ECLI:NL:RBDHA:2019:1200

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2019
Publicatiedatum
12 februari 2019
Zaaknummer
09/767333-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreiging van politieagenten met een mes, zonder bewijs van terroristisch motief

Op 14 februari 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 28-jarige man uit Syrië, die op 27 augustus 2018 in Naaldwijk een politieagent met een mes heeft bedreigd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de man daadwerkelijk de intentie had om de agent te steken, waardoor hij werd vrijgesproken van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank concludeerde dat de verdachte geen terroristisch motief had en dat zijn gedragingen voortkwamen uit een psychotische stoornis. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging en er werd een maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn geestelijke toestand, niet volledig toerekeningsvatbaar was voor zijn daden. De benadeelde agenten dienden schadeclaims in, waarbij de rechtbank de vordering van één agent toewijsde, terwijl de vorderingen van de andere agenten werden afgewezen. De rechtbank benadrukte de impact van de gebeurtenissen op de betrokken agenten en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/767333-18
Datum uitspraak: 14 februari 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in “Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht Vreemdelingen” te Balkbrug,
adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 5 december 2018 (
pro forma) en 31 januari 2019 (
inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.A. Minks en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. A.B. Baumgarten naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 31 januari 2019 - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 augustus 2018 te Naaldwijk, gemeente Westland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk de politieambtena(a)r(en) [agent 1] en/of [agent 2] en/of een of meerdere politieambten(a)r(en) (al dan niet met een terroristisch oogmerk) van het leven te beroven, opzettelijk met gestrekte arm en met een mes althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn hand op die politieambtena(a)r(en) is afgerend/gelopen en/of meermalen, althans één maal met dat mes, althans scherp en/of puntig voorwerp een of meer stekende beweging(en) in de richting van het lichaam van die politieambtena(a)r(en) heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 augustus 2018 te Naaldwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan de politieambten(a)ren [agent 1] en/of [agent 2] en/of een of meer politieambtena(a)r(en) (al dan niet met een terroristisch oogmerk) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met gestrekte arm en met in zijn hand een mes, althans scherp en/of puntig voorwerp op die politieambtena(a)r(en) is afgerend/gelopen en/of meermalen, althans één maal met dat mes, althans scherp en/of puntig voorwerp stekende beweging(en) in de richting van het lichaam van die politieambtena(a)r(en) heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 27 augustus 2018 te Naaldwijk de politieambtena(a)r(en) [agent 1] en/of [agent 2] en/of een of meer politieambtena(a)r heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een gestrekte arm en met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn hand op die politieambtena(a)r(en) af te rennen/lopen en/of met dat mes, althans scherp en/of puntig voorwerp te zwaaien en/of een of meer stekende beweging(en) te maken en/of een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die politieambtena(a)r(en) te tonen;
2.
hij op of omstreeks 27 augustus 2018 te Naaldwijk de politieambtena(a)r(en) [agent 1] en/of [agent 2] en/of een of meer politieambtena(a)r heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp uit de grond te pakken en/of direct in de richting van die [agent 2] te richten en/of te zwaaien en/of op die [agent 2] af te rennen.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte wordt kort gezegd verweten dat hij op 27 augustus 2018 in Naaldwijk met een mes in zijn hand op één of meer politieagenten is afgerend/afgelopen en dat hij één of meerdere malen stekende bewegingen heeft gemaakt in hun richting (feit 1). Deze handelingen, althans een deel daarvan, zijn primair ten laste gelegd als een poging doodslag (al dan niet met een terroristisch oogmerk), subsidiair als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (al dan niet met een terroristisch oogmerk) en meer subsidiair als bedreiging. De verdachte wordt daarnaast verweten dat hij op die dag in Naaldwijk politieambtenaar [agent 2] heeft bedreigd door een mes uit de grond te pakken en die in zijn richting te richten/zwaaien en/of op hem af te rennen (feit 2).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair - met uitzondering van het terroristisch oogmerk - en onder 2 ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair en onder 2 ten laste gelegde.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Inleiding
De rechtbank heeft bij de vaststelling van de feiten en omstandigheden acht geslagen op de verklaringen van de betrokken agenten, het onderzoek van de Rijksrecherche en het filmpje van een gedeelte van de gebeurtenissen, dat gemaakt is door een getuige. [2] Dit filmpje is ter terechtzitting bekeken en de inhoud daarvan is in een proces-verbaal vastgelegd.
