ECLI:NL:RBDHA:2019:11907

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2019
Publicatiedatum
8 november 2019
Zaaknummer
AWB 18/9265
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking van het bestreden besluit in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, is eiseres, met V-nummer [v-nummer], in beroep gegaan tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, dat op 7 november 2018 werd genomen, verklaarde het bezwaarschrift van eiseres van 23 mei 2018 ongegrond. Echter, op 4 oktober 2019 heeft de Staatssecretaris medegedeeld dat het bestreden besluit is ingetrokken en dat er opnieuw op het bezwaar zal worden beslist. Eiseres heeft vervolgens op 6 oktober 2019 haar beroep ingetrokken, voordat de zaak op zitting werd behandeld, en verzocht om een proceskostenvergoeding.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting over het verzoek om proceskostenvergoeding. De rechtbank constateert dat eiseres haar beroep heeft ingetrokken omdat de Staatssecretaris aan haar verzoek tegemoet is gekomen, zoals bedoeld in artikel 8:75a van de Awb. De Staatssecretaris heeft de aanspraak op proceskosten die verband houdt met de intrekking van het beroep niet bestreden. Daarom heeft de rechtbank besloten om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 512,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht, aangezien het verzoek van eiseres om vrijstelling van het griffierecht is toegewezen op basis van haar financiële situatie. De rechtbank heeft de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiseres, en deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 31 oktober 2019.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/9265

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer [v-nummer]

(gemachtigde mr. A. Agayev),
tegen

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 7 november 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaarschrift van eiseres van 23 mei 2018 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij brief van 4 oktober 2019 heeft verweerder medegedeeld dat het bestreden besluit is ingetrokken en dat op het bezwaar opnieuw zal worden beslist.
Eiseres heeft op 6 oktober 2019 het beroep ingetrokken, voordat het beroep op zitting werd behandeld, en verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten van het beroep.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting op het verzoek om proceskostenvergoeding.
De rechtbank stelt vast dat eiseres het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan eiseres is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder heeft de in verband met de intrekking van het beroep gemaakte aanspraak op proceskosten niet bestreden.
De rechtbank ziet dan ook aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 512,- (één punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1). Als aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
Voor vergoeding van griffierecht bestaat geen aanleiding omdat het verzoek van eiseres om vrijstelling van het griffierecht is toegewezen op grond van de door eiseres verstrekte gegevens over haar inkomsten en vermogen.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 512,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor partijen binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet open bij de rechtbank.
De indiener van het verzetschrift kan daarbij op grond van artikel 8:55, eerste lid van de Awb vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.