ECLI:NL:RBDHA:2019:11808

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 oktober 2019
Publicatiedatum
7 november 2019
Zaaknummer
7865346 RL EXPL 19-14646
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een budgetbeheerder voor schade door niet-nakomen van verplichtingen uit de budgetbeheerovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 oktober 2019 uitspraak gedaan in een vrijwaringszaak. De eiser, die in de hoofdzaak door Stichting Woonbron was gedagvaard vanwege een huurachterstand, heeft gedaagden, bestaande uit een vennootschap onder firma en haar vennoten, in vrijwaring opgeroepen. De eiser vorderde schadevergoeding van € 1.082,35, omdat gedaagden volgens hem tekortgeschoten waren in hun verplichtingen uit de budgetbeheerovereenkomst. Deze overeenkomst verplichtte gedaagden om voorrang te geven aan de betaling van de vaste lasten van de eiser en hem te informeren bij onvoldoende saldo.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagden inderdaad tekortgeschoten zijn in hun verplichtingen. De rechter oordeelde dat gedaagden niet hebben voldaan aan hun verplichtingen om de eiser tijdig te informeren over het onvoldoende saldo, wat heeft geleid tot een huurachterstand. De kantonrechter wees de vordering van de eiser toe en veroordeelde gedaagden hoofdelijk tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief de proceskosten en wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van budgetbeheerders in het kader van hun overeenkomsten met cliënten, vooral in situaties waarin financiële problemen zich voordoen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
JvdB
Zaak-/rolnummer: 7865346 RL EXPL 19-14646
22 oktober 2019
Vonnis van de kantonrechter in de vrijwaringszaak van:
[eiser] ,wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in de vrijwaringszaak,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
gemachtigde: mr. D. Pieterse,
tegen
de vennootschap onder firma
[naam vof] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde sub 1 in de vrijwaringszaak,
alsmede haar vennoten
[gedaagde 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde sub 2 in de vrijwaringszaak,
en
[gedaagde 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde sub 3 in de vrijwaringszaak.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser] ”, “ [naam vof] ”, “ [gedaagde 1] ” en “ [gedaagde 2] ”. [naam vof] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden gezamenlijk aangeduid als gedaagden.

1.Procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de inleidende dagvaarding van 14 februari 2019;
  • de conclusie van antwoord met incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring;
  • de conclusie van repliek tevens houdende akte vermindering van eis met conclusie van antwoord in het incident;
  • het tussenvonnis van 4 juni 2019;
  • de dagvaarding in vrijwaring van 21 juni 2019;
  • de conclusie van antwoord van de zijde van gedaagden;
  • de fax van de zijde van Woonbron van 10 oktober 2019;
  • de fax van de zijde van [eiser] van 10 oktober 2019;
  • de fax van de zijde van [eiser] van 14 oktober 2019;
  • de akte wijziging van eis van de zijde van [eiser] van 15 oktober 2019;
  • de in het geding gebrachte producties.
1.2
Op 14 februari 2019 is [eiser] gedagvaard in de zaak met zaak-/rolnummer 7546746 RL EXPL 19-4131 (hierna: de hoofdzaak) door Stichting Woonbron (hierna: Woonbron) in verband met een huurachterstand. [eiser] heeft bij incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring gevorderd om hem toe te staan om in vrijwaring op te roepen [naam vof] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . De kantonrechter heeft deze vordering bij tussenvonnis van 4 juni 2019 toegewezen. [eiser] en Woonbron hebben op 10 oktober 2019 in de hoofdzaak een regeling getroffen. [eiser] heeft benadrukt de vrijwaringszaak door te willen zetten.
1.3
Op 15 oktober 2019 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden in de vrijwaringszaak, waarbij [eiser] in persoon is verschenen tezamen met zijn gemachtigde. Gedaagde sub 3 is in persoon verschenen, mede namens gedaagde sub 1. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden.
1.4
Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.Feiten

2.1
Partijen hebben op 25 oktober 2018 een overeenkomst tot budgetbeheer gesloten. In deze overeenkomst is – voor zover relevant – het volgende bepaald:

(…) 9. [naam vof] zal bij onvoldoende saldo niet overgaan tot betaling van de vaste lasten maar de cliënt hierover inlichten.
10. [naam vof] verplicht zich om voorrang te geven aan het betalen van de vaste lasten. (…)”
2.2
Uit het door beide partijen ondertekende trajectplan volgt voor zover relevant:

(…)Werkwijze [naam vof]
Vanaf vandaag begint budgetbeheer. Heel kort gezegd houdt dit in dat wij alle betalingen van u overnemen en u gaan begeleiden weer zelfstandig uw financiën over te nemen. (…)

Verwachting dossier:
Hopelijk binnen 4 maanden over naar de backoffice, afschalen naar plus en wanneer er rust in de tent is afschalen naar financieel beheer, echter is de inschatting dat hier nog 1,5 jaar overheen gaat.(…)
2.3
Op 25 oktober 2018 heeft [naam vof] – voor zover relevant – de navolgende e-mail aan Woonbron verstuurd:
“(…)
zojuist heeft meneer [eiser] zich bij ons gemeld en heeft de intake plaats gevonden. Wij hebben begrepen dat hij bij jullie een regeling heeft.
Echter kunnen door deze regelingen de vaste lasten niet betaald worden. Ik zou graag willen vragen of jullie de schuld willen opschorten en uitstel van betaling willen geven van 3 maanden. zodat we kunnen stabiliseren en schuldhulpverlening kan starten (…)
2.4
Per e-mail van 13 november 2018 heeft Woonbron daarna aan [naam vof] – voor zover relevant - de navolgende e-mail verstuurd:

(…) Helaas kunnen wij geen uitstel verlenen. De mogelijkheid bestaat om de bestaande regeling te verlagen onder de gestelde voorwaarden dat de lopende huur tijdig wordt voldaan.(…)
2.5
Op 7 december 2018 heeft [eiser] aan [naam vof] – voor zover relevant – de navolgende e-mail verstuurd:

(…) Ook wilde ik u om advies vragen betreft mijn huur. Het zit namelijk zo dat de Belastingdienst rond de 20e van afgelopen maand 2x 166 euro heeft afgeschreven van mijn bankrekening en ook de CAK via mijn werkgever geld heeft ingehouden van mijn salaris, waardoor ik het bedrag van mijn huur niet kan betalen. Momenteel heb ik daarvoor een betalingsregeling bij Woonbron en ben ik bang dat ook deze zal vervallen door deze onverwachte gebeurtenissen.(…)
2.6
Per e-mail van 4 maart 2019 heeft [gedaagde 2] – voor zover relevant – aan de gemachtigde van [eiser] verstuurd:

(…) – Er is vanuit gegaan dat betalingen verder zouden gaan op [eiser] zijn rekening, en vanwege de zelfstandigheid geen controle uitgevoerd.(…)

3.Vordering, grondslag en verweer

3.1
[eiser] vordert, na zijn eis te hebben gewijzigd, en bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de hoofdelijke veroordeling van gedaagden om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.082,35, met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de kosten van deze procedure, te betalen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis tot de dag van algehele voldoening, alsmede de nakosten.
3.2
[eiser] legt aan deze vordering, naast voormelde feiten, het navolgende ten grondslag. Tussen partijen is een budgetovereenkomst gesloten. Op grond van die overeenkomst was [naam vof] verplicht om voorrang te geven aan de betaling van de vaste lasten van [eiser] , dan wel [eiser] in te lichten indien daar onvoldoende saldo toe was. Die verplichting is [naam vof] niet nagekomen, waardoor er een huurachterstand is ontstaan en [eiser] in de hoofdzaak is gedagvaard door Woonbron. Woonbron en [eiser] hebben het geschil in de hoofdzaak kunnen regelen, maar [eiser] heeft hierdoor de bij de procedure in de hoofdzaak komende kosten moeten betalen. Gedaagden zijn daarom een schadevergoeding verschuldigd aan [eiser] . [eiser] vordert – na wijziging van eis - betaling van het bedrag van € 1.082,35, bestaande uit de extra kosten die [eiser] in de hoofdzaak moet betalen, met veroordeling van gedaagden in de kosten van de procedure en de nakosten.
3.3
Gedaagden hebben verweer gevoerd, waarop hierna – voor zover van belang – zal worden ingegaan.