De rechtbank komt op grond hiervan tot een vaststelling van de volgende feiten en omstandigheden, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt tussen twee afzonderlijke, elkaar in tijd opvolgende situaties:
de situatie die ontstaat direct nadat de politievoertuigen naar aanleiding van de melding zijn gearriveerd op de stoep naast de politievoertuigen, en nadat het eerste contact met verdachte is gemaakt; de situatie duurt voort tot het moment dat verdachte zich naar de overkant van de straat heeft verplaatst en aldaar in hurkzit op de grond zit met het mes naast hem in de grond gestoken;
de situatie die ontstaat vanaf het moment dat de verdachte vanuit hurkzit (nadat [agent 2] tevergeefs had getracht hem te overmeesteren door hem een trap tegen de schouder te geven) het mes uit de grond trekt, zich opricht en zich naar [agent 2] draait.
Situatie 1 heeft betrekking op het tenlastegelegde feit 1 en bestaat uit twee momenten die de rechtbank zal aanduiden als situatie 1a en situatie 1b. Situatie 2 heeft betrekking op het tenlastegelegde feit 2 en is gefilmd door een getuige.
Ten aanzien van de verklaringen van de vier betrokken agenten stelt de rechtbank op grond van hun verklaringen over hun waarnemingen het volgende vast.
  • [agent 2] heeft verklaard over situatie 1 (1a en 1b) en 2;
  • [agent 3] heeft verklaard over situatie 1a en 2;
  • [agent 1] heeft verklaard over situatie 2;
  • [agent 4] heeft verklaard over situatie 1b en 2.
De feiten en omstandigheden
De melding
Op 27 augustus 2018 kreeg de politie een melding dat een man met een mes liep te zwaaien bij de Albert Heijn aan de Verdilaan in Naaldwijk. Hierop hebben twee voertuigen zich aan de melding gekoppeld en zijn de verbalisanten [agent 4] en [agent 3] in een politiebus en de verbalisanten [agent 2] en [agent 1] in een politieauto naar de Verdilaan gereden. [agent 4] en [agent 3] waren net iets eerder bij het zebrapad aan de Verdilaan en daarachter stopten [agent 2] en [agent 1] . Ze stopten omdat drie mannen (naar later bleek de verdachte en zijn twee broers) overstaken en vervolgens langs de politievoertuigen liepen. Eén van hen liep iets voor de andere twee mannen. [agent 3] sprak de twee achterste mannen aan. Eén van hen wees [agent 3] op de verdachte en zei daarbij dat het om hem ging. [agent 3] zag van achteren dat de verdachte iets in zijn rechterhand had wat leek op een schroevendraaier.
Situatie 1a
[agent 2] stapte uit en zag bij het uitstappen een mes bij de verdachte. Hij riep direct “Mes!”, legde meteen zijn hand op zijn vuurwapen en riep dat de verdachte het mes moest laten vallen. De verdachte draaide zich om en liep op [agent 2] af met het mes in zijn hand. [agent 2] richtte hierop zijn vuurwapen op de verdachte. [agent 3] zag dit en heeft toen ook zijn vuurwapen op de verdachte gericht. [agent 2] zag dat de verdachte stekende bewegingen naar hem maakte. Er zat volgens [agent 2] 3 à 4 meter tussen hen, misschien minder. Volgens [agent 3] was de afstand tussen de verdachte en [agent 2] 3 tot 5 meter. De verdachte kwam op [agent 2] aflopen met het mes in zijn hand en naar voren gericht. De verdachte reageerde niet op het aanroepen van [agent 2] en [agent 3] . [agent 2] heeft een waarschuwingsschot in de lucht gelost toen de verdachte op hem afkwam en richtte daarna zijn vuurwapen weer op de verdachte. De verdachte kwam weer op [agent 2] af, waardoor [agent 2] gedwongen was om achteruit te lopen. [agent 2] heeft toen gericht geschoten. Volgens [agent 2] in ieder geval één keer en volgens [agent 3] meerdere keren. Vervolgens liep de verdachte de Verdilaan op.
Situatie 1b
De verdachte en [agent 2] liepen tussen de politievoertuigen door de Verdilaan op. Daar stonden ze stil. De verdachte maakte opnieuw stekende bewegingen in de richting van [agent 2] , waarop [agent 2] opnieuw een waarschuwingsschot in de lucht loste en naar de verdachte riep dat hij het mes moest laten vallen. [agent 2] heeft toen opnieuw gericht geschoten op de verdachte. Toen de verdachte opnieuw met het mes in zijn hand op [agent 2] afkwam, waardoor [agent 2] weer achteruit moest lopen, heeft [agent 4] één keer gericht op de verdachte geschoten. De verdachte reageerde niet en liep toen naar de bosjes aan de kant van de weg. De verdachte ging daar gehurkt zitten en stak het mes in de grond. [agent 2] en de andere agenten probeerden op de verdachte in te praten, maar de verdachte pakte het mes weer op en zwaaide er mee rond. Hij reageerde totaal niet ondanks al het aanroepen door de agenten. [agent 3] heeft hierbij ook nog tweemaal gericht op de benen van de verdachte geschoten. Daarna hurkte de verdachte weer en stak hij het mes opnieuw in de grond.
Situatie 2
Op dit moment hadden de vier agenten ter plaatse allen hun vuurwapen getrokken en op de verdachte gericht. Na onderling overleg heeft [agent 2] toen de verdachte benaderd en hem een trap gegeven met de bedoeling dat de collega’s de verdachte konden overmeesteren. Dat lukte niet, want de verdachte viel niet. De verdachte pakte het mes weer uit de grond, richtte zich op en draaide zich naar [agent 2] toe. [agent 2] heeft toen opnieuw gericht geschoten op de verdachte. Toen stopte de verdachte weer.
Aanhouding
De verdachte stak het mes in de grond en liep naar het midden van de straat. Inmiddels was de hondenbrigade ter plaatse. Een politiehond heeft zich toen vastgebeten in de linkerarm van de verdachte waarna de verdachte uiteindelijk met gebruik van vuistslagen en slagen met de wapenstok tegen de politieauto kon worden gefixeerd en geboeid en is aangehouden. Daar bleek dat de verdachte twee schotwonden in zijn buik had. Hierop is de verdachte met de ambulance naar het ziekenhuis vervoerd.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij zich die dag thuis heel benauwd voelde en buiten wilde wandelen. Hij liep inderdaad met een mes in zijn hand op straat. Hij had dat op straat gevonden. Hij was boos, voelde stress en had veel problemen in zijn hoofd. Hij kan zich herinneren dat iedereen een pistool bij zich had en dat op hem richtte. Hij dacht dat de agenten hem wilden vermoorden en daarom heeft hij het mes bewogen. Hij hoorde schoten en dacht dat hij in Syrië was. Hij heeft niet gehoord dat de agenten tegen hem riepen. Hij heeft het mes in de grond gestoken en wilde naar huis. Hij was niet van plan om iemand met dat mes te steken.
Het oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak
De rechtbank stelt allereerst op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden vast dat daaruit niet volgt dat de verdachte met het mes in zijn hand ook op andere agenten dan [agent 2] is afgelopen. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van die betreffende onderdelen onder feit 1 primair en subsidiair. De rechtbank is verder met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat de verdachte heeft gehandeld met een terroristisch oogmerk en zal de verdachte ook hiervan vrijspreken.
