ECLI:NL:RBDHA:2019:11950

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
12 november 2019
Zaaknummer
09/857184-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag op zakenpartner met maximale gevangenisstraf

Op 13 november 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van doodslag op zijn zakenpartner. De verdachte, geboren in 1960 en gedetineerd in de PI Alphen aan den Rijn, werd beschuldigd van het opzettelijk doden van het slachtoffer op 3 augustus 2018 in Alphen aan den Rijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer, een man van 54 jaar, met veel geweld om het leven is gebracht, waarbij de verdachte meermalen met een scherp voorwerp op het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen en geprobeerd heeft hem te wurgen met een snoer. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte zorgvuldig gewogen, waaronder DNA-onderzoek en camerabeelden. De verdachte heeft ontkend schuldig te zijn, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor doodslag, hoewel er onvoldoende bewijs was voor moord met voorbedachten rade. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot de maximale gevangenisstraf van vijftien jaar, waarbij de ernst van het delict en de impact op de nabestaanden zwaar hebben meegewogen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waaronder schadevergoeding voor gederfd levensonderhoud en uitvaartkosten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/857184-18
Datum uitspraak: 13 november 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1960 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] ,
thans gedetineerd in de PI Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 9 januari 2019, 27 maart 2019,
19 juni 2019, 7 augustus 2019 (alle pro forma) en 30 oktober 2019 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. van der Harg en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. M. Schwab en de raadsvrouw van de nabestaanden mr. C.M.H. Revis naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van
30 oktober 2019 - ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 3 augustus 2018 te Alphen aan den Rijn [slachtoffer]
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, van het leven heeft
beroofd, door al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
meermalen, met een of meer scherpe en/of puntige en/of zware voorwerp(en) op
het hoofd van die [slachtoffer] te slaan en/of door een snoervormig voorwerp om de
nek/hals van die [slachtoffer] te brengen en/of vervolgens met kracht aan dit
snoerwerpige voorwerp te trekken en/of met dit voorwerp de keel/hals van die
dicht te trekken;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2017 tot en met 1 augustus 2018 te Alphen aan den Rijn, althans in Nederland, opzettelijk 5.000,- euro, in elk geval een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of aan anderen dan aan verdachte en welk geldbedrag verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als financieel beheerder en/of gevolmachtigde, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
3. Bewijsoverwegingen [1] [2]
3.1
Inleiding
[slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) is op 3 augustus 2018 op 54-jarige leeftijd met veel geweld om het leven gebracht. Dit gebeurde in het kantoor in Alphen aan den Rijn aan de [adres bedrijf] , waar hij samen met de verdachte een [bedrijf] exploiteerde. Hij en de verdachte, die allebei worden omschreven als mannen voor wie hun gezin op één stond, het bedrijf op twee en sport op drie, kenden elkaar al dertig jaar, waarvan ze er twintig als directeuren samenwerkten.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of bewezen kan worden dat de verdachte, al dan niet met voorbedachte raad, op 3 augustus 2018 het slachtoffer om het leven heeft gebracht (feit 1 impliciet primair/impliciet subsidiair). Voorts dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verduistering van € 5.000,- (feit 2).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de onder 1 impliciet primair ten laste gelegde moord en tot bewezenverklaring van de onder 1 impliciet subsidiair en 2 ten laste gelegde doodslag en verduistering.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat de verdenking is gebaseerd op een drietal aannames die niet voldoende hard gemaakt kunnen worden dan wel onvoldoende wettig en overtuigend bewijs opleveren. Het gaat daarbij om de aannames dat de verdachte op 3 augustus 2018 een uur eerder op kantoor aankwam dan hij heeft verklaard, de aanname dat de bloedsporen op zijn kleding zijn veroorzaakt door het uitoefenen van geweld en de aanname dat er een conflict was tussen de verdachte en het slachtoffer.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
3.4.1
Feit 1: Moord dan wel doodslag
Doodsoorzaak
Bij sectie op het lichaam van het slachtoffer zijn ongeveer 12 verscheuringen van de huid en weke delen aan en in het hoofd vastgesteld, die zijn toegebracht met een of meer zware, deels kantige voorwerpen. In de hals en nek is een snoerspoor vastgesteld. [3]
Gebleken is dat het overlijden van het slachtoffer wordt verklaard door hersenfunctiestoornissen en daarmee samenhangende overige orgaanfunctiestoornissen, opgelopen door meervoudig ingewerkt en (deels) heftig uitwendig mechanisch stomp, botsend geweld op het hoofd. Mechanisch samendrukkend geweld op de hals/nek door ligatuurstrangulatie kan een medeoorzaak van of bijdrage aan het overlijden hebben opgeleverd. [4]
Een voorwerp met een scherpe rand, zoals een bijl of (gekromd) kapmes, komt in aanmerking als veroorzaker van de beschadigingen aan het hoofd. [5]
Tussenconclusie
De rechtbank stelt op basis van het vorenstaande vast dat het slachtoffer aanzienlijk letsel is toegebracht aan zijn hoofd, mogelijk met een bijl, en dat ook is geprobeerd hem te wurgen. Het hoofdletsel verklaart zijn overlijden en ook de verwurging kan daarvan mede een oorzaak zijn of daaraan hebben bijgedragen.
Tijdstip van overlijden
Een week voor zijn dood was het slachtoffer met zijn vrouw verhuisd naar Zeeland. De reistijd vanuit Zeeland naar Alphen aan den Rijn is aanzienlijk. Het slachtoffer had met de verdachte besproken dat hij enkele keren per week in het kantoor wilde overnachten.