4.Beoordeling

4.1
De hoogte van de vordering is door gedaagden niet betwist, waardoor de kantonrechter uit gaat van de juistheid van de hoogte van dit bedrag. Wel betwisten gedaagden dit bedrag verschuldigd te zijn aan [eiser] .
4.2
De vraag die in deze procedure beantwoord dient te worden, is of gedaagden tekortgeschoten zijn in de nakoming van de met [eiser] gesloten overeenkomst. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
4.3
De kantonrechter neemt tot uitgangspunt dat het op grond van de hoofdregel van artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek (BW) op de weg van [eiser] ligt om zijn stelling, dat gedaagden tekortgeschoten zijn in de nakoming van de met [eiser] gesloten overeenkomst, deugdelijk met feiten en omstandigheden te onderbouwen en, indien nodig, te bewijzen. [eiser] beroept zich immers op de rechtsgevolgen – betaling van schadevergoeding – van die stelling.
4.4
Gedaagden hebben als verweer aangevoerd dat partijen overeengekomen zijn dat zij enkel op zouden treden ten aanzien van het financieel beheer, maar niet dat zij ook werkzaamheden zouden verrichten ten aanzien van de vaste lasten van [eiser] . Ter onderbouwing van dit verweer verwijzen gedaagden naar het trajectplan. Gedaagden voeren aan dat daarin is besproken dat [eiser] zijn financiën zonder schulden goed zou kunnen beheren en de hulp vanuit [naam vof] daarom afgeschaald kan worden naar financieel beheer. Verder voeren gedaagden aan dat zij geen zicht hadden op het ontstaan van een nieuwe huurachterstand, omdat er geen post binnen kwam via [eiser] . Tot slot voeren gedaagden aan dat zij het eerste inkomen van [eiser] pas op 3 januari 2019 hebben ontvangen en daarom ook geen huur konden betalen.
4.5
De kantonrechter overweegt dat uit het door gedaagden overgelegde trajectplan geenszins volgt dat partijen zouden zijn overeengekomen dat gedaagden enkel zijn ingeschakeld voor het financieel beheer. Immers, in het trajectplan is opgenomen dat budgetbeheer – kort gezegd – inhoudt dat gedaagden alle betalingen van [eiser] overnemen. Daarnaast is in het trajectplan onder het kopje ‘verwachting dossier’ opgenomen dat hopelijk binnen vier maanden over kan worden gegaan naar de backoffice en wanneer het rustig is, kan worden afgeschaald naar financieel beheer. Daarbij staat vermeld dat de inschatting is dat daar nog 1,5 jaar overheen gaat. Uit het trajectplan kan derhalve niet worden afgeleid dat er – bij het aangaan van de overeenkomst - enkel financieel beheer met [eiser] overeen is gekomen. Bovendien volgt uit artikel 9 en 10 van de budgetovereenkomst nu juist dat [naam vof] zich verplicht om voorrang te geven aan het betalen van de vaste lasten en zij de cliënt dient te informeren wanneer er daartoe onvoldoende saldo is. Dit staat haaks op de stelling van gedaagden dat er enkel financieel beheer met [eiser] overeen is gekomen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat gedaagden het verweer op dit punt onvoldoende hebben onderbouwd.
4.6
Ook het verweer van gedaagden dat zij geen zicht hadden op het ontstaan van een huurachterstand omdat zij geen post van [eiser] hebben ontvangen, is door gedaagden – ten opzichte van de gemotiveerde weerlegging daarvan door [eiser] - onvoldoende onderbouwd. Ter zitting is door [eiser] verklaard dat hij ten tijde van zijn aanmelding bij gedaagden al een betalingsregeling had lopen bij Woonbron en dat gedaagden bij het aangaan van de budgetovereenkomst een map van hem hebben ontvangen waarin alle lopende schulden zijn opgenomen. Door [gedaagde 2] is dit ter zitting ook erkend. [eiser] stelt zich op het standpunt dat gedaagden op grond van de informatie uit deze map reeds op de hoogte waren van de lopende betalingsregeling en eerdere huurachterstand bij Woonbron. Daarnaast onderbouwt [eiser] zijn stelling door te verwijzen naar de e-mail van gedaagden aan Woonbron van 25 oktober 2018 (de datum waarop de budgetbeheerovereenkomst is gesloten) waarin gedaagden bij Woonbron kenbaar maken dat zij hebben begrepen dat [eiser] een betalingsregeling bij Woonbron heeft lopen, maar dat [eiser] door deze lopende regeling zijn vaste lasten niet kan betalen. Gedaagden verzoeken Woonbron daarom om de schuld op te schorten en uitstel van betaling te verlenen. Per e-mail van 13 november 2018 heeft Woonbron afwijzend op dit verzoek gereageerd en een tegenvoorstel aan gedaagden gedaan. Op grond van voornoemde e-mails stelt [eiser] zich op het standpunt dat gedaagden al bij het sluiten van de budgetovereenkomst op de hoogte waren van de huursituatie van [eiser] . Op deze gemotiveerde weerlegging van het verweer van gedaagden is door gedaagden – ook ter zitting – niet gereageerd. Gelet daarop gaat de kantonrechter ook op dit punt aan het verweer van gedaagden voorbij.
4.7
Tot slot hebben gedaagden als verweer aangevoerd dat zij het eerste inkomen van [eiser] pas op 3 januari 2019 hebben ontvangen en daarom ook geen huur konden betalen. De kantonrechter gaat aan dit verweer eveneens voorbij en overweegt dat het in dat geval op de weg van gedaagden had gelegen om [eiser] ingevolge artikel 9 van de budgetbeheerovereenkomst in te lichten over het feit dat zijn saldo ontoereikend was om de vaste lasten te voldoen. Ter zitting heeft [gedaagde 2] het standpunt ingenomen dat [eiser] daarover is ingelicht. Door [eiser] is dit betwist en door gedaagden niet nader onderbouwd. De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat [eiser] – in strijd met het bepaalde in artikel 9 van de budgetbeheerovereenkomst - niet is ingelicht dat zijn saldo ontoereikend was om de vaste lasten te kunnen voldoen. Daarbij acht de kantonrechter tevens van belang dat [gedaagde 2] in haar e-mail van 4 maart 2019 aan de gemachtigde van [eiser] heeft opgemerkt dat gedaagden er vanuit zijn gegaan dat de betalingen verder zouden gaan op [eiser] zijn rekening en dat er vanwege zelfstandigheid geen controles zijn uitgevoerd. De kantonrechter is van oordeel dat gedaagden daarmee geen gevolg hebben gegeven aan de in de budgetovereenkomst en het trajectplan gemaakte afspraken nu uit voornoemde stukken juist volgt dat er budgetbeheer totaal is overeengekomen, gedaagden alle betalingen van [eiser] over zouden nemen en [eiser] zou worden begeleid weer zelfstandig zijn financiën over te nemen.
4.8
Gelet op het voorgaande kan de kantonrechter niet anders dan vaststellen dat gedaagden toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Als gevolg daarvan zijn gedaagden aansprakelijk voor de door [eiser] in de hoofdprocedure geleden schade. Gelet op het voorgaande zal de vordering van [eiser] daarom worden toegewezen.
4.9
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de gevorderde nakosten zullen op de in het dictum vermelde wijze worden toegewezen.
Beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt gedaagden hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te voldoen een bedrag van € 1.082,35;
- veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 425,54, waarvan € 240,00 als het aan de gemachtigde van [eiser] toekomende salaris en bepaalt dat dit bedrag binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis moet zijn voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling van € 60,00 aan nasalaris, voor zover [eiser] daadwerkelijk nakosten zal maken, en voorts, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de explootkosten van betekening van het vonnis;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. C.W.D. Bom en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 oktober 2019.