4.2De Bezwaaradviescommissie is van mening dat verweerder terecht tot de conclusie is gekomen dat door eiser niet aannemelijk is gemaakt dat hij gedurende ten minste één jaar voorafgaand aan de aanvraag feitelijke werkzaamheden heeft verricht die wezenlijk afwijken van zijn huidige functie.
De Bezwaaradviescommissie is verder van mening dat de werkzaamheden zoals eiser heeft geschetst niet in overwegende mate voldoen aan de niveaubepalende elementen van de functie operationeel expert. De Bezwaaradviescommissie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet voldaan is aan het niveaubepalende element van het - in het kader van voorbereiding - opstellen van plannen van aanpak. Hierbij wordt gedoeld op plannen van aanpak zonder bestaande formats, nu hierin het onderscheid is gelegen tussen de functie van senior en die van operationeel expert. De Bezwaaradviescommissie heeft geconcludeerd dat in het geval van eiser plannen van aanpak reeds zijn opgesteld. Eiser heeft niet met documenten aangetoond dat aan dit niveaubepalende element is voldaan. Ook ontbreekt de organisatorische coördinatie als niveaubepalend element. Eiser heeft naar de mening van de Bezwaaradviescommissie niet aannemelijk gemaakt dat hij functionerings- en beoordelingsgesprekken voert, wat een onderdeel is van het niveaubepalende element organisatorische coördinatie. De notitie van 16 januari 2019 van [A] leidt niet tot een ander inzicht. De Bezwaaradviescommissie is voorts van mening dat de stelling van eiser dat andere collega’ [C] in de functie van operationeel expert ook niet aan alle niveaubepalende elementen voldoen, niet ter zake doet. Niet is gebleken van bedrijfsvoeringsargumenten waardoor niet aan een niveaubepalend element hoeft te worden voldaan.
5. Eiser vindt dat sprake is van onzorgvuldige besluitvorming. [A] heeft tijdens de hoorzitting van 19 september 2018 verklaard dat hij het eerste voorgenomen besluit verkeerd heeft beoordeeld en tot een positief advies zou zijn gekomen als hij alle stukken en eisen beter had doorgenomen. Afgesproken was dat er een nieuw voornemen genomen zou worden, met inachtneming van de opmerkingen van [A] . Vervolgens heeft de RAAF-commissie advies uitgebracht. Ook is hem tijdens die hoorzitting door een lid van de RAAF-commissie toegezegd dat hij geen nadere stukken hoefde over te leggen. Naar eisers mening mocht hem vervolgens niet worden tegengeworpen dat hij niet aan de bewijslast heeft voldaan. Eiser vindt dat het op de weg van verweerder lag om naar relevante feiten onderzoek te doen als hij vraagtekens plaatste bij de juistheid van hetgeen eiser stelt.
Eiser heeft aangevoerd dat verweerder heeft miskend dat de hem opgedragen werkzaamheden wezenlijk afwijken van zijn huidige functie. Eiser vindt dat het begrip ‘in overwegende mate’ in de zin van artikel 1 van de RAAF logischerwijs niet kan inhouden dat aan alle niveaubepalende elementen moet worden voldaan.
Eiser is voorts van mening dat verweerder ten onrechte niet heeft gemotiveerd waarom het opstellen van plannen van aanpak - mede aan de hand van formats - en het voeren van functioneringsgesprekken als niveaubepalende elementen worden beschouwd en hoe zwaarwegend die zijn. Volgens eiser houdt zowel de senior als de operationeel expert zich bezig met het opstellen van plannen van aanpak in het kader van de voorbereiding. De senior stelt de plannen op ‘mede aan de hand van beschikbare formats’, maar niet duidelijk is om welke formats het gaat. De formuleringen in de functiebeschrijving sluiten zijns inziens niet uit dat ook de operationeel expert werkt met formats.
[A] heeft in zijn notitie van 16 januari 2019 uiteengezet dat eiser voortgangsgesprekken voerde met de medewerkers. Naar eisers mening is dit een element van organisatorische coördinatie. Datzelfde geldt voor de overige werkzaamheden die door [A] zijn benoemd en die ten onrechte niet in de overwegingen zijn betrokken.
Voorts heeft eiser aangevoerd dat het maken van plannen van aanpak wel in de beschrijving staat van de functie van operationeel expert, maar in de praktijk is ondergebracht bij de operationeel specialist A. Van eiser mag daarom, gelet op de organisatorische context, niet worden gevergd dat hij deze werkzaamheden uitvoert.
6. Het juridisch kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Het oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank leest in het door eiser opgestelde verslag van de hoorzitting van 19 september 2018 niet dat een nieuw voornemen zou worden genomen of dat eiser geen nadere stukken hoefde over te leggen. Bovendien had eiser in de bezwaarfase - of in beroep - alsnog de informatie kunnen overleggen waarvan in het advies van de RAAF-commissie staat dat deze ontbrak.
De toelichting bij de RAAF vermeldt dat de regeling met nadruk is bedoeld als vangnetregeling. “Het voorafgaand en schriftelijk vastleggen van opgedragen werkzaamheden heeft te allen tijde de voorkeur. Gelet op het gezamenlijke belang van zowel de werkgever als de ambtenaar, dienen de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden een regelmatig terugkerend onderwerp te zijn van de periodieke gesprekken tussen ambtenaar en leidinggevende. In deze gesprekken zal doorlopend worden bezien of de feitelijk opgedragen werkzaamheden nog passen binnen de bandbreedte van de LFNP-functie. (..)”
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de RAAF is het aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bepaalde feitelijke werkzaamheden heeft verricht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat hij daartoe niet kon volstaan met de verklaring van [A] , omdat de inhoud daarvan werd weersproken door [C] . Zoals in de toelichting op artikel 2 van de RAAF (Stcrt. 2016, nr. 38696) staat, had eiser zijn feitelijke werkzaamheden aannemelijk kunnen maken door bijvoorbeeld verslagen van functionerings- of beoordelingsgesprekken of correspondentie met zijn leidinggevende aan verweerder over te leggen. Tijdens de zitting heeft verweerder toegelicht dat het in ieder geval moet gaan om informatie over de periode na 1 juli 2016, omdat de functie van operationeel expert daarvoor niet bestond. Voorts heeft verweerder toegelicht dat een verklaring van een (voormalig) leidinggevende alleen niet toereikend is. Ten einde niet afhankelijk te zijn van anderen moet de aanvrager zelf aan de hand van stukken objectiveren dat hij de gestelde werkzaamheden feitelijk heeft verricht, aldus verweerder.
Omdat eiser geen nadere informatie heeft overgelegd, heeft verweerder niet kunnen vaststellen dat eiser voldoet aan de niveaubepalende elementen van de functie van operationeel expert. Daarbij merkt de rechtbank op dat verweerder zich niet alleen op het standpunt heeft gesteld dat organisatorische coördinatie en het opstellen van plannen van aanpak zonder bestaande formats niveaubepalende elementen zijn, maar ook het initiëren van netwerken, deskundigheidsbevordering en advisering. Ofschoon de rechtbank onder deze omstandigheden in het midden kan laten of verweerder zich op dat nadere standpunt heeft mogen stellen, komt dit standpunt haar gelet op de in de functiebeschrijving van operationeel expert onder activiteiten en resultaten opgenomen vermeldingen, niet onjuist voor. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.