Vast staat, dat het slachtoffer op 2 augustus 2018 ’s avonds bij een vriend heeft gegeten [6] , om 21:15 uur zijn auto op de laadpaal voor het kantoor aansloot [7] en een minuut later het alarm van het gebouw uitzette. [8] Daarna heeft hij nog gebeld met zijn vrouw en gezegd dat hij vroeg ging slapen. [9]
De stappenteller van de telefoon van het slachtoffer heeft op 3 augustus 2018 geen beweging geregistreerd tussen 01:03 uur en 07:28 uur. Toen lag de telefoon kennelijk stil. Vanaf laatstgenoemd tijdstip zijn weer stappen geregistreerd. [10] De wekker van de telefoon van het slachtoffer stond op 7.20 uur en was uitgezet. [11]
Op 3 augustus 2018 om 07:33:21 uur ging de computer van het slachtoffer uit de slaapstand. Voor het hervatten vanuit de slaapstand dient de gebruiker in te loggen met een wachtwoord. Om 07:35:06 uur werd het programma Keepass geopend. Dit is een programma waar wachtwoorden in worden opgeslagen. Na 07:35:06 uur waren er geen gebruiksactiviteiten meer te zien en de computer ging om 07:54 uur weer in de slaapstand. [12]
Om 07:43 uur heeft het slachtoffer voor het laatst op WhatsApp gekeken. [13] Aangezien zijn telefoon door de politie naast zijn lichaam is gevonden [14] , is het niet aannemelijk dat een derde die in handen heeft gehad. Op dit tijdstip moet hij dus nog in leven zijn geweest.
De stappenteller op de telefoon van het slachtoffer heeft na 07:54 uur geen stappen meer geregistreerd. [15] Vermoedelijk was dit dan ook het moment waarop zijn telefoon tijdens de aanval uit zijn hand of broekzak viel.
De verdachte heeft om 08:20 uur het alarmnummer 112 gebeld met de mededeling dat hij zijn compagnon dood had aangetroffen op de trap in het kantoor. [16]
In de sloot achter het pand werden een bijl [17] en een staalborstel met stok [18] (een onkruidwieder) aangetroffen. Op de steel uit de kop van de bijl en op het blad werd DNA van het slachtoffer aangetroffen. [19] Op de onkruidwieder zat bloed dat van hem afkomstig was. [20]
In de struiken aan de voorkant van het kantoor werd door een speurhond een vuilniszak gevonden met daarin kabelbinders (tie-wraps), een geel doekje en een stuk touw. [21] Op het doekje waren rode vlekken zichtbaar en het was nat. Er zat bloed van het slachtoffer aan. [22] Het touw was rood verkleurd en er kleefde gestold bloed van het slachtoffer aan. [23] De vier kabelbinders waren aan elkaar vastgemaakt. [24] Ook daaraan zat bloed van het slachtoffer. [25]
Tussenconclusie
De rechtbank leidt uit het vorenstaande af dat het slachtoffer rond 7.54 uur is overleden. Dat de bijl, de onkruidwieder, het touw en de tie-wraps verstopt waren, duidt er al op dat ze zijn gebruikt bij het om het leven brengen van het slachtoffer; uit onderzoek is ook gebleken dat daarop bloed en DNA van het slachtoffer is aangetroffen.
De bewegingen van de verdachte op 3 augustus 2018
De verdachte heeft een- en andermaal verklaard dat hij die ochtend rond 7.50 uur van huis is vertrokken met zijn auto, om ongeveer 08:10 uur op kantoor arriveerde en het slachtoffer daar liggend op het plateau halverwege de trap aantrof. Zijn vrouw heeft steeds, ook onder ede, verklaard dat de verdachte inderdaad rond 7.45-7.50 uur van huis is vertrokken.
De politie heeft onderzocht wie rond het tijdstip van het overlijden van [slachtoffer] in het pand aan de [adres bedrijf] aanwezig was of kan zijn geweest. In het kader van dit onderzoek zijn ook de bewegingen van de verdachte die ochtend nagegaan.
De verdachte was de gebruiker van een zwarte Audi A3 met het kenteken [(--)] . Hij had de auto voor het kantoor geparkeerd en deze is in beslag genomen. [26] De Audi is voorzien van vijfspaaks lichtmetalen velgen, een chromen sierlijst rondom de ramen, een chromen dakstijl en een dubbele uitlaatpijp. Het kenteken aan de achterzijde van de auto is enigszins scheef gemonteerd. [27]
De autosleutel van de Audi is uitgelezen. Uit dit onderzoek is gebleken dat de Audi op
3 augustus 2018 om 07:10:21 uur voor het laatst was gestart en dat de kilometerstand toen 61.222 was. Om te weten te komen hoeveel kilometer na het starten van de auto is afgelegd, is onderzoek naar het instrumentenpaneel in de auto gedaan. De kilometerteller stond ten tijde van het onderzoek op 61.226, wat betekent dat er ongeveer vier kilometer met de auto was afgelegd sinds de start op 3 augustus 2018 om 07:10:21 uur. [28] Dit komt nagenoeg overeen met de afstand van het huis van verdachte naar het kantoor. [29] Uit verder onderzoek is gebleken dat de sleutel van de Audi de datum, het tijdstip en de kilometerstand pas op het moment van wegrijden van de auto registreert. [30] Daarnaast bleek dat de klok van de Audi GPS-gestuurd is, wat betekent dat de tijd en de klok automatisch worden ingesteld aan de hand van de manueel gekozen tijdzone. De klok van de Audi was ingesteld op UTC+01:00, Midden-Europese tijd en stond op 3 augustus 2018 ingesteld op zomertijd. [31]
Er is ook onderzoek gedaan naar de opnames van camera’s die zich op de meest logische routes van het huis van de verdachte naar de [adres bedrijf] bevinden. [32] Zoals vermeld hebben de verdachte en zijn vrouw verklaard dat hij op 3 augustus 2018 rond 07:45-07:50 uur de deur uitging. Op de camerabeelden van de [straatnaam] in [plaatsnaam] , dicht bij de woning van de verdachte, is tussen 07:40 uur en 08:10 uur geen zwarte Audi A3 cabriolet waargenomen. [33] Wel is te zien dat er op 3 augustus 2018 om 07:10 uur een zwarte Audi A3 cabriolet passeert. [34]