Vrijspraak feit 1 primair en subsidiair
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van de poging doodslag en zal de verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
De rechtbank is anders dan de officier van justitie van oordeel dat de verdachte ook dient te worden vrijgesproken van de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [agent 2] . De rechtbank heeft hiervoor onder de feiten en omstandigheden vastgesteld dat de verdachte op een dreigende manier met een mes in zijn hand op [agent 2] is afgelopen. Het is onbekend wat de verdachte op dat moment precies dacht. De verdachte heeft verklaard dat hij naar huis wilde, de agenten op afstand wilde houden en dat hij hen nooit iets heeft willen aandoen. De rechtbank overweegt dat uit enkel het handelen van de verdachte naar uiterlijke verschijningsvorm onvoldoende overtuigend blijkt dat hij [agent 2] zou hebben gestoken wanneer niet op hem zou zijn geschoten. Niet kan worden bewezen dat door het handelen van verdachte (op zijn minst) de aanmerkelijke kans bestond dat [agent 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, indien verdachte niet in zijn handelen zou zijn belemmerd. Naast de indruk die is ontstaan bij [agent 2] bevindt zich hiervoor in het dossier geen ondersteunend bewijs. De verdachte heeft volgens de agenten tijdens de gebeurtenissen helemaal niets gezegd en niets geroepen in de richting van [agent 2] of in de richting van de andere agenten ter plaatse en daarin kan dus geen ondersteuning worden gevonden.
Feit 1 meer subsidiair en feit 2
Op basis van al het voorgaande acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem onder 1 meer subsidiair en onder 2 ten laste gelegde bedreigingen heeft begaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in situatie 1 dreigend met een mes op [agent 2] afliep en daarmee stekende bewegingen maakte en dat de verdachte in situatie 2 het mes uit de grond pakte, zich oprichtte en zich naar [agent 2] draaide. De rechtbank is van oordeel dat onder deze vastgestelde feiten en omstandigheden in het algemeen bij [agent 2] een redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
1. meer subsidiair:
hij op 27 augustus 2018 te Naaldwijk de politieambtenaar [agent 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling, door met een mes in zijn hand op die politieambtenaar af te lopen en met dat mes stekende bewegingen te maken en
datmes aan die politieambtenaar te tonen;
2.
hij op 27 augustus 2018 te Naaldwijk de politieambtenaar [agent 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling, door een mes uit de grond te pakken en direct in de richting van die [agent 2] te richten.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was en hij heeft daarom gevorderd dat de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennis genomen van de omtrent de persoon van de verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportages van V.M. Artist (psychiater) van 21 december 2018 en van drs. W.J.L. Lander (klinisch psycholoog) van 3 januari 2019, elk ten aanzien van de ten laste gelegde feiten.
De psychiater concludeert in zijn rapport dat de verdachte lijdt aan een psychotische stoornis in het schizofreniespectrum. De klinisch psycholoog concludeert in zijn rapport dat bij de verdachte sprake is van ernstige psychiatrische problematiek in de zin van een paranoïde psychotische stoornis. Daarnaast is volgens de deskundigen mogelijk sprake van een posttraumatische stressstoornis. Deze problematiek was volgens beide deskundigen ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig. De verdachte voelde zich achtervolgd en bedreigd door zijn omgeving en daarbij waren er oplopende agitaties en emoties van boosheid. Verdachtes gedragskeuzes en gedragingen werden volgens de deskundigen volledig gestuurd door zijn paranoïde psychotische stoornis. Hoewel de psychiater vanwege de beperkte medewerking van de verdachte in zijn rapport geen formeel sluitende conclusie kan trekken, moet de verdachte volgens beide deskundigen ten aanzien van het ten laste gelegde volledig ontoerekeningsvatbaar worden geacht.
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van het psychiatrisch en psychologisch onderzoek met betrekking tot de toerekenbaarheid worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank volgt de deskundigen in hun conclusie en legt die ten gronde aan haar oordeel.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend wegens de ten tijde van het plegen van die feiten aanwezige ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. De verdachte zal daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.De motivering van de maatregel van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar wordt opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden behandeld en dat een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar op grond van artikel 37 Sr passend is. De verdachte heeft verklaard dat hij zal meewerken aan de behandeling.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De psychiater concludeert in voornoemd rapport dat het acuut recidiverisico gering is, omdat de verdachte nu in een afgeschermde en veilige omgeving verblijft en omdat behandeling is gestart. Het recidiverisico in de toekomst valt of staat met het inzicht van de verdachte in zijn psychische problematiek en zijn intrinsieke motivatie voor behandeling. De verdachte heeft redelijk veel beschermende factoren, waarbij de steun van zijn familie belangrijk is. De psycholoog concludeert in voornoemd rapport dat het risico op recidive van gewelddadig gedrag hoog is. De psychotische stoornis is de voornaamste risicofactor voor het recidiveren van gewelddadig gedrag en het is daarom volgens beide deskundigen van belang dat de verdachte een adequate psychiatrische behandeling krijgt.
Gezien de ernst van de stoornis en het potentiële recidiverisico, zal de behandeling in een gesloten klinische setting dienen te worden voortgezet, waarbij de verdachte verder kan worden ingesteld op medicatie. De deskundigen adviseren plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar op grond van artikel 37 Sr. De psychiater benadrukt hierbij in het behandeltraject integraal aandacht te besteden aan de stressfactoren die zich voorafgaand aan de psychotische stoornis voordeden op het gebied van wonen, werken, financiën en op sociaal gebied. De psycholoog verwacht dat de behandeling in de klinische setting maximaal een jaar zal duren, waarna de psychiatrische behandeling poliklinisch kan worden voortgezet. Deze behandeling en de nazorg zullen tot meerdere jaren kunnen duren.
De rechtbank heeft eveneens kennis genomen van het advies van Reclassering Nederland van 21 januari 2019. De reclassering sluit zich aan bij de adviezen van de psychiater en de psycholoog om de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen.
Op basis van bovengenoemde rapporten is de rechtbank van oordeel dat, om herhaling bij de verdachte te voorkomen, behandeling en begeleiding in een verplicht kader noodzakelijk is. De rechtbank is - gelet op de inschatting van het recidiverisico door de deskundigen tegen de achtergrond van de bewezen verklaarde feiten - van oordeel dat bij gebrek aan een dergelijk kader daadwerkelijk gevaar bestaat voor anderen. Dit blijkt allereerst uit de bewezenverklaarde feiten, die hebben gezorgd voor een enorme impact bij [agent 2] , - zoals ook is gebleken ter terechtzitting bij het uitoefenen van zijn spreekrecht - bij de andere betrokken agenten en de getuigen die ter plaatse waren. Daarnaast zijn er de zorgen van de broers van de verdachte, die die dag zelf de politie hebben gebeld omdat de verdachte niet oké was en het mes niet wilde afstaan. Ten slotte zijn ook de feiten en omstandigheden die uit het dossier zijn gebleken en aanleiding gaven tot de meldingen bij de politie zeer zorgwekkend te noemen. De verdachte zou namelijk al schreeuwend met het mes achter een jongen op een fiets zijn aangerend.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat oplegging van de maatregel, bedoeld in artikel 37 Sr, te weten plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar, geboden is. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat is voldaan aan de wettelijke eisen, te weten dat de bewezenverklaarde feiten de verdachte wegens een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kunnen worden toegerekend en dat de veiligheid van anderen de maatregel eist.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen
[agent 2] , [agent 1] , [agent 3] en [agent 4] hebben zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
  • [agent 2] met een vordering ten bedrage van € 1.363,97, bestaande uit materiële schade (kosten in verband met de beëindiging van de studie van € 538,97) en immateriële schade (€ 825,00);
  • [agent 1] met een vordering ten bedrage van € 440,00, bestaande uit immateriële schade;
  • [agent 3] met een vordering ten bedrage van € 440,00, bestaande uit immateriële schade;
  • [agent 4] met een vordering ten bedrage van € 440,00, bestaande uit immateriële schade.
