ECLI:NL:RBDHA:2019:11771

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 september 2019
Publicatiedatum
6 november 2019
Zaaknummer
NL19.19375 en NL19.19376
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Roma uit Bosnië-Herzegovina en inreisverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 september 2019 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres, een Roma uit Bosnië-Herzegovina, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een verblijfsvergunning asiel aangevraagd, maar deze werd door verweerder als kennelijk ongegrond afgewezen. De rechtbank oordeelde dat Bosnië-Herzegovina als veilig land kan worden aangemerkt voor Roma, en dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd van de ernst van haar zwangerschapsproblemen of van de gestelde discriminatie die zij ondervond. Eiseres had ook geen documenten overgelegd die haar relatie met haar partner onderbouwden, die in een Dublinprocedure was beland. De rechtbank concludeerde dat de procedure eerlijk was verlopen en dat er geen aanleiding was om de afwijzing van de asielaanvraag of het opgelegde inreisverbod te herzien. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.19375 en NL19.19376
uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter in de zaak tussen
[eiseres] ,eiseres
mede namens haar minderjarige kind
[kind]
(gemachtigde: mr. H.J.M. Nijholt),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder (gemachtigde: mr. E. Bicer).

Procesverloop

Bij besluit van 16 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond en haar een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verder heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2019. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Asielrelaas

1. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres, geboren op [geboortedatum 1] 1983, en haar zoon, geboren op [geboortedatum 2] 2017, zijn afkomstig uit Bosnië-Herzegovina. Omdat zij Roma is heeft zij in Bosnië-Herzegovina moeilijkheden ondervonden. Als Roma wordt zij gediscrimineerd. Zij heeft Bosnië-Herzegovina in 2012/2013 verlaten om in Europa te gaan werken. In Finland heeft zij vervolgens problemen ondervonden met een man [genaamd] , tegen wie zij een getuigenis heeft afgelegd in een strafzaak, waarna hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf. Om die reden hebben zijn broers en vrienden haar bij terugkeer in Bosnië-Herzegovina in 2015 bedreigd en haar ruiten ingegooid. Daarom heeft zij omstreeks juli 2018 opnieuw het land verlaten.

Bestreden besluit

2.1
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
nationaliteit, identiteit en herkomst;
moeilijke leefomstandigheden als Roma;
reden van vertrek.
2.2
Verweerder heeft alle elementen geloofwaardig geacht, maar die leveren, aldus verweerder, geen grond voor een verblijfsvergunning op. Verweerder legt hieraan ten grondslag dat Bosnië-Herzegovina een veilig land van herkomst is. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit in haar specifieke geval niet zo is. Verweerder heeft daarom haar aanvraag op grond van artikel 31 en 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) als kennelijk ongegrond afgewezen. Verder heeft verweerder eiseres een inreisverbod opgelegd.

