ECLI:NL:RBDHA:2019:11910

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2019
Publicatiedatum
11 november 2019
Zaaknummer
NL18.14731
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van gezin uit de Krim, Oekraïne, wegens beschikbaarheid van beschermingsalternatief in Oekraïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2019 uitspraak gedaan in het kader van een asielaanvraag van een gezin afkomstig uit de Krim, Oekraïne. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen, omdat het gezin volgens verweerder een beschermingsalternatief heeft in een ander deel van Oekraïne waar de autoriteiten effectieve controle uitoefenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de eisers over hun identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn, maar dat zij de mogelijkheid hebben om terug te keren naar een veilig gebied in Oekraïne.

De rechtbank heeft ook de medische omstandigheden van de vader in overweging genomen, maar oordeelt dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met deze omstandigheden. De eisers hebben aangevoerd dat de vader niet in staat is om te worden gehoord en dat er onvoldoende medische redenen zijn om uitstel van vertrek te verlenen. De rechtbank concludeert dat de medische situatie van de vader niet zodanig is dat dit een belemmering vormt voor terugkeer naar Oekraïne.

De rechtbank heeft de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM (bescherming van het privéleven) gemaakt en oordeelt dat de belangen van de eisers niet zwaarder wegen dan het algemeen belang van een restrictief toelatingsbeleid. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eisers verworpen en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.14731

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, mede namens
[eiser], eiser, en
[kinderen A, B en C],
gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. A.W.J. van der Meer),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Procesverloop

