ECLI:NL:RBDHA:2019:11906

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2019
Publicatiedatum
8 november 2019
Zaaknummer
AWB 18/9525
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 31 oktober 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening, ingediend door een verzoekster met V-nummer [V-nummer]. De verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin was vastgesteld dat haar verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan was geëindigd. Dit besluit was genomen op 5 april 2018 en het bezwaar van de verzoekster tegen dit besluit was op 7 december 2018 ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft in een andere procedure, met zaaknummer AWB 18/9524, het beroep van de verzoekster ongegrond verklaard. Dit had gevolgen voor het verzoek om voorlopige voorziening, omdat niet langer werd voldaan aan het connexiteitsvereiste zoals neergelegd in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk was.

De voorzieningenrechter, mr. G.P. Kleijn, heeft in aanwezigheid van griffier mr. I.N. Powell, de beslissing in het openbaar uitgesproken. Er is geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld, wat betekent dat de beslissing van de rechtbank definitief is.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/9525
uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 oktober 2019 op het verzoek om voorlopige voorziening van

[verzoekster] , verzoekster, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde mr. M. Erik),
tegen

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 april 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat het verblijfsrecht van verzoekster als gemeenschapsonderdaan als bedoeld in artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000 is geëindigd.
Bij besluit van 7 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens heeft verzoekster verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft heden het beroep in de procedure met zaaknummer
AWB 18/9524 – na behandeling hiervan ter zitting op 10 oktober 2019 – ongegrond verklaard, zodat niet langer wordt voldaan aan het in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde connexiteitsvereiste.
2. Het verzoek is om die reden kennelijk niet-ontvankelijk.
3. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de rechtbank verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2019.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld