Op 1 november 2019 heeft de Rechtbank Den Haag een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak over bestuurdersaansprakelijkheid. De zaak betreft een geschil tussen een bestuurder van een vennootschap, aangeduid als [opposant], en de Stichting Naleving Cao voor Uitzendkrachten (SNCU). De rechtbank oordeelde dat de vennootschap onvoldoende had meegewerkt aan een onderzoek van de SNCU, dat gericht was op de naleving van cao-verplichtingen. De rechtbank stelde vast dat de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt treft vanwege zijn handelen, wat leidt tot zijn aansprakelijkheid voor de schade die voortvloeit uit de tekortkomingen van de vennootschap.
De procedure begon met een dagvaarding van SNCU in februari 2017, gevolgd door een verstekvonnis in april 2017. Na verzet van [opposant] werd de mondelinge behandeling gehouden, waarbij de rechtbank direct uitspraak deed. De rechtbank vernietigde het eerdere verstekvonnis voor zover het [opposant] veroordeelde tot betaling van buitengerechtelijke kosten, maar bekrachtigde het vonnis voor het overige. De rechtbank wees de vorderingen van SNCU af en veroordeelde [opposant] in de kosten van de verzetprocedure.
De rechtbank concludeerde dat [opposant] als bestuurder niet had voldaan aan zijn informatieverplichtingen en dat hij niet had gezorgd voor de medewerking van de vennootschap aan het onderzoek van de SNCU. Dit leidde tot de conclusie dat hij onrechtmatig had gehandeld en aansprakelijk was voor de schade die daaruit voortvloeide. De rechtbank weigerde ook de matiging van de forfaitaire schadevergoeding, omdat [opposant] onvoldoende onderbouwing had gegeven voor zijn verzoek.