Nader onderzoek van de camerabeelden van de [straatnaam] wees uit dat het kenteken begint met [(--)] en dan een [(--)] of [(--)] , [(--)] en dan een [(--)] , [(--)] of [(--)] . [35] De mogelijke kentekens zijn, voor zover ze in gebruik waren, onderzocht. Alleen de auto van de verdachte met genoemde karakters van het kenteken is een Audi A3 Cabriolet. [36]
Van de camera’s van [bedrijfsnaam] aan de [straatnaam] te Alphen aan den Rijn heeft er een zicht op de kruising van de [straatnaam] en de [straatnaam] , in de richting van de [straatnaam] . Op de beelden van 3 augustus 2018 tussen 06:59:00 uur (werkelijke tijd 07:00:07 uur) en 08:20:00 uur (werkelijke tijd 08:21:07 uur) is om 07:14 uur (werkelijke tijd 07:15 uur) een donkere auto te zien die op de kruising van de [straatnaam] rechtsaf de [straatnaam] oprijdt, in de richting van de [straatnaam] . Deze auto lijkt op die van de verdachte. [37]
Ook de mobiele telefoon van de verdachte, een iPhone S5 met IMEI [(--)] , is onderzocht. [38]
Uit onderzoek naar de Google GPS-locaties van het gebruikersaccount van de telefoon, ‘ [account-naam] ’ bleek dat de telefoon van de verdachte op 3 augustus 2018 voor het eerst om 06:06:35 uur een locatie – met een mogelijke afwijking van 65 meter – heeft vastgelegd; dit was in de omgeving van de woning van de verdachte. Om 07:10:36 uur legde de telefoon de locatie vast op de kruising van de [straatnaam] en de [straatnaam] in Alphen aan den Rijn. De mogelijke afwijking hierbij was vijf meter. Vervolgens heeft de telefoon om 07:13:12 uur de locatie geregistreerd in de omgeving van de [straatnaam] , nabij de rotonde met de [straatnaam] in Alphen aan den Rijn, met een mogelijke afwijking van 10 meter. Op het volgende moment van registreren, om 07:15:18 uur, bevond de telefoon zich op de [straatnaam] te Alphen aan den Rijn. De mogelijke afwijking bedroeg toen vijf meter. Van 07:17:29 uur tot en met 08:21:46 uur heeft de telefoon telkens locaties in de omgeving van de [straatnaam] geregistreerd, met mogelijke afwijkingen van respectievelijk 65, 30 en 65 meter. [39]
Er is ook onderzoek gedaan naar de zogeheten ‘belangrijke locaties’ die door Google van de iPhone van de verdachte zijn opgeslagen. Op 2 augustus 2018 om 22:25:03 uur heeft de telefoon geregistreerd dat deze de cirkel rond de belangrijke locatie [bedrijfsnaam] ’, die een doorsnee heeft van 103,40 meter, is binnengekomen. Deze [bedrijfsnaam] is volgens Google maps gelegen aan de [straatnaam] in [plaatsnaam] , de straat waar verdachte woont.
Op 3 augustus 2018 verliet de telefoon de cirkel rond deze belangrijke locatie om 07:10:41 uur. Vervolgens werd om 07:15:42 uur de cirkel rond de belangrijke locatie ‘ [bedrijfsnaam] ’, bereikt. Die heeft een diameter van 64,68 meter. [40] Dit bedrijf ligt aan de [straatnaam] in Alphen aan den Rijn, volgens Google maps schuin achter het kantoor van [bedrijfsnaam] .
De politie heeft ook de werkcomputer van de verdachte, een HP desktop xw4600, onderzocht. In het gebeurtenislogboek is te zien dat met de gebruikersnaam ‘ [(--)] ’ op 3 augustus 2018 om 07:21:22 uur is ingelogd. [41] Uit het gebeurtenislogboek (Oalerts) blijkt verder dat om 07:21:47 uur een verwijderactie in Microsoft Outlook heeft plaatsgevonden. [42] Ook is vastgesteld dat met de gebruikersgegeven van ‘ [verdachte] ’ op 3 augustus 2018 om 07:43 uur is ingelogd op het softwareprogramma Espresso. [43] Uit de browserhistorie van de computer bleek dat op 3 augustus 2018 internetactiviteiten hebben plaatsgevonden in de periode van 07:42:10 tot en met 07:49:30 uur. [44]
Een medewerker van het bedrijf [bedrijfsnaam] heeft gezegd dat op 3 augustus 2018 om 07:45:50 uur met de inloggegevens van [bedrijfsnaam] op het programma [(--)] is ingelogd. Om 07:47:20 uur werd met het programma een inkoopfactuur ingeboekt. [45] Verdachte heeft verklaard dat hij de enige was die dit programma gebruikte. [46]
Tussenconclusie
De verdediging heeft met nadruk gesteld dat techniek feilbaar is en dat het mogelijk is dat er verkeerde tijden zijn geregistreerd. De rechtbank is het ermee eens dat ook technisch bewijs niet altijd zonder meer betrouwbaar is. In dit geval is echter zorgvuldig onderzocht of de tijd die de autosleutel vermeldde en de tijden op de diverse camerabeelden waarop de auto van verdachte te zien zou zijn wel overeenkomen met de werkelijke tijd. Daarvoor zijn zo nodig correcties toegepast. Het gaat hier om informatie die bovendien niet afkomstig is uit één enkele bron, maar uit meerdere bronnen: een autosleutel, twee camera’s, twee bronnen van locatiegegevens op de telefoon van de verdachte en zijn werkcomputer. Allemaal geven dan wel ondersteunen ze dezelfde informatie, namelijk dat de verdachte op 3 augustus 2018 om 7.10 uur is weggereden bij zijn huis en iets voor 7.20 uur op kantoor is aangekomen. Er is dan ook geen enkele aanleiding om aan de juistheid van deze informatie te twijfelen. Dit leidt ertoe dat de rechtbank op grond van voornoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, tot het oordeel komt dat het niet anders kan dan dat de verdachte op
3 augustus 2018 niet pas rond 08:10 uur op het kantoor aan de [straatnaam] aankwam, maar dat hij daar al tussen 07:15 uur en 07:20 uur is gearriveerd. De rechtbank wordt in deze overtuiging gesterkt nu op de werkcomputer van de verdachte activiteiten hebben plaatsgevonden in een boekhoudprogramma dat hij als enige gebruikte.
