ECLI:NL:RBDHA:2019:11903
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 november 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling, aangeduid als verzoeker met V-nummer [V-nummer]. De zaak betreft een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. Het primaire besluit tot afwijzing vond plaats op 9 mei 2018, waarna verzoeker bezwaar heeft aangetekend. Dit bezwaar werd op 13 december 2018 ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep bij de rechtbank, geregistreerd onder zaaknummer AWB 18/9904.
Tijdens de zitting op 10 oktober 2019 is het beroep in de procedure met zaaknummer AWB 18/9904 ongegrond verklaard. Hierdoor werd niet langer voldaan aan het connexiteitsvereiste zoals neergelegd in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek om voorlopige voorziening, dat door verzoeker was ingediend, kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de rechtbank niet verder ingaat op de inhoud van het verzoek, omdat de noodzakelijke voorwaarden niet meer aanwezig zijn.
De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.