Ten aanzien van alle vorderingen geldt dat gevorderd is deze te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.2
De conclusie van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van [agent 2] , met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de overige vorderingen heeft de officier van justitie geconcludeerd dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden in hun vorderingen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van [agent 2] op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft de materiële schade dient te worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De verdediging heeft zich ten aanzien van de gevorderde immateriële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de overige vorderingen heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden in hun vorderingen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
[agent 1] , [agent 3]en
[agent 4]
De rechtbank zal de benadeelde partijen [agent 1] , [agent 3] en [agent 4] niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de verdachte partieel zal worden vrijgesproken ten aanzien van de feiten waarop deze vorderingen betrekking hebben.
Dit brengt mee dat deze benadeelde partijen dienen te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
[agent 2]
Het door [agent 2] gevorderde bedrag aan materiële schade is door de verdediging betwist. Hoewel de feiten de verdachte niet kunnen worden toegerekend, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de gebeurtenissen op 27 augustus 2018 een enorme impact hebben gehad op de buurtbewoners en de betrokken agenten, onder wie [agent 2] . De rechtbank is, gelet op de onderbouwing van de vordering en de ter terechtzitting gegeven toelichting waaruit blijkt dat [agent 2] onder behandeling staat, van oordeel dat de beëindiging van de studie een rechtstreeks gevolg is geweest van de bewezenverklaarde feiten. Nu hiermee uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van de bewezenverklaarde feiten en dat deze materiële schade voldoende is onderbouwd, zal de rechtbank het gevorderde bedrag toewijzen.
Het door [agent 2] gevorderde bedrag aan immateriële schade is door de verdediging niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor wat betreft de gevorderde immateriële schade voldoende is onderbouwd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank acht het gevorderde bedrag naar billijkheid toewijsbaar.
Conclusie
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het gevorderde bedrag toewijzen als vergoeding van de materiële en immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 augustus 2018.
Kosten
Aangezien de vordering van [agent 2] wordt toegewezen, zal de verdachte tevens worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Omdat de verdachte voor de bewezenverklaarde strafbare feiten de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden opgelegd en hij jegens [agent 2] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door deze feiten is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het hiervoor genoemde toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van de hiervoor genoemde datum, ten behoeve van het slachtoffer.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 37, 39, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 meer subsidiair en onder 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 meer subsidiair:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling;
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
verklaart de verdachte
nietstrafbaar;
ontslaat de verdachte ter zake van alle rechtsvervolging;
gelast de plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van maximaal één jaar;
Benadeelde partijen
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[agent 2]toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[agent 2]een bedrag van € 1.363,97, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 augustus 2018;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij
[agent 2]gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.363,97, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 augustus 2018, ten behoeve van
[agent 2];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 23 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
verklaart de benadeelde partijen
[agent 1] , [agent 3]en
[agent 4]niet-ontvankelijk in de vorderingen;
veroordeelt de benadeelde partijen
[agent 1] , [agent 3]en
[agent 4]in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vorderingen gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A. van Steen, voorzitter,
mr. J. Holleman, rechter,
mr. A.P. Sno, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Schaap, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 februari 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s van het zaaksdossier (ZD), betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2018232781 (Onderzoek Acheron / DH5R018046) van de politie eenheid Den Haag, district Westland-Delft, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 240). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s van het proces-verbaal van de Rijksrecherche (RR), betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 20180087 (Onderzoek Prambanan) van de Rijksrecherche, regio West I, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 229).
2.Proces-verbaal van verhoor aangever [agent 2] , ZD, p. 152 t/m 155, met bijlagen (p. 156 t/m 158); proces-verbaal van getuige [agent 2] , RR, p. 67 t/m 71, met bijlagen (p. 74 t/m 77); proces-verbaal van verhoor getuige [agent 3] , RR, p. 81 t/m 84, met bijlagen (p. 87 t/m 89); proces-verbaal van verhoor getuige [agent 4] , RR, p. 92 t/m 94, met bijlage (p. 96); proces-verbaal van verhoor getuige [agent 1] , RR, p. 99 t/m 101, met bijlagen (p. 103 t/m 105); proces-verbaal van bevindingen, ZD, p. 25 en 26; proces-verbaal uitkijken beelden getuige [getuige] , RR, p. 45 t/m 49.