Bij besluit van 16 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen.
Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2019. Eiseres en dochter [A] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen N. Faes. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Op 16 juli 2019 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en eisers verzocht de ter zitting overgelegde medische stukken te uploaden in het digitale dossier. Eisers hebben dit gedaan waarna verweerder de gelegenheid heeft gekregen om desgewenst te reageren op deze stukken. Van die gelegenheid heeft verweerder geen gebruik gemaakt. Met instemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Eiseres (moeder) is op 12 februari 2018 Nederland ingereisd samen met haar echtgenoot [eiser] (eiser/vader) en hun minderjarige kinderen [A, B en C] . Vanwege de medische situatie van vader is alleen moeder gehoord. Zij heeft aan de asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij afkomstig zijn uit de Krim in de Oekraïne en daar ernstige problemen hebben ondervonden nadat de Russen de macht hadden overgenomen. Waardevolle goederen, geld en documenten zijn door de Russische politie, de Kozakken, afgepakt. Nadat de buurman hen een papier toonde waarop stond dat het huis van eisers zijn eigendom was, zijn eiser en eiseres naar het politiebureau gegaan. Zij zijn daar mishandeld. Eisers behoren tot de Pinkstergemeente en ook in de kerk in de Krim waren er problemen met Russische separatisten. Eisers zijn naar Kiev gevlucht. Daar heeft een medewerker van de SBU (veiligheidsdienst) tegen eiser gezegd dat hij naar het commissariaat moest gaan om aan de kant van het Oekraïense leger te gaan vechten. Eiser wil dit niet vanwege zijn geloof. Daarop hebben eisers op 7 november 2014 het land verlaten, aldus eiseres.
2. Verweerder vindt geloofwaardig wat eisers hebben verklaard over hun identiteit, nationaliteit en herkomst en problemen in de Krim en in Kiev. Ook is het volgens verweerder niet uitgesloten dat zij bij terugkeer naar de Krim risico lopen te worden vervolgd. Zij hebben echter de mogelijkheid terug te keren naar dat deel van de Oekraïne waarover de Oekraïense autoriteiten wel effectieve controle uitoefenen en kunnen daar bescherming vinden, aldus verweerder. Vader vreest dat hij bij terugkeer zal worden gedwongen om te vechten aan het front en zal worden gestraft omdat hij dit voorafgaand aan zijn vlucht heeft geweigerd. Ook dat is volgens verweerder niet aannemelijk. Ook is er volgens verweerder onvoldoende reden om vader uitstel van vertrek te geven op grond van artikel 64 (medische redenen) van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Volgens het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) van 26 maart 2018 bestaat voor dat uitstel onvoldoende medische noodzaak.
3. Eisers hebben als beroepsgrond naar voren gebracht dat het beschermingsalternatief, waar verweerder naar verwijst, er in hun specifieke geval niet is. Deze beroepsgrond faalt.
3.1.
Verweerder heeft, volgens eisers, onvoldoende rekening gehouden met de aard en ernst van het ziektebeeld van vader. Een rapport van het instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek (iMMO) zou daarvan een vollediger en beter beeld geven. In beroep zijn nog medische stukken ingediend over vader, onder meer van GGZ Friesland. Onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 8 november 2018 (NL18.4732) stellen eisers dat verweerder, vanwege de psychische toestand waarin vader verkeert, een beschermingsalternatief niet kan tegenwerpen.
3.2.
In beroep is verder een brief overgelegd waarin moeder schrijft over de ervaringen van het gezin in Kiev. Het gezin heeft geen daadwerkelijke en langdurige bescherming gekregen van de autoriteiten in Kiev. Zij hebben tevergeefs hulp gevraagd aan de politie en de immigratiedienst. Een medewerker van de veiligheidsdienst (SBU) heeft hen uitgemaakt voor verraders en spionnen van Kremlin en heeft aangegeven dat ze documenten terug konden krijgen door ervoor “te vechten”. Voor vader, gelet op zijn ziektebeeld, is het onmogelijk om de (alternatieve) dienstplicht te vervullen of daartoe stappen te ondernemen. Voorts hebben eisers geen adequaat sociaal en maatschappelijk netwerk om op terug te vallen. Het gevolg daarvan zal zijn dat ze noch vanuit de overheid, noch van derden, op ondersteuning hoeven te rekenen, aldus eisers.
3.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in voldoende mate rekening gehouden met de medische problemen van vader. Hij is zes maal beoordeeld door FMMU en bleek telkens niet in staat om gehoord te worden. Vader was naar zijn zeggen ook niet in staat zijn relaas schriftelijk te doen. Vervolgens is in overleg met eisers besloten dat alleen moeder zou worden gehoord. Wat een rapport van iMMO of het NFI/NIFP nog zou kunnen leveren aan de beoordeling van de asielaanvragen is niet duidelijk. De feiten die in het asielrelaas naar voren zijn gebracht worden niet betwist. Ook staat niet ter discussie dat vader niet in staat is om te worden gehoord. Overigens heeft verweerder door het opvragen van adviezen bij FMMU en het BMA zich voldoende vergewist van vaders medische situatie. Als eisers menen dat nader onderzoek door het iMMO nodig en nuttig is, is het aan hen om dat te laten verrichten.
3.4.
Wat het beschermingsalternatief betreft heeft verweerder verwezen naar het Country Report over 2017 en een rapport van 20 april 2018 van het US Department of State. Daaruit volgt dat, gezien de algehele situatie in Oekraïne, asielzoekers uit dat land niet zonder meer als vluchteling zijn aan te merken. Eisers lopen volgens verweerder elders in Oekraïne, waar de Oekraïense autoriteiten effectieve controle uitoefenen, geen risico op vervolging en kunnen op een veilige en wettige wijze naar dat gebied reizen. Oekraïne is ook aangemerkt als veilig land van herkomst. Uit informatie van de UNHCR komt volgens verweerder bovendien naar voren dat Oekraïners uit het conflictgebied (de Krim) die zich melden in het deel waar de Oekraïense autoriteiten controle uitoefenen, door de overheid worden aangemerkt als ontheemden en in aanmerking komen voor allerlei voorzieningen. Dit is in wetgeving vastgelegd. Deze informatie is door eisers op zichzelf niet betwist.
3.5.
