Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[gedaagde sub 1],
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 8 juni 2018 met producties;
- de conclusie van antwoord van 1 augustus 2018 met producties;
- het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 5 september 2018, waarbij de zaak op de voet van art. 46b van de Wet RO verwezen is naar de rechtbank Den Haag;
- het vonnis van 6 februari 2019, waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- het buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte proces-verbaal van comparitie van 12 april 2019 en de daarin genoemde stukken;
- het bericht van [eiser] en [gedaagde sub 1 c.s.] van 29 mei 2019, waarin zij de rechtbank meedelen dat geen minnelijke regeling is bereikt en zij verzoeken om vonnis te wijzen.
2.De feiten
artikel 6. Staat van de onroerende zaak. Gebruik.