ECLI:NL:RBDHA:2019:12042

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
13 november 2019
Zaaknummer
NL19.24538
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Nigeriaan wegens ongeloofwaardige verklaringen en verzwijging verblijfsrecht Japan

Op 13 november 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de asielzaak van een Nigeriaanse eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die het verzoek als kennelijk ongegrond bestempelde. De eiser, die naar eigen zeggen deel had genomen aan demonstraties van de IPOB-groep in Nigeria, stelde dat hij vanwege zijn betrokkenheid bij deze demonstraties werd gezocht door de autoriteiten. Hij had zijn asielaanvraag ingediend op 1 oktober 2019, maar zijn verklaringen over zijn reisgeschiedenis en verblijf in Japan waren inconsistent en leugenachtig. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser over zijn deelname aan de demonstraties ongeloofwaardig waren, vooral omdat hij zijn verblijfsrecht in Japan had verzwegen en zijn paspoort had vernietigd. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris op goede gronden had vastgesteld dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij een reëel risico liep op vervolging bij terugkeer naar Nigeria. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.24538

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 november 2019 in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. drs. E.W.B. van Twist),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: [A] ).

ProcesverloopBij besluit van 15 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens is aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaren opgelegd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.24539, plaatsgevonden op 29 oktober 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen K.S. Hathie-Akkal. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1988. Op 1 oktober 2019 heeft eiser zijn asielaanvraag ingediend.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag – samengevat weergegeven – ten grondslag gelegd dat hij heeft deelgenomen aan twee demonstraties die hebben plaatsgevonden in zijn staat, [staat] , in december 2018 en mei 2019. Eiser behoort tot de stam Igbo en maakt deel uit van de IPOB-groep (Inheemse Bevolking van Biafra). Tijdens de demonstratie van mei 2019 hebben de politie en het leger gezamenlijk opgetreden en op de demonstranten geschoten. Een aantal demonstranten is daarbij omgekomen. Eiser heeft kunnen ontsnappen en betoogt dat hij naar aanleiding van de demonstratie van mei 2019 wordt gezocht door de politie en door familieleden van de omgekomen demonstranten. Hij is sindsdien op de vlucht en is via [plaats] naar [plaats] gereisd. Eiser heeft aanvankelijk verklaard dat hij vanuit [plaats] tezamen met een mensensmokkelaar naar Nederland zou zijn gereisd en dat hij na aankomst op Schiphol zijn paspoort zou hebben afgestaan aan de mensensmokkelaar. Nadien heeft eiser in het nader gehoor verklaard dat hij sinds 2016 in Japan woonde en daar wegens zijn studie verblijfsrecht had, maar dat hij wel in december 2018 en mei 2019 naar Nigeria zou zijn teruggekeerd. Hij zou na de demonstratie in mei 2019 via [plaats] en [plaats] naar Japan zijn gereisd. Op 2 september 2019 is eiser via Amsterdam naar Nigeria teruggekeerd. Eiser zou vervolgens door een vriend op de hoogte zijn gebracht dat hij nog steeds door de Nigeriaanse autoriteiten werd gezocht, waardoor hij op 30 september 2019 zelfstandig naar Nederland is gereisd. Eiser heeft na aankomst op Schiphol zijn paspoort verscheurd en weggegooid, om zijn verblijf en verblijfsrecht in Japan voor de Nederlandse autoriteiten verborgen te houden. Hij vreest te worden gedood als hij opnieuw terugkeert naar Nigeria. Ter onderbouwing van zijn relaas heeft eiser een krantenartikel van 24 mei 2019 over de demonstratie van mei 2019 overgelegd, dat tevens via de website www.nigerianobservernews.com is in te zien. In het artikel wordt onder andere eiser met naam, leeftijd en adres genoemd en wordt gesteld dat hij als leider van de demonstranten door de Nigeriaanse autoriteiten wordt gezocht.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- deelname aan en problemen naar aanleiding van een demonstratie in mei 2019.
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiser op grond van artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d en e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen als kennelijk ongegrond en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd. Hoewel verweerder de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst vooralsnog geloofwaardig acht, worden de deelname aan en problemen naar aanleiding van een demonstratie in mei 2019 niet geloofwaardig geacht. Eiser kan derhalve niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76) en heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
5. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij betoogt dat hij niet heeft volhard in de leugens die hij in eerste instantie naar voren bracht, aangaande zijn verblijf voorafgaand aan zijn asielaanvraag in Nederland, zijn reisgeschiedenis en zijn originele paspoort. Hierdoor moet dit hem niet langer worden tegenworpen. Bovendien meent hij dat er weliswaar gebreken kleven aan de asielaanvraag nu hij zijn verblijf en verblijfsrecht in Japan in eerste instantie heeft verzwegen en hij zijn paspoort heeft vernietigd, maar dat dit niet van invloed mag zijn op de beoordeling van de geloofwaardige onderdelen van het asielrelaas. Eiser verzoekt dat aan de hand van de bewijzen wordt bekeken of het geloofwaardig en aannemelijk kan worden geacht dat hij ten tijde van de demonstraties in Nigeria was en/of hij binnen die demonstraties een zodanige rol had dat hij nu gegronde vrees heeft voor vervolging.