Bloedspoorpatroononderzoek
Op de voor- en achterzijde van het shirt, de broek en de schoenen die de verdachte die ochtend droeg, is bloed aangetroffen, waarvan de DNA-profielen in de bemonstering overeenkomen met het DNA-profiel van het slachtoffer. [47] De verdachte heeft hierover verklaard dat hij naar het slachtoffer toe is gegaan, diens rug heeft aangeraakt, de trap weer af is gelopen en het alarmnummer 112 heeft gebeld. De centralist vroeg hem de hals van het slachtoffer te voelen om te controleren of er nog enig teken van leven was. Dat heeft de verdachte gedaan. Hoe tijdens deze gebeurtenissen het bloed precies op zijn kleding terecht is gekomen, kan hij niet met zekerheid zeggen, maar hij heeft daarover enkele veronderstellingen geuit.
Op het shirt, de schoenen en de broek is sporenonderzoek verricht. [48] De uiterlijke kenmerken, het aantal, de locaties (waaronder de binnenkant van de linker broekspijp) en de verspreiding van de daarop aangetroffen bloedspatjes passen bij het uitoefenen van geweld in vloeibaar bloed, waaronder slaan, schoppen, steken. [49]
Voorts heeft het NFI onderzoek gedaan naar het RNA (een onderzoeksmethode om een spoor te onderzoeken op meerdere typen celmateriaal). Uit drie van de vier bemonsteringen van het shirt en drie van de vier bemonsteringen van de broek zijn aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van centraal zenuwweefsel op de kleding van de verdachte. Tevens zijn uit één van de bemonsteringen van het shirt aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van spierweefsel. [50]
De deskundige heeft geconcludeerd dat als de verdachte degene is geweest die het letsel dat in het sectierapport is beschreven heeft toegebracht, de kans op het veroorzaken van een bloedsporenpatroon zoals dat is aangetroffen groot is. [51]
De hypotheses van de verdachte dat het bloed onder andere op zijn kleding is gekomen omdat hij tegen een staander heeft geleund waarop bloedspatten zaten, of dat er bloed van zijn handen kan zijn gedruppeld, vormen geen afdoende verklaring voor het waargenomen bloedspattenpatroon, onder meer omdat dat de spatten op de rug en aan de binnenkant van de broekspijp niet verklaart. [52] [53]
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de betreffende NFI-rapporten op zorgvuldige wijze tot stand gekomen en worden de conclusies gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt deze conclusies dan ook over en maakt deze tot de hare.
Vuilniszak met inhoud
Op de in de struiken voor het kantoor aangetroffen vuilniszak zijn in totaal 21 dactyloscopische sporen gevonden waarvan het waarschijnlijker tot extreem veel waarschijnlijker is dat ze afkomstig zijn van de verdachte dan van een willekeurige derde. [54]
Op de broek van de verdachte zijn gele viscosevezelsporen aangetroffen; 59 op de voorzijde en 28 op de achterzijde. Dit soort vezels komt niet frequent voor. Deze resultaten zijn veel waarschijnlijker wanneer de vezelsporen op de broek (deels) afkomstig zijn uit het gele doekje dat in de vuilniszak zat, dan wanneer deze afkomstig zijn uit willekeurige andere textiele bronnen. [55]
Tussenconclusie
De rechtbank heeft al vastgesteld dat de verdachte op het moment van overlijden van het slachtoffer op het kantoor aanwezig was. Nu daarnaast het op zijn kleding aangetroffen bloedspattenpatroon past bij het uitoefenen van geweld in vloeibaar bloed en verdachte geen adequate andere verklaring heeft gegeven voor het bloed, zenuw- en spierweefsel dat op zijn kleding is aangetroffen, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat de verdachte degene is geweest die het letsel aan het slachtoffer heeft toegebracht en daarmee zijn dood heeft veroorzaakt. Vervolgens heeft hij geprobeerd zijn broek schoon te maken met het doekje en dat, samen met het touw en de tie-wraps, in de vuilniszak gestopt en die verborgen. Ongetwijfeld heeft hij ook de bijl en de onkruidwieder in de sloot gegooid.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het voorwaardelijke verzoek van de raadsvrouw tot nader onderzoek en contraexpertise met betrekking tot de bloedspatsporen toe te wijzen. Zij acht dit onderzoek niet noodzakelijk. Zij ziet in het licht van de resultaten van al het onderzoek dat al naar het bloedspattenpatroon is verricht en het debat daarover ter zitting - waarbij de oorzaak van de bloedspatten op de kleding van de verdachte specifiek aan de orde is geweest - onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat daarnaar nog een nader of nieuw onderzoek moet worden verricht. Zij weegt daarbij mee dat zij niet inziet hoe een beweging van schrik (die om onverklaarde redenen pas gemaakt zou zijn nadat de handen van de verdachte al bebloed waren) het bloedspattenpatroon zou kunnen verklaren. Een dergelijke beweging veroorzaakt in ieder geval geen bloedspatten aan de binnenkant van de broekspijp. Verder is het bloedspattenpatroon, zoals uit het voorstaande blijkt, bepaald niet het enige bewijs dat tegen de verdachte pleit. De rechtbank merkt daarbij op dat de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen lang niet de enige zijn die op verdachte als dader wijzen.