Beoordeling van de beroepsgronden

Te snel verloop van de procedure?
3.1
Eiseres betoogt dat de procedure niet eerlijk is verlopen. Verweerder heeft de correcties en aanvullingen op het gehoor niet in het voornemen betrokken. Daarom heeft verweerder ten onrechte geen acht geslagen op de verklaring dat eiseres dat zij een relatie heeft met [de persoon 1] , met wie zij een relatie heeft, een religieus huwelijk is aangegaan en van wie zij nu een kind verwacht. Eiseres en [de persoon 1] hebben samen in Nederland asiel aangevraagd, echter is [de persoon 1] in een Dublinprocedure beland. Vanwege hun gezinsband had ook de aanvraag van eiseres langs dat spoor moeten worden afgedaan. Eiseres heeft door de korte procedure niet alleen de relatie niet kunnen onderbouwen, maar evenmin de medische problemen die met de zwangerschap verband houden.
3.2
Deze beroepsgrond slaagt niet. Als een asielaanvraag vermoedelijk als kennelijk ongegrond zal worden afgewezen, maakt verweerder gebruik van de versnelde procedure.
1In zo'n versnelde procedure kan de vreemdeling eventuele correcties en aanvullingen op het rapport van gehoor tegelijk met zijn zienswijze op het voornemen indienen.
2Verweerder heeft de aanvragen van eiseres volgens deze procedure behandeld en eiseres heeft ook bij het indienen van haar zienswijze haar correcties en aanvullingen naar voren gebracht.
Verweerder heeft deze correcties en aanvullingen bij de besluitvorming betrokken. Anders dan eiseres heeft aangevoerd, is een voornemen niet gelijk te stellen met een besluit. Dit blijkt uit de Memorie van Toelichting bij de Vw.
3De rechtbank ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat binnen de versnelde procedure en beroepsprocedure eiseres onvoldoende de gelegenheid heeft gekregen om de gestelde relatie en medische problemen aannemelijk te maken. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiseres nadien, afgezien van een handgeschreven verklaring, geen stukken heeft overgelegd waaruit die relatie blijkt. Ook is niet gebleken dat eiseres na het gehoor medische hulp heeft gezocht of gekregen voor de gestelde klachten en dat zij daarvoor onder behandeling staat. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook geen sprake van een oneerlijke procedure.
_____________________
1. Artikel 3.109ca van het Vreemdelingenbesluit 2000.
2Paragraaf C2/2.7 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
3Kamerstukken 1998-1999, 26732, nr. 3.
Bosnië-Herzegovina als veilig land van herkomst
4.1
Eiseres betwist niet dat Bosnië-Herzegovina in het algemeen een veilig land van herkomst is. Zij betoogt dat Bosnië-Herzegovina voor Roma niet veilig is. De discriminatie van Roma is dermate émstig, dat het leven van eiseres onhoudbaar is geworden. Eiseres heeft in dit kader verwezen naar een aantal rapporten.
4.2
Deze beroepsgrond slaagt niet. In de uitspraak van I 3 maart 20 I 7 (ECLI:NL:RVS:2017:642) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) geoordeeld dat Bosnië-Herzegovina ook als veilig land kan worden aangemerkt voor Roma. De Afdeling heeft overwogen dat uit de in die uitspraak genoemde rapporten weliswaar volgt dat Roma tot de meest kwetsbare groep in Bosnië-Herzegovina behoren, maar niet dat zij systematisch gevaar op vervolging of een onmenselijke behandeling lopen. De rapporten waarop eiseres zich beroept leveren geen wezenlijk ander beeld op. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om op grond van die rapporten nu anders te oordelen.
4.3
In het specifieke geval van eiseres is ook niet aannemelijk geworden dat eiseres zó erg wordt gediscrimineerd en beperkt in haar bestaansmogelijkheden, dat het onmogelijk is in Bosnië-Herzegovina nog te kunnen functioneren op maatschappelijk en sociaal gebied. Eiseres heeft in Bosnië-Herzegovina onderwijs genoten. Uit haar verklaring blijkt niet dat vanwege haar herkomst toegang tot sociale voorzieningen of medische zorg is onthouden. Verder heeft zij verklaard dat de politie heeft gereageerd op haar melding van de bedreigingen en vernieling van haar ruiten door haar te bezoeken en proces-verbaal op te maken. Eiseres heeft zich nadien niet voor bescherming tot hogere instanties gewend. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat die instanties haar niet willen of kunnen beschermen. De enkele omstandigheid dat zij verondersteld dat het zinloos is om zich tot die instanties te wensen, is daarvoor onvoldoende.
4.4
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat verweerder terecht geen aanleiding heeft gezien om aan eiseres op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw een verblijfsvergunning asiel te verlenen.
Inreisverbod
5.1
Verweerder heeft volgens eiseres ten onrechte een inreisverbod opgelegd. Door het inreisverbod kan eiseres niet naar lidstaten terugkeren als de zwangerschapsproblemen ernstig worden en zij daarvoor niet in Bosnië-Herzegovina kan worden behandeld. Daarnaast wordt de asielaanvraag van haar partner [de persoon 1] afgedaan in een Dublinprocedure. Als hij wordt overgedragen naar een andere lidstaat zullen eiseres en het kind dat uit hun relatie wordt geboren [de persoon 1] twee jaar niet kunnen bezoeken.
5.2
De rechtbank stelt vast dat eiseres geen medische documenten heeft overgelegd waaruit de aard en ernst van de gestelde zwangerschapsproblemen blijkt of waaruit blijkt dat zij daarvoor onder medische behandeling staat. Verweerder heeft daarom daarin terecht geen aanleiding hoeven zien om van oplegging van een inreisverbod af te zien. Daarnaast heeft eiseres de gestelde relatie met [de persoon 1] onvoldoende onderbouwd. Zij heeft verklaard dat zij drie jaar samen zijn, maar heeft geen documenten overgelegd op grond waarvan dit aannemelijk wordt. De in beroep op 2 september 2019 overgelegde verklaring is daarvoor niet toereikend. In deze verklaring is immers slechts, met vermelding van de namen van twee getuigenvermeld dat at 'de de heer [de persoon 1] in het huwelijk is getreden met [de persoon 2] '. Verder is de verklaring ongedateerd en handgeschreven. Ten slotte is in de verklaring niet vermeld waar en wanneer dit religieus huwelijk is gesloten.
Verweerder hoefde daarom in de gestelde relatie geen aanleiding te zien om geen inreisverbod op te leggen.
Terugkeerbesluit
6.1
Eiseres betoogt dat in het bestreden besluit de feitelijke gronden en de rechtsgronden van het terugkeerbesluit ontbreken. Ook is aan eisers geen standaardformulier uitgereikt waarin in vijf talen het inreisverbod wordt toegelicht. Het besluit voldoet daarom niet aan artikel 12 van de Terugkeerrichtlijn.
4
6.3
De rechtbank overweegt het volgende. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning. Verweerder heeft met de uitreiking van het bestreden besluit eiseres in kennis gesteld van de verplichting om Nederland uit eigen beweging te verlaten en van de termijn waarbinnen zij aan die verplichting moet voldoen. Daarmee heeft verweerder voldaan aan de plicht om de feitelijke gronden en de rechtsgronden van het terugkeerbesluit te vermelden.
6.2
Uit artikel 12, tweede lid, van de Terugkeerrichtlijn volgt dat verweerder slechts op verzoek een schriftelijke of mondelinge vertaling dient te verstrekken. Niet is gebleken dat eiseres heeft verzocht om een mondelinge of schriftelijke vertaling. Verweerder was dan ook niet gehouden om een schriftelijke of mondelinge vertaling van het besluit te verstrekken. Verder heeft verweerder evenmin in strijd met het derde lid van artikel 12 van de Terugkeerrichtlijn gehandeld nu verweerder niet heeft hoeven te beslissen het tweede lid niet toe te passen. Dat zou anders zijn geweest als eiser om toepassing van het tweede lid had verzocht en verweerder had besloten dat niet te doen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie

7. Het beroep is ongegrond. Omdat de rechtbank op het beroep heeft beslist, is geen aanleiding meer om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank wijst dat verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
4Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (herschikking).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van J.P Braam, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 september 2019.n
(voorzieningen)rechter

Rechtsmiddel

Tegen de uitspraak op het beroep kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.