteld dat eiser als alleenstaande man wordt aangemerkt en dat een eventuele overdracht van eiser aan Italië als zodanig zal plaatsvinden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Eiser, zijn gestelde echtgenote en het kind dat in Nederland op [geboortedatum 2] is geboren, vormden bij het uitbrengen van het voornemen een gezin. In de zienswijze hebben zij zich dan ook beroepen op de slechte situatie waarin zij als gezin na overdracht aan Italië zullen komen te verkeren. Daarbij heeft eiser zich
nietberoepen op mogelijke problemen in verband met zijn geaardheid.
Eerst in de beroepsgronden heeft eiser meegedeeld dat hij en zijn gestelde echtgenote uit elkaar zijn. Vervolgens is ter zitting meegedeeld dat eiser en zijn gestelde echtgenote weer bij elkaar zijn.
7. Onder voornoemde omstandigheden waarbij de positie van eiser onduidelijk is gebleven, is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een motiveringsgebrek zoals eiser heeft gesteld.
Nog afgezien daarvan, uit de verklaringen van eiser tijdens het aanmeldgehoor volgt dat hij in Italië heeft geleefd als homoseksuele man en enige tijd een relatie heeft gehad met een andere man, terwijl uit zijn verklaring niet kan worden afgeleid dat hij vanwege zijn geaardheid tijdens zijn verblijf in Italië slachtoffer is geworden van onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest [3] dan wel artikel 3 van het EVRM [4] . Nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij moet worden aangemerkt als een bijzonder kwetsbaar persoon in de zin van het arrest Tarakhel, dient het beroep ongegrond te worden verklaard
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. Holierhoek, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Loonstra-Hoekstra, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening EU nr. 604/2013
2.Arrest van het EHRM inzake Tarakhel versus Zwitserland van 4 november 2014 (nr. 29217/12; JV
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden