ECLI:NL:RBDHA:2019:11682

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2019
Publicatiedatum
4 november 2019
Zaaknummer
09/758005-12
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel en ambtshalve vaststelling van bijzondere voorwaarden

Op 24 oktober 2019 heeft de Rechtbank Den Haag, meervoudige kamer jeugdstrafzaken, uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die onder de PIJ-maatregel (Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen) valt. De officier van justitie had een vordering ingediend tot verlenging van deze maatregel met zes maanden, maar de rechtbank heeft deze vordering afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt in zijn resocialisatietraject, waarbij hij zich heeft gehouden aan de voorwaarden van het scholings- en trainingsprogramma (STP) en dat hij zich openstelt voor begeleiding en gesprekken. Het advies van de reclassering en de deskundigen was om de PIJ-maatregel voorwaardelijk te beëindigen, gezien de afgenomen recidiverisico's en de positieve vooruitgang van de veroordeelde. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen en de ontwikkeling van de veroordeelde niet langer eisen dat de maatregel wordt verlengd. De rechtbank heeft de PIJ-maatregel voorwaardelijk beëindigd, onder de voorwaarden dat de veroordeelde zich houdt aan de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in het reclasseringsadvies. Deze voorwaarden omvatten onder andere het meewerken aan controles op cannabisgebruik en het volgen van een ambulante behandeling voor zijn verslavings- en psychische problematiek. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en de voorwaarden vastgelegd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/758005-12
Datum uitspraak: 24 oktober 2019
De rechtbank Den Haag, meervoudige kamer jeugdstrafzaken, heeft de volgende beslissing gegeven op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van
8 oktober 2019, ingekomen ter griffie op 9 oktober 2019.

De vordering

De vordering strekt tot verlenging met zes maanden van de termijn van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd aan:

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
verblijvende te [adres] ,
bij arrest van het Gerechtshof Den Haag van 24 april 2014, onherroepelijk geworden op
9 mei 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het dossier waartoe voormeld arrest behoort alsmede van na te melden advies.

Het advies

Het op grond van artikel 77t van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) uitgebrachte advies d.d. 13 september 2019 waarbij de in dat artikel bedoelde aantekeningen zijn overgelegd, strekt tot voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. Het advies is ondertekend door mevrouw [naam 1] , pedagogisch directeur van RJJI Den Hey-Acker, en mevrouw [naam 2] , GZ-psycholoog, en houdt – kort samengevat – ondermeer het volgende in.
Het scholings- en trainingsprogramma (STP) is in mei 2019 gestart en de veroordeelde heeft inmiddels laten zien zich staande te kunnen houden in de maatschappij met begeleiding en toezicht en controle op afstand.
Er is bij de veroordeelde sprake is van een geconsolideerde persoonlijkheidsstoornis en van verslavingsproblematiek, die vooral tot uiting komen in antisociale gedragskenmerken en narcistische afweer, en volharden in middelengebruik. Waar eerder gezien werd dat narcistische en antisociale problematiek debet was aan het niet (voldoende) tot stand komen van langer durende samenwerking en het creëren, concretiseren en toewerken naar uitstroom steeds belemmerd werd door middelengebruik, is tijdens het verblijf op de ITA de samenwerking wel voldoende van de grond gekomen en stabiel gebleven, zodat een resocialisatietraject succesvol is doorlopen. Hierbij heeft de veroordeelde voorzichtig meer probleembesef, -erkenning, en zicht op eigen functioneren ontwikkeld.
Door tegemoet te komen aan de grote behoefte aan autonomie van de veroordeelde (hem zelf keuzes laten maken), is de samenwerkingsrelatie versterkt, waarbij gefocust werd op protectieve factoren.
De veroordeelde neemt nu meer verantwoordelijkheid voor zijn eigen gedrag en eigen traject, en werkt er aan om zijn copingvaardigheden te verbeteren en zijn middelengebruik onder controle te krijgen.
Geconcludeerd wordt dat er verschillende risicofactoren aanwezig blijven voor een gewelddadige recidive, maar dat deze inmiddels door interne beschermende factoren worden gematigd. Ook het geboden kader waarbinnen de veroordeelde zich kan bewegen heeft een duidelijke beschermende werking. Als een kader geheel weg zou vallen, moet (nog) gesproken worden van een matig tot hoog risico op recidive. De veroordeelde heeft er voor gekozen om zich in te zetten voor een traject, en daarmee zet hij zich eveneens in om nog aanwezige risicofactoren te bewerken. Door tegemoet te komen aan de (deels gezonde) behoefte aan autonomie (door hem in de gelegenheid te stellen eigen keuzes te maken, en daar dan ook de verantwoordelijkheid voor te laten dragen), en oog te hebben voor zijn frustratie en wantrouwen naar justitie (door een helder en duidelijk kader te scheppen en als behandelteam afspraak betrouwbaar te zijn), is ruimte gecreëerd voor de veroordeelde om een realistisch resocialisatietraject te formuleren en dit uit te voeren.
Ingeschat wordt dat direct toezicht en controle niet meer nodig zijn om risico’s te managen.
Het verder verlengen van de PIJ-maatregel is dan ook niet meer nodig in het kader van het verminderen van het recidiverisico en ook wordt een verdere verlenging niet als in het belang van de ontwikkeling van de veroordeelde gezien.
Gelet op het afgenomen recidiverisico in combinatie met vooruitgang in het omgaan met de gevaarzettende aspecten van de stoornis door de veroordeelde is het advies de PIJ-maatregel voorwaardelijk te beëindigen.

Het reclasseringsadvies

De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het door GGZ Fivoor Den Haag
(hierna: de reclassering) op 30 september 2019 opgestelde advies.
Hieruit blijkt dat de veroordeelde zich aan de voorwaarden van zijn STP traject heeft gehouden. De reclassering ziet een positieve groei in het contact met de veroordeelde, waar hij in gesprek is en gaat. De reclassering concludeert dat er sprake is van een beginnende werkalliantie met de veroordeelde. Verder is er sprake van een betaalde baan, een begeleide woonplek en heeft de veroordeelde enig inzicht in zijn verslavingsproblematiek.
Het gevaars- en recidiverisico wordt op hoog gemiddeld ingeschat. De meest belangrijke factoren voor bescherming voor de veroordeelde zijn, zijn positieve gerichtheid op de toekomst en zijn houding ten opzicht van afspraken en voorwaarden en het justitiële kader. Nu het STP traject voorspoedig is adviseert de reclassering een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel.
De veroordeelde heeft aangegeven zich te willen conformeren aan de eisen die aan hem gesteld zijn en zullen gaan worden. Door middel van een zakelijk resocialisatietraject kan de veroordeelde gefaseerd weer instromen in de maatschappij, en worden kwetsbaarheden in de persoonlijkheid als het ware beïnvloed door de leefgebieden wonen, werk, dagbesteding en protectieve relaties. Daarbij is het belangrijk dat de veroordeelde intrinsiek gemotiveerd blijft om een delictvrij leven op te bouwen. De reclassering acht een ambulante behandeling gericht op psychische en verslavingsproblematiek zeer essentieel.
De veroordeelde beseft dat er bij hem sprake is van een verslavingsproblematiek en dat hij last heeft van trauma’s uit het verleden. Hij geeft aan dat hij controle wil hebben over zijn middelengebruik en dat hij gemotiveerd is voor psychologisch consult en behandeling bij het ambulante centrum van Fivoor om op deze wijze zijn resocialisatie positief te beïnvloeden. Met intensieve forensische zorg en begeleiding staat de reclassering positief tegenover een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel, onder de geadviseerde voorwaarden.
De behandeling in raadkamer
Mevrouw [naam 2] , voornoemd, is op 24 oktober 2019 als deskundige gehoord. Zij heeft aangegeven dat het advies nog steeds is dat controle en toezicht van de veroordeelde in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel voldoende is. Gedurende de afgelopen tijd is de inrichting door de reclassering op de hoogte gehouden van de vorderingen van de veroordeelde en is directe bemoeienis met de veroordeelde niet nodig geweest.
Ten aanzien van zijn cannabisgebruik is destijds de keuze gemaakt om dit te gedogen als het op de leefgebieden geen gevolgen heeft en dat is ook niet zo. Het gaat heel goed met de veroordeelde. Hij functioneert goed met twee jointjes per dag.
Ook de heer [naam 3] , werkzaam bij de reclassering, is als deskundige gehoord en heeft meegedeeld dat het STP in het teken staat van het wennen in de maatschappij en aan het arbeidsleven. De veroordeelde heeft zich open opgesteld en praat over zijn gevoelens in het verleden en in het heden. De urinecontroles met betrekking tot het cannabisgebruik hebben geen bijzonderheden opgeleverd en de veroordeelde heeft aangegeven bereid te zijn om met een psycholoog te gaan praten om zijn verslavings- en psychische problematiek te gaan behandelen. Meegedeeld is dat dit een positieve wending is en een voorbeeld van de intrinsieke motivatie van de veroordeelde.
Aangegeven is ook dat de veroordeelde het op de groep zo goed doet dat hij op de wachtlijst voor een zelfstandige voorziening, een lichtere variant van maatschappelijk opvang, is geplaatst. Bij deze plaatsing zal rekening worden gehouden met het geadviseerde locatieverbod. Dit verbod wordt geadviseerd in het kader van slachtofferbewust werken en hierbij wordt rekening gehouden met de nabestaanden. Het verbod kan thans met politietoezicht worden uitgevoerd. De herstelbemiddeling met de nabestaanden is inmiddels ook in gang gezet.
De officier van justitie, mr. R. Knobbout, heeft op 24 oktober 2019 in raadkamer gepersisteerd bij de vordering tot verlenging. Hij heeft hierbij aangegeven dat het goed lijkt te gaan met veroordeelde maar dat het nog beter moet. Hij heeft zich enkele malen in contact met de politie recalcitrant gedragen en hij is een paar keer te laat op het werk verschenen. Met name vindt de officier van justitie het cannabisgebruik van de veroordeelde zorgelijk. Cannabisgebruik kan tot een psychose en ook tot een explosie van geweld leiden. Dit maakt dat er sprake is van een hoge recidive risicofactor.
De officier van justitie heeft aangegeven dat het Openbaar Ministerie een verbod op cannabis wil en geen gedoogbeleid. De bescherming van de maatschappij maakt dan ook dat een verlenging van de termijn van de maatregel aan de orde is. Op die manier kunnen de teugels strakker worden aangehaald, anders is de controle over het cannabisgebruik van de veroordeelde kwijt.
De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.B. Baumgarten, is op 24 oktober 2019 in raadkamer gehoord. De raadsman en de veroordeelde hebben in raadkamer afwijzing van de vordering tot verlenging bepleit. Aangevoerd is dat een verlenging geen toegevoegde waarde heeft. Een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel, zoals door de instelling en de reclassering geadviseerd, is aangewezen. Het gaat, zoals ook door de deskundigen ter zitting is beaamd, ook met het roken van twee jointjes per dag, heel goed met de veroordeelde en hij zet zich op alle gebieden positief in om zijn STP-traject te laten slagen. Gedurende het gehele traject is het cannabisgebruik geaccepteerd en de veroordeelde gebruikt al veel minder dan gedurende zijn verblijf in de jeugdinrichting.
De veroordeelde heeft ingestemd met alle voorwaarden, zoals genoemd in het rapport van de reclassering en zoals met hem in raadkamer besproken.

Beoordeling van de vordering

De rechtbank acht zich voldoende ingelicht door het verlengingsadvies, de daarbij overlegde aantekeningen, het reclasseringsadvies en het verhandelde in raadkamer.
De maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is na hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank van 25 april 2013 op 24 april 2014 door het Gerechtshof Den Haag opgelegd ter zake van zware mishandeling, de dood ten gevolge hebbend, derhalve een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De maatregel is laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 8 augustus 2019 verlengd voor drie maanden.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen en het belang van een zo gunstig mogelijk verdere ontwikkeling van de veroordeelde niet langer meer eisen dat de termijn van de maatregel wordt verlengd. De veroordeelde heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt op alle leefgebieden en hij heeft tijdens het STP laten zien dat hij zich open stelt voor gesprekken en begeleiding; in raadkamer heeft hij ook toegezegd bereid te zijn een ambulante behandeling voor zijn verslavings- en psychische problematiek te volgen.
Van de zijde de van de instelling en de reclassering is gemotiveerd aangegeven dat de risico’s van het cannabisgebruik van de veroordeelde door het stellen van voorwaarden bij een voorwaardelijke beëindiging voldoende beheersbaar zijn. Dit komt met name ook door de intrinsieke en extrinsieke motivatie die de veroordeelde heeft laten zien.
De rechtbank volgt het standpunt van de officier van justitie dan ook niet.
De rechtbank zal, overeenkomstig de adviezen en het verzoek van de raadsman, de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel afwijzen.
De rechtbank overweegt dat als gevolg hiervan de PIJ-maatregel voorwaardelijk zal eindigen als bedoeld in artikel 77s, tweede lid, Sr.
Nu een vordering van de officier van justitie daartoe ontbreekt, is de rechtbank voorts ambtshalve van oordeel dat het, om een verder resocialisatietraject goed af te kunnen ronden, noodzakelijk is dat de veroordeelde zich naast de uit artikel 77ta, eerste lid, Sr voortvloeiende algemene voorwaarden tevens houdt aan de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in voornoemd reclasseringsadvies.
Deze voorwaarden worden overgenomen in deze beschikking, met naast het verbod op harddrugs de toevoeging van de extra voorwaarde ‘
dat de veroordeelde meewerkt aan het beheersbaar houden van het gebruik van cannabis en aan de controle daarop, waarbij de reclassering bepaalt of en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd’.
Ook zal de voorwaarde betreffende de dagbesteding worden aanpast, in die zin, dat deze komt te luiden
‘dat de veroordeelde een zinvolle dagbesteding heeft van minimaal 26 uren en deze niet zonder toestemming van de reclassering wijzigt’.

Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 77s, 77t, 77ta, 77tb van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
wijst afde vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen af zodat de PIJ-maatregel
van rechtswege voorwaardelijk zal eindigen;
stelt ambtshalve vast, naast de van rechtswege geldende algemene voorwaarden als bedoeld in artikel 77ta, eerst lid, Sr, als bijzondere voorwaarden, gedurende de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, dat de veroordeelde:
zich meldt op afspraken bij de reclassering, GGZ Fivoor Den Haag, zo vaak als de reclassering dit nodig acht;
zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, voor zover nodig om uitvoering te geven aan het toezicht of de veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
meewerkt aan huisbezoeken zo vaak als de reclassering dit noodzakelijk acht;
de reclassering een actuele foto geeft waarop zijn gezicht herkenbaar is;
de reclassering inzicht geeft in de voortgang van de begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de veroordeelde, als dit van belang is voor het toezicht;
zich niet buiten Nederland begeeft zonder toestemming van de reclassering;
een ambulante behandeling volgt bij het ambulant centrum Fivoor, gericht op zijn verslavings- en psychische problematiek;
verblijft in de jongerenopvang van de [naam 4] , totdat hij met toestemming van de reclassering kan doorstromen naar een zelfstandigere setting vallend onder begeleid wonen of maatschappelijke opvang en zich ook verder niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de reclassering;
geen harddrugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod door middel van urineonderzoek, waarbij de reclassering bepaalt of en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
meewerkt aan het beheersbaar houden van het gebruik van cannabis en aan de controle daarop, waarbij de reclassering bepaalt of en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
geen alcohol gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod door middel van urineonderzoek en/of ademonderzoek (blaastest), waarbij de reclassering bepaalt of en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
een zinvolle dagbesteding heeft van minimaal 26 uren, en deze niet zonder toestemming van de reclassering wijzigt;
14. zich zolang de reclassering dit noodzakelijk acht niet zal bevinden in het
gebied dat valt binnen de Laan van Meerdervoort, Thorbeckelaan, Oude
Haagweg en Valkenboslaan, inclusief deze straten tot het punt waarop ze elkaar
kruisen, waarbij de politie toezicht houdt op dit locatieverbod.
Deze beslissing is gegeven te Den Haag door
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, voorzitter,
mr. P.J. Schreuder, kinderrechter,
en mr. M.F.M. de Groot, kinderrechter-plv.,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2019.
Mr. De Groot is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.