Eisers zijn vanuit de Krim naar Kiev gereisd en hebben daar twee weken verbleven. In het nader gehoor heeft moeder over het verblijf in Kiev alleen aangegeven dat er problemen waren met een SBU-medewerker. In beroep heeft moeder daaraan toegevoegd dat het gezin ook problemen heeft gehad in Kiev vanwege het ontbreken van identiteitsdocumenten en dat ze door allerlei instanties niet werden geholpen. Dat dit pas in beroep naar voren is gebracht en dat alle door moeder beschreven ervaringen bij de instanties tijdens hun korte verblijf in Kiev zouden hebben plaatsgevonden vindt verweerder bevreemdend, ook omdat die ervaringen niet passen bij de hiervoor beschreven UNHCR-informatie. Verder hebben eisers niet aangetoond dat zij zich zonder een sociaal en maatschappelijk netwerk in Kiev daar niet zouden kunnen handhaven, te meer omdat moeder heeft verklaard dat het gezin tijdens hun vorige verblijf in Kiev hulp heeft gekregen van leden van hun kerk.
3.6.
Dat vader gedwongen zal worden dienst te nemen in het leger acht verweerder eveneens niet ten onrechte onaannemelijk. Een SBU-medewerker zou volgens eisers hebben gezegd dat vader zich moest melden. Een oproep, andere stukken of concrete informatie waaruit valt af te leiden dat de autoriteiten dat voornemen hebben zijn niet overgelegd. Een rapport van april 2017 van de UK Home Office geeft bovendien aan dat op grond van Oekraïense wetgeving vrijstelling of alternatieve dienstplicht mogelijk is op religieuze gronden (eiser stelt vanwege zijn religie niet te mogen dienen in het leger). Ook heeft verweerder aangegeven dat voornamelijk personen die al hun militaire dienstplicht hebben doorlopen (wat bij eiser niet het geval is), worden gemobiliseerd. Daarnaast wijst verweerder op twee bronnen waaruit volgt dat personen uit de Krim niet verplicht worden opgeroepen. Eisers hebben deze informatie niet weersproken.
4. Eisers doen een beroep op artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Deze beroepsgrond faalt.
4.1.
Eisers wijzen op de medische problematiek van vader en het effect dat dit op hen heeft. Zij zijn verder inmiddels ruim 2,5 jaar in Nederland en hebben hier een sociaal en maatschappelijk netwerk hebben opgebouwd. De kinderen zijn hier geworteld. Een gedwongen terugkeer zal negatieve gevolgen hebben voor het gezin en de ontwikkeling van de kinderen. Eisers hebben stukken overgelegd over dochter [A] die op het gymnasium in Leeuwarden zit. Zij haalt hoge cijfers, spreekt uitstekend Nederlands, is actief in de gemeente waar zij woont en zeer betrokken bij de jongerenraad. [A] kan haar leven niet op dezelfde wijze voortzetten in Oekraïne, aldus eisers.
4.2.
Bij de belangenafweging in het kader van het door artikel 8 van het EVRM beschermde recht op eerbiediging van het privéleven moet een “fair balance” worden gevonden tussen het belang van het privéleven van de betrokken vreemdelingen enerzijds en het Nederlands algemeen belang dat is gediend bij het voeren van een restrictief toelatingsbeleid anderzijds. Daarbij moeten alle voor die belangenafweging van betekenis zijnde feiten en omstandigheden kenbaar worden betrokken. Bij deze afweging komt verweerder een zekere beoordelingsruimte toe. Verweerder heeft op goede gronden een belangenafweging in het nadeel van eisers gemaakt.
4.3.
Eisers hebben nooit een verblijfsvergunning in Nederland gehad, zodat alleen in uitzonderlijke omstandigheden de belangenafweging in hun voordeel zou kunnen uitvallen. Bijzonder in dit geval is dat [A] zeer intelligent blijkt te zijn, zich zeer snel sociaal en maatschappelijk aan Nederland heeft aangepast en op dat vlak, zeker voor iemand van haar leeftijd, zeer actief is. Uit de steunbetuigingen die voor haar zijn meegezonden komt ook het gevoel naar voren dat een meisje zoals zij een aanwinst kan zijn voor Nederland en dus eigenlijk de kans zou moeten hebben zich hier verder waar te maken. Bij dat gevoel kan de rechtbank zich zeker iets voorstellen, maar dat is niet echt een omstandigheid waar het om gaat bij de bescherming van privéleven waarop artikel 8 van het EVRM ziet. Daarvoor zou onder meer sprake moeten zijn van een netwerk, dat uitzonderlijk ver afwijkt van andere leeftijdgenootjes die gedurende dezelfde periode hier onderwijs volgen en sociale contacten zijn aangegaan. Het gezin is nog maar betrekkelijk kort in Nederland (sinds februari 2016). [A] heeft evenals haar ouders het langste deel van haar leven in Oekraïne doorgebracht. Op de zitting heeft [A] verteld hoe zij destijds is tegengewerkt op school, maar dit was in de Krim. Dat zij elders in de Oekraïne vergelijkbaar zou worden tegengewerkt en achtergesteld staat niet bij voorbaat vast. De kinderen zijn voorts nog jong genoeg om verder in Oekraïne te kunnen wortelen. Daarnaast heeft verweerder de medische problematiek van eiser en het effect dat dit op het gezin heeft niet ten onrechte onvoldoende zwaarwegend geacht.
5. Eisers voeren ten aanzien van artikel 64 van de Vw als beroepsgrond aan dat bij het uitblijven van behandeling voor vader, na vertrek, wel medische noodsituatie zal ontstaan. Deze beroepsgrond faalt.
5.1.
Er is volgens eisers sprake van een concreet suïciderisico en juist de stabiliteit en de behandeling in een veilige en stabiele omgeving is een belangrijke factor voor vader voor het in stand houden van de huidige status quo. Er heeft verder geen onderzoek plaatsgevonden naar de beschikbaarheid en de toegang tot de medische behandeling in Kiev. Daarnaast zou een rapport van het iMMO kunnen bijdragen aan een onderzoek omtrent de feiten en ten aanzien van het ziektebeeld van eiser. Voorts wijzen eisers op de in beroep overgelegde medische stukken.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht geen aanleiding gezien voor toepassing van artikel 64 van de Vw. Uit het BMA-advies van 26 maart 2018 volgt dat bij het uitblijven van de behandeling van eisers medische problemen, de BMA-arts geen medische noodsituatie op korte termijn verwacht. De BMA-arts merkt op dat vader weliswaar gedwongen opgenomen is geweest maar dat de directe aanleiding daarvoor slecht nieuws en stress was en dat het niet voortkwam uit een (psychiatrisch) ziektebeeld. Volgens het advies is vader op dit moment niet suïcidaal of in een crisis en wordt hij behandeld met relatief lage dosering medicatie. Eisers hebben kanttekeningen geplaatst bij deze conclusies maar dit is onvoldoende om aan dit deskundigenadvies te twijfelen. Voorts bieden de in beroep overgelegde medische stukken geen aanleiding voor een ander oordeel. Omdat de conclusie luidt dat zich naar verwachting bij vertrek geen medische noodsituatie gaat voordoen hoefde verweerder verder ook geen onderzoek te doen daar de beschikbare medische voorzieningen in de Oekraïne.
6. Gelet op al het voorgaande is het beroep ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.