6. Bij brief van 28 oktober 2019 heeft eiser de gronden van beroep aangevuld. Ter staving van zijn verblijf in Nigeria ten tijde van de demonstraties heeft eiser een kopie van een ziekenhuisverklaring van 2 mei 2019 overgelegd en een kopie van een factuur voor bouwmaterialen van 10 december 2018.
7. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
8. De rechtbank overweegt als volgt.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser over zijn deelname aan en zijn problemen naar aanleiding van een demonstratie in mei 2019 ongeloofwaardig zijn.
Allereerst heeft verweerder niet ten onrechte in de beoordeling betrokken dat eiser niet reeds bij aanvang naar waarheid heeft verklaard, maar pas na te zijn geconfronteerd met bewijs over zijn verblijf en verblijfsrecht in Japan. De stelling van eiser dat hij op deze wijze heeft gehandeld uit angst om teruggestuurd te worden, heeft verweerder niet ten onrechte geen verschoonbare reden geacht. Bovendien is eiser er tijdens de gehoren op gewezen dat het belangrijk is dat hij naar waarheid verklaart en geen gegevens betreffende de asielaanvraag achterhoudt, waardoor dit hem door verweerder kan worden tegengeworpen. Verweerder heeft zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat eiser kennelijk inconsequente en tegenstrijdige dan wel kennelijk valse verklaringen heeft afgelegd en zich tevens te kwader trouw van zijn paspoort heeft ontdaan, ernstig afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser. Verweerder heeft evenwel terecht overwogen dat de integrale geloofwaardigheidstoets als bedoeld in paragraaf C1/4.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 vereist dat ieder relevant element op zijn eigen merites dient te worden beoordeeld.
Verweerder heeft voorts niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser eveneens vage, tegenstrijdige en ongeloofwaardige verklaringen heeft afgelegd omtrent zijn deelname aan en zijn problemen naar aanleiding van de demonstratie in mei 2019. Zo heeft eiser geen helderheid kunnen verschaffen over de datum waarop de demonstratie zou hebben plaatsgevonden en, daaraan voorafgaand, de datum wanneer hij de school zou hebben bezocht voor het oproepen van demonstranten. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat niet valt in te zien dat eiser aangaande een dermate cruciaal moment, waarvoor hij helemaal vanuit Japan zou zijn (terug)gekomen en wat zich recent zou hebben afgespeeld, zich dergelijke informatie niet meer zou kunnen herinneren. Met de door eiser overgelegde documenten heeft eiser evenmin aannemelijk gemaakt dat hij naar Nigeria is gereisd en de genoemde demonstraties heeft bijgewoond. Daarbij is door verweerder terecht overwogen dat eiser het doen van onderzoek naar deze gestelde reizen heeft bemoeilijkt door zich te kwader trouw van zijn paspoort te ontdoen na aankomst in Nederland. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat aan het krantenartikel van 24 mei 2019 niet de door eiser gewenste waarde kan worden toegekend, nu het artikel niet eenduidig naar eiser kan worden herleid wegens het ontbreken van een geboortedatum en een duidelijke foto van eiser. Daarbij kan uit het artikel evenmin de datum van de demonstratie worden afgeleid. Daarnaast heeft verweerder het niet ten onrechte bevreemdend geacht dat eiser pas ruim drie maanden na publicatie op de hoogte zou zijn gebracht van het krantenartikel, ondanks het contact dat hij in de tussentijd zou hebben gehad met familieleden en/of vrienden die volgens eiser beschikking hebben over de krant waarin het artikel is opgenomen. Verder heeft verweerder in dit kader eveneens van belang mogen achten dat eiser heeft verklaard dat hij na de demonstratie in mei 2019 in totaal drie keer te maken heeft gehad met de Nigeriaanse luchthavenautoriteiten. Eiser zou hierbij persoonlijk zijn paspoort hebben getoond en probleemloos Nigeria hebben kunnen in- en uitreizen, terwijl hij destijds al wel zou worden gezocht. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het voorgaande geen blijk geeft van enige (speciale) aandacht voor eiser. Ten slotte heeft verweerder zich ter zitting niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat aan de kopie van de ziekenhuisverklaring van 2 mei 2019 en de kopie van de factuur voor bouwmaterialen van 10 december 2018 evenmin de door eiser gewenste waarde kan worden toegekend. Zo is de ziekenhuisverklaring gedateerd op 2 mei 2019 terwijl in de verklaring gesteld wordt dat eiser op 3 mei 2019 uit het ziekenhuis zou zijn ontslagen, hetgeen ernstig afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de inhoud van de verklaring. De factuur voor de bouwmaterialen valt eveneens niet te rijmen met het asielrelaas van eiser gezien eisers eerdere inconsequente en tegenstrijdige verklaringen over zijn verblijf in Nigeria, nog daargelaten dat dit document geen onderbouwing geeft voor de relevante elementen van het relaas.
8.2.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder op goede gronden geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn asielaanvraag is gebaseerd op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een grond vormen als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vw voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Frieling, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.