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord, is of de verdachte zich met dit handelen heeft schuldig gemaakt aan moord of aan doodslag.
Moord of doodslag
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad moet komen vaststaan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad pas tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’. Er kan namelijk niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld wanneer de verdachte het besluit heeft genomen om het slachtoffer te doden en of de verdachte zich tussen dat moment en het moment waarop hij het dodelijk letsel heeft toegebracht enige tijd heeft kunnen beraden. Zij zal de verdachte dan ook vrijspreken van de impliciet primair ten laste gelegde moord.
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag.
3.4.2
Feit 2: Verduistering van € 5.000,-
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de verduistering van € 5.000,- en zal de verdachte daar dan ook van vrijspreken.
Voor verduistering is vereist dat de dader rechtmatig over het geld kon beschikken en dat hij zich dit vervolgens wederrechtelijk heeft toegeëigend. De betreffende € 5.000,- waren van de zakelijke spaarrekening van vennootschap van het slachtoffer afkomstig. Uit diens reactie en het feit dat de verdachte vervolgens een bankoverschrijving heeft vervalst om de indruk te wekken dat het geld al was teruggestort, ontstaat de indruk dat de verdachte
nietrechtmatig over deze rekening kon beschikken. De rechtbank kan dus niet uitsluiten dat de verdachte zich die € 5.000,- wederrechtelijk heeft toegeëigend. Dit betekent dat niet vaststaat dat de verdachte dat bedrag anders dan door misdrijf onder zich had, zodat hij dient te worden vrijgesproken van verduistering.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
1. op 3 augustus 2018 te Alphen aan den Rijn [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd door meermalen met scherpe en puntige en/of zware voorwerpen op het hoofd van die [slachtoffer] te slaan en door een snoervormig voorwerp om de nek/hals van die [slachtoffer] te brengen en vervolgens met kracht aan dit
snoervormigevoorwerp te trekken en met dit voorwerp de keel/hals van die [slachtoffer] dicht te trekken.
Voor zover in de tenlastelegging typ- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte en het slachtoffer kenden elkaar al dertig jaar en hadden samen al twintig jaar een [bedrijf] . Door collega’s werden zij omschreven als ‘een soort broertjes’, en ‘twee handen op één buik’. Ook zelf heeft de verdachte verklaard dat hij en het slachtoffer goed bevriend waren en elkaar midden in de nacht zouden kunnen bellen als er wat was.
Deze vriend is door de verdachte op een weerzinwekkende manier om het leven gebracht, met een explosie van geweld. De verdachte heeft hem, terwijl het slachtoffer nietsvermoedend met een kop koffie in zijn hand de trap opliep, gewurgd en met een bijl de hersens ingeslagen. Bij sectie zijn ongeveer 12 slagverwondingen geteld.
Met het plegen van dit feit heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan één van de zwaarste misdrijven die het Nederlandse strafrecht kent. Hij heeft het slachtoffer opzettelijk diens meest fundamentele recht, het recht op leven, ontnomen. Het slachtoffer was, zoals vermeld, een man van 54 jaar. Hij was getrouwd en vader van drie kinderen. Met zijn vrouw was hij een week voor zijn dood naar Zeeland verhuisd, waar ze een bed and breakfast hadden overgenomen. Zijn leven, dat misschien nog wel enkele tientallen jaren had kunnen duren, is hem abrupt afgenomen. De nabestaanden zullen de gevolgen van dit onherroepelijke en volkomen onverwachte verlies altijd met zich moeten dragen. De weduwe, kinderen en zus hebben op zitting hun grote verdriet om het overlijden van hun man, vader en broer geuit en zijn ingedaan op wat zijn dood voor hen betekent. Het is voor de familie niet te bevatten dat juist de verdachte, als vriend en zakenpartner, hun dierbare om het leven heeft kunnen brengen, en dat op zo’n verschrikkelijke manier. Daarbij komt ook nog dat de verdachte het feit is blijven ontkennen en dus geen inzicht heeft gegeven in zijn motieven, noch in wat er precies is gebeurd. Extra cru voor de nabestaanden is, dat de verdachte de uitvaart van de het slachtoffer heeft bijgewoond en daar een toespraak heeft gehouden. Verder heeft hij geen enkel berouw getoond. De rechtbank tekent daarbij aan dat de psychiater die hem heeft onderzocht er melding van maakte dat de verdachte heel weinig lijdensdruk toont over de dood van het slachtoffer en ook niet over het feit dat hij al meer dan een jaar in de gevangenis zit.
Al met al lijkt de verdachte een man van weinig emotie, die kennelijk als hem dat uitkomt in staat is gruwelijk geweld te gebruiken. Wat de aanleiding ook is geweest - het lijkt erop dat de verdachte geld van (de vennootschap van) het slachtoffer heeft gebruikt om de liquiditeit van het bedrijf en zijn eigen inkomen veilig te stellen -, verdachtes levensloop geeft aanleiding om te veronderstellen dat het hem niet aan probleemoplossend vermogen ontbreekt. Het is onbegrijpelijk en buitengewoon zorgelijk dat hij een dergelijk afschuwelijk feit heeft gepleegd. Zo’n feit schokt bovendien de rechtsorde en veroorzaakt gevoelens van onrust, angst en onveiligheid in de samenleving.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het Pro-Justitiarapport van 3 juni 2019, waaruit blijkt dat bij de verdachte geen stoornis aanwezig is. Er is dus geen enkele aanwijzing dat de door de verdachte gepleegde doodslag hem niet of in verminderde mate is toe te rekenen.
Gezien de explosie van geweld waarmee het slachtoffer om het leven is gebracht, het feit dat het een wrede, onverhoedse aanval betreft op een vriend en collega die de verdachte had moeten kunnen vertrouwen, de zakelijke en berekenende houding van de verdachte en de omstandigheid dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daad, kan alleen op dit feit worden gereageerd met de maximaal op te leggen gevangenisstraf. De rechtbank zal overeenkomstig de eis van de officier van justitie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren opleggen.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen
[naam echtgenote slachtoffer] , de echtgenote van het slachtoffer, heeft een vordering ingediend. Voor wat betreft de materiële schade bevat de vordering de volgende schadeposten: € 339.345 voor gederfd levensonderhoud; € 7.882,60 voor kosten van de uitvaart; € 2.987,27 voor notariskosten; € 6.221,23 voor kosten van de financieel adviseur en € 5.000 als gevolg van de verduistering van een geldbedrag door de verdachte. Voorts wordt een bedrag van € 10.000,- gevorderd voor de geleden immateriële schade.
[naam zoon slachtoffer] , zoon van het slachtoffer, heeft een vordering ingediend. Deze vordering bestaat voor wat betreft de materiële schade uit de volgende schadeposten: € 1.320,- voor een behandeling door een psychotherapeute; € 680,96 aan reiskosten; € 197,95 aan kosten voor een overnachting in een hotel voorafgaand aan de zitting. Voorts wordt een bedrag van
€ 10.000,- gevorderd voor de geleden immateriële schade.
[naam dochter1 slachtoffer] , dochter van het slachtoffer, heeft een vordering ingediend, die voor wat betreft de materiële schade bestaat uit de volgende schadeposten: € 3.358,16 aan reiskosten en € 1.275,05 aan kosten wegens een niet gehaald examen. Voorts wordt € 10.000,- gevorderd voor de geleden immateriële schade.
[naam dochter2 slachtoffer] , dochter van het slachtoffer, heeft een vordering ingediend. Deze vordering bevat aan materiële schade de volgende schadeposten: € 571,50 wegens een afgebroken verblijf als au pair; € 29,86 aan reiskosten en € 119,- voor een behandeling door een fysiotherapeut. Voorts wordt € 10.000,- gevorderd voor de geleden immateriële schade.
De benadeelde partijen vorderen voorts allen de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2018 tot de dag waarop de vordering geheel is voldaan. Voorts verzoeken zij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van [naam echtgenote slachtoffer] geconcludeerd tot toewijzing van zowel de materiële schade (op de post gederfd levensonderhoud na) en immateriële schade. Voor wat betreft de post gederfd levensonderhoud heeft zij opgemerkt dat deze post complex is, maar dat de rechtbank gebruik kan maken van haar schattingsbevoegdheid om zo in ieder geval een deel van de gevorderde schade toe te wijzen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen van de zoon en dochters van het slachtoffer integraal zullen worden toegewezen. Voorts heeft zij verzocht telkens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partijen bepleit, gelet op de door haar bepleite vrijspraak.
Subsidiair heeft zij het volgende aangevoerd.
De door [naam echtgenote slachtoffer] gevorderde schade wegens gederfd levensonderhoud is omvangrijk en complex. Naar de toekomstige inkomsten van [bedrijfsnaam] en [bedrijfsnaam] zou nader onderzoek moeten worden gedaan, gelet op de omstandigheid dat het de laatste jaren slecht ging met [bedrijfsnaam] . De vordering dient op dit punt niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat deze schadepost een onevenredige belasting van het strafproces inhoudt.
Ten aanzien van de door de benadeelde partijen gevorderde shockschade heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet is voldaan aan de vereisten voor toekenning van shockschade. Zij heeft betwist dat er sprake is geweest van een directe confrontatie met het feit of de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden en van geestelijk letsel. De vordering zou dan ook moeten worden afgewezen. Voorts heeft zij aangevoerd dat het gestelde geestelijk letsel onvoldoende is onderbouwd, aangezien niet door een psychiater of psycholoog is vastgesteld dat er sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Daarom zou de vordering op dit punt meer subsidiair niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
De vordering van [naam echtgenote slachtoffer]
Op grond van art. 6:108 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is de verdachte jegens de benadeelde partij verplicht tot het vergoeden van gederfd levensonderhoud en de kosten van lijkbezorging.
Het gevorderde bedrag van € 7.882,60 voor de uitvaart van het slachtoffer zal worden toegewezen. Deze kosten zijn voldoende onderbouwd en door de verdediging niet betwist.
De kosten van gederfd levensonderhoud zijn namens de benadeelde partij onderbouwd. Dit betreft een omvangrijke schadepost, die door de verdediging gemotiveerd is betwist. Hoewel vaststaat dat de benadeelde partij inkomensschade lijdt door het overlijden van haar echtgenoot, is de vaststelling van de omvang van de schade een gecompliceerde aangelegenheid. Deze schade wordt immers voor het belangrijkste deel in de toekomst geleden. De verdediging heeft aangevoerd dat het gelet op de verslechterde resultaten van [bedrijfsnaam] onzeker is of het inkomen dat deze vennootschap via [bedrijfsnaam] aan het slachtoffer uitbetaalde, ook in de toekomst zou kunnen worden uitbetaald. De beantwoording van onder meer die vraag vergt nader (deskundigen)onderzoek dat het bestek van deze strafprocedure te buiten gaat. Dat betekent dat in deze procedure slechts een klein deel van de gevorderde schade wegens gederfd levensonderhoud kan worden toegewezen. De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat het inkomen in de hypothetische situatie dat het slachtoffer niet zou zijn overleden in het eerste halfjaar na
3 augustus 2018 ongewijzigd zou zijn gebleven ten opzichte van de voorgaande jaren. De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de vaststelling van de te vergoeden inkomensschade de gegevens uit bijlage 6 bij de vordering. Uit die gegevens volgt dat de inkomensschade tot en met 2021 € 24.473,- per jaar bedraagt. De vordering tot schadevergoeding wegens gederfd levensonderhoud zal gelet op het voorgaande tot een bedrag van € 12.236,50 worden toegewezen. Wat deze schadepost betreft zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard omdat behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren. De benadeelde partij kan dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De gevorderde notariskosten en kosten van de ingeschakelde financieel adviseur zullen worden afgewezen omdat een wettelijke basis voor toewijzing daarvan ontbreekt.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren voor wat betreft de immateriële schade (shockschade), aangezien de vordering onvoldoende is onderbouwd. Hoewel natuurlijk niet ter discussie staat dat de nabestaanden ontzettend veel leed en verdriet is toegebracht, blijkt uit de onderbouwing van de vordering niet dat bij de benadeelde partij door een psycholoog of psychiater geestelijk letsel is vastgesteld. De rechtbank zal deze strafprocedure niet aanhouden om nader onderzoek te laten verrichten naar het bestaan van dit letsel, omdat dat een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren. De benadeelde partij kan de vordering tot vergoeding van immateriële schade bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Voor zover is aangevoerd dat schade is geleden door verdriet en gemis, geldt dat deze affectieschade in zaken waar de schade vóór 1 januari 2019 is opgetreden, zoals hier het geval is, niet voor vergoeding in aanmerking komt.
Aangezien verdachte zal worden vrijgesproken van de verduistering van € 5.000,-, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering voor zover die ziet op de schade als gevolg van die verduistering.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf 13 november 2019 tot aan de dag waarop de vordering geheel voldaan is.
De verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 20.119,10, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 13 november 2019 tot aan de dag waarop deze vordering geheel is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [naam echtgenote slachtoffer] .
7.4.2
De vorderingen van [naam zoon slachtoffer] , [naam dochter1 slachtoffer] en [naam dochter2 slachtoffer]
Zoals hiervoor al werd opgemerkt, geeft de wet nabestaanden in artikel 6:108 BW voor wat betreft materiële schade aanspraak op kosten van gederfd levensonderhoud en kosten van lijkbezorging. De door de benadeelde partijen gevorderde materiële schade – die het bereik van art. 6:108 BW te buiten gaan – zal daarom worden afgewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren voor wat betreft de immateriële schade (shockschade), aangezien de vorderingen wat dat betreft onvoldoende zijn onderbouwd. Hoewel zoals al opgemerkt niet ter discussie staat dat de nabestaanden ontzettend veel leed en verdriet is toegebracht, blijkt uit de onderbouwing van de vordering niet dat bij de benadeelde partijen door een psycholoog of psychiater geestelijk letsel is vastgesteld. De rechtbank zal deze strafprocedure niet aanhouden om nader onderzoek te laten verrichten naar het bestaan van dit letsel, omdat dat een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren. De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen tot vergoeding van immateriële schade bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Voor zover is aangevoerd dat schade is geleden door verdriet en gemis, geldt dat deze affectieschade in zaken waar de schade vóór 1 januari 2019 is opgetreden, zoals hier het geval is, niet voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank zal de proceskosten compenseren, zodat deze benadeelde partijen en de verdachte de eigen kosten dragen die zijn gemaakt in het kader van de behandeling van de vorderingen.

12.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals dat hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:doodslag;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
15 (vijftien) jaren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam echtgenote slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [naam echtgenote slachtoffer] een bedrag van € 20.119,10, bestaande uit de uitvaartkosten en gederfd levensonderhoud, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 13 november 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van het gederfde levensonderhoud niet-ontvankelijk is in de vordering en dat zij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade en de schade van de verduistering niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat zij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ten aanzien van de notariskosten en de kosten van de ingeschakelde financieel adviseur af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 20.119,10, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 13 november 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [naam echtgenote slachtoffer] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 135 dagen.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt ten aanzien van de benadeelde partijen [naam zoon slachtoffer] , [naam dochter1 slachtoffer] en [naam dochter2 slachtoffer] dat hun verzoeken om materiële schade worden afgewezen en dat zij niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot vergoeding van immateriële schade en dit deel van de vorderingen in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
bepaalt dat deze benadeelde partijen en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Eisses, voorzitter,
mr. A.M. Boogers, rechter,
mr. N.S.M. Lubbe, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Velden, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 november 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal genaamd ‘Foxtrot18’ dan wel ‘DHRAB18006’, met nummer PL1500-2018209716 van de politie eenheid Den Haag, team Grootschalige Opsporing, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 2.269), hierna: Procesdossier.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het forensisch dossier genaamd ‘TGO Foxtrot18’, van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Specialistische Ondersteuning, Team Forensische Opsporing, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 1.062), hierna: Forensisch dossier.
3.Forensisch dossier, een geschrift te weten: Voorlopig sectierapport, p. 71-75.
4.Procesdossier, een geschrift te weten: Rapport NFI, pathologie onderzoek naar een mogelijk niet natuurlijke dood, 3 januari 2019, p. 1.889-1.896.
5.Forensisch dossier, een geschrift te weten: Rapport NFI, Microanalyse van invasiéf trauma (MIT) aan stukjes schedelbot n.a.v. een geweldsdelict in Alphen aan de Rijn op 3 augustus 2018, p. 903-915.
6.Procesdossier, proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige] , p. 965-966.
7.Procesdossier, proces-verbaal laadgegevens Opel Ampere, p. 1.249.
8.Procesdossier, proces-verbaal alarm logbestanden DBF Communicatie, p. 1.246.
9.Procesdossier, proces-verbaal van verhoor getuige [naam echtgenote slachtoffer] , p. 812.
10.Procesdossier, proces-verbaal van onderzoek mobiel toestel, p. 1.175.
11.Procesdossier, proces-verbaal van bevindingen, p. 1.164.
12.Procesdossier, proces-verbaal van bevindingen, p. 1.281.
13.Procesdossier, proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige] , p. 934, met bijlage, screenshot, p. 943.
14.Procesdossier, proces-verbaal van bevindingen, p. 1.165.
15.Procesdossier, proces-verbaal van onderzoek mobiel toestel, p. 1.175.
16.Procesdossier, proces-verbaal van bevindingen 112-melding, p. 462.
17.Procesdossier, proces-verbaal van bevindingen, p. 2105-2107.
18.Procesdossier, proces-verbaal van bevindingen over Bijl, p. 2.245, eigen waarneming van de rechtbank van een foto, p. 207.
19.Forensisch dossier, een geschrift te weten: Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in Alphen aan den Rijn op 3 augustus 2018, p. 866-867.
20.Forensisch dossier, een geschrift te weten: Rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in Alphen aan den Rijn op 3 augustus 2018, p. 852 en 855.
21.Forensisch dossier, proces-verbaal van bevindingen, p. 496; proces-verbaal sporenonderzoek, p. 501.
22.Forensisch dossier, een geschrift te weten: Rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in Alphen aan den Rijn op 3 augustus 2018, p. 852 en 855.
23.Forensisch dossier, een geschrift te weten: Rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in Alphen aan den Rijn op 3 augustus 2018, p. 853 en 856.
24.Forensisch dossier, eigen waarneming van de rechtbank van een foto, p. 837.
25.Forensisch dossier, een geschrift te weten: Rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in Alphen aan den Rijn op 3 augustus 2018, p. 834-835.
26.Procesdossier, proces-verbaal, p. 1.807.
27.Procesdossier, proces-verbaal van bevindingen, p. 1.917-1.918.
28.Procesdossier, proces-verbaal van bevindingen, p. 1.913-1.914.
29.Procesdossier, proces-verbaal van bevindingen rijroute [verdachte] woon-werk, p. 2108-2109.
30.Procesdossier, aanvullend proces-verbaal van bevindingen, p. 1.926.
31.Procesdossier, aanvullend proces-verbaal van bevindingen, p. 1.931.
32.Procesdossier, proces-verbaal van bevindingen camerabeelden, p. 1.106.
33.Procesdossier, proces-verbaal van bevindingen camerabeelden, p. 1.110.
34.Procesdossier, proces-verbaal van bevindingen camerabeelden, p. 1.111.
35.Procesdossier, proces-verbaal van bevindingen, p. 1.115-1.136.
36.Procesdossier, proces-verbaal van bevindingen, p. 1.137.
37.Procesdossier, proces-verbaal uitkijken camerabeelden [straatnaam] , p. 1.083-1.084.
38.Procesdossier, proces-verbaal van bevindingen, p. 1.197-1.205, (aanvullend) proces-verbaal van bevindingen van de Regionale Recherche, team Digitale Expertise, p. 1-4 en (aanvullend) proces-verbaal van bevindingen van de Regionale Recherche, team Digitale Expertise, p. 1-3.
39.Bijlage bij procesdossier (aanvullend) proces-verbaal van bevindingen van de Regionale Recherche, team Digitale Expertise, p. 1-3.
40.Bijlage bij procesdossier (aanvullend) proces-verbaal van bevindingen van de Regionale Recherche, team Digitale Expertise, p. 1-3.
41.Procesdossier, proces-verbaal van bevindingen, p. 1.256.
42.Procesdossier, proces-verbaal van bevindingen, p. 1.260.
43.Procesdossier, proces-verbaal van bevindingen, p. 1.257.
44.Procesdossier, proces-verbaal van bevindingen, p. 1.265.
45.Procesdossier, proces-verbaal inloggegevens Imuis, p. 1.283.
46.Procesdossier, proces-verbaal van bevindingen, p. 160.
47.Procesdossier, een geschrift, te weten: Rapport van het NFI: Evaluatie van de bevindingen van het bloedspoorpatroononderzoek en het DNA- en RNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in Alphen aan den Rijn op 3 augustus 2018, p. 2.003.
48.Procesdossier, een geschrift, te weten: Rapport van het NFI: Evaluatie van de bevindingen van het bloedspoorpatroononderzoek en het DNA- en RNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in Alphen aan den Rijn op 3 augustus 2018, p. 1.993-2.008, met fotobijlagen, p. 2.009-2.013.
49.Procesdossier, een geschrift, te weten: Rapport van het NFI: Evaluatie van de bevindingen van het bloedspoorpatroononderzoek en het DNA- en RNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in Alphen aan den Rijn op 3 augustus 2018, p. 1.993-2.008, met fotobijlagen, p. 2.003.
50.Procesdossier, een geschrift, te weten het rapport van het NFI: Evaluatie van de bevindingen van het bloedspoorpatroononderzoek en het DNA- en RNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in Alphen aan den Rijn op 3 augustus 2018, p. 2.002.
51.Procesdossier, een geschrift, te weten het rapport van het NFI: Evaluatie van de bevindingen van het bloedspoorpatroononderzoek en het DNA- en RNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in Alphen aan den Rijn op 3 augustus 2018, p. 2.004.
52.Procesdossier, een geschrift, te weten het rapport van het NFI: Evaluatie van de bevindingen van het bloedspoorpatroononderzoek en het DNA- en RNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in Alphen aan den Rijn op 3 augustus 2018, p. 2.005.
53.Forensisch Dossier, een geschrift, rapport Beantwoording vragen aangaande het verrichte
54.Forensisch Dossier, een geschrift, te weten: Rapport Verkorte rapportage m.b.t. vergelijkend dactyloscopisch onderzoek (WOVI), p. 938-943.
55.Forensisch Dossier, een geschrift, te weten: Vergelijkend vezelonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het lichaam van [slachtoffer] in Alphen aan de Rijn op 3 augustus 2018, p. 876-884.