ECLI:NL:RBDHA:2019:11626

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2019
Publicatiedatum
4 november 2019
Zaaknummer
09/730131-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van de rechtbank over seksuele handelingen met minderjarige door beveiliger

Op 4 november 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 34-jarige beveiliger die werd beschuldigd van het verrichten van seksuele handelingen met een minderjarig meisje van 15 jaar. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een proeftijd van drie jaar. De verdachte maakte misbruik van zijn positie als beveiliger en dwong het slachtoffer tot seksuele handelingen op het toilet van zijn kantoor. Het slachtoffer, dat al in een kwetsbare positie verkeerde, heeft ernstige gevolgen ondervonden van deze handelingen, wat leidde tot een terugval in haar ontwikkeling en vertrouwen in volwassenen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van dwang, gezien het leeftijdsverschil en de machtspositie van de verdachte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar achtte het meer subsidiair ten laste gelegde feit van feitelijke aanranding van de eerbaarheid bewezen. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 2.500,- toegewezen aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/730131-18
Datum uitspraak: 4 november 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] ,
[adres] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 30 april 2019, 22 juli 2019 en 21 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. van den Heuvel en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. E.M. Egmond naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 juni 2018 te Alphen aan den Rijn [benadeelde] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- misbruik te maken van zijn leeftijdsoverwicht op die [benadeelde] en/of
- misbruik te maken van zijn positie als beveiligingsmedewerker in winkelcentrum [Naam] alwaar die [benadeelde] werkzaam was door die [benadeelde] te beschuldigen van het plegen van een winkeldiefstal in dat winkelcentrum waarover zij na haar werktijd bij hem op kantoor moest komen praten omdat hij anders de politie zou inschakelen en hij ervoor zou zorgen dat zij haar baan kwijt zou raken en/of
- op zijn kantoor die [benadeelde] mede te delen dat zij hem een massage moest geven omdat hij haar anders een toegangsverbod tot het winkelcentrum zou geven en/of
- de deur van dat kantoor op slot te doen, althans te suggeren dat die op slot gegaan was en/of
- ( onverhoeds) die [benadeelde] in haar nek te zoenen en/of (onverhoeds) de billen en/of de borsten van die [benadeelde] te betasten en/of
- die [benadeelde] bij de haren vast te pakken en/of mee te trekken naar de wc ruimte en/of
- in de wc ruimte die [benadeelde] voorover te (laten) buigen en/of
- de (onder)broek van die [benadeelde] naar beneden te trekken
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , te weten het plaatsen van zijn penis in/tegen de anus en/of tussen de billen van die [benadeelde] en/of het bewegen/wrijven van zijn penis tussen de billen van die [benadeelde] en/of het betasten van een/de borst(en) en/of de bil(len) van die [benadeelde] en/of het zoenen in de nek van die [benadeelde] ;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 juni 2018 te Alphen aan den Rijn met [benadeelde] , geboren op 17 augustus 2012, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , te weten het plaatsen van zijn penis in/tegen de anus en/of tussen de billen van die [benadeelde] en/of het
bewegen/wrijven van zijn penis tussen de billen van die [benadeelde] en/of het betasten van een/de borst(en) en/of de biul(len) van die [benadeelde] en/of het zoenen in de nek van die [benadeelde] ;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 juni 2018 te Alphen aan den Rijn [benadeelde] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- misbruik te maken van zijn leeftijdsoverwicht op die [benadeelde] en/of
- misbruik te maken van zijn positie als beveiligingsmedewerker in winkelcentrum [Naam] alwaar die [benadeelde] werkzaam was door die [benadeelde] te beschuldigen van het plegen van een winkeldiefstal in dat winkelcentrum waarover zij na haar werktijd bij hem op kantoor moest komen praten omdat hij anders de politie zou inschakelen en hij ervoor zou zorgen dat zij haar baan kwijt zou raken en/of
- op zijn kantoor die [benadeelde] mede te delen dat zij hem een massage moest geven omdat hij haar anders een toegangsverbod tot het winkelcentrum zou geven en/of
- de deur van dat kantoor op slot te doen, althans te suggeren dat die op slot gegaan was en/of
- ( onverhoeds) die [benadeelde] in haar nek te zoenen en/of (onverhoeds) de billen en/of de borsten van die [benadeelde] te betasten en/of
- die [benadeelde] bij de haren vast te pakken en/of mee te trekken naar de wc ruimte en/of
- in de wc ruimte die [benadeelde] voorover te (laten) buigen en/of
- de (onder)broek van die [benadeelde] naar beneden te trekken
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het plaatsen van zijn penis in/tegen de anus en/of tussen de billen van die [benadeelde] en/of het bewegen/wrijven van zijn penis tussen de billen van die [benadeelde] en/of het betasten van een/de borst(en) en/of de bil(len) van die [benadeelde] en/of het zoenen in de nek van die [benadeelde] ;
meest subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 juni 2018 te Alphen aan den Rijn met [benadeelde] , geboren op 17 augustus 2012 die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het plaatsen van zijn penis tussen de billen van die [benadeelde] en/of het bewegen/wrijven van zijn penis tussen de billen van die [benadeelde] en/of het betasten van een/de borst(en) en/of de bil(len) van die [benadeelde] en/of het zoenen in de nek van die [benadeelde] .

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte wordt verweten seksuele handelingen te hebben verricht met het minderjarige slachtoffer [benadeelde] (hierna: [benadeelde] ), waarbij hij onder andere misbruik zou hebben gemaakt van zijn positie als beveiliger van het winkelcentrum waar het slachtoffer werkt.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair en het subsidiair tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het meer subsidiair tenlastegelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde, omdat het bestanddeel binnendringen niet bewezen kan worden. Daarnaast heeft de verdediging bepleit dat er geen sprake was van feitelijke dwang en dient de verdachte daarom ook te worden vrijgesproken van het meer subsidiair tenlastegelegde.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De verdachte heeft verklaard dat hij op 7 juni 2018 als beveiliger werkte in winkelcentrum [Naam] in Alphen aan den Rijn. [2] Hij heeft verder verklaard [benadeelde] te hebben aangesproken op een mogelijke diefstal en haar later op die dag te hebben meegenomen naar zijn kantoor. [3]
Op 10 juni 2018 wordt [benadeelde] gehoord door de politie en verklaart het volgende. Zij werkt bij [bedrijf 1] in winkelcentrum [Naam] in Alphen aan den Rijn. [4] Op 7 juni 2018 was zij in [bedrijf 2] aan het bellen met haar moeder. Toen zij buiten [bedrijf 2] kwam, vroeg de beveiliger (de verdachte) of hij in haar tas mocht kijken en vroeg waarom zij een wrap had gepakt en daarna had teruggelegd. [benadeelde] antwoordde daarop dat de wrap varkensvlees bevatte en dat zij dat niet eet. De verdachte wilde dat zij na haar werk, rond zes uur, bij hem op kantoor zou langskomen voor een gesprek, anders zou hij de politie inschakelen en zou hij er voor zorgen dat zij ontslagen zou worden bij [bedrijf 1] . [5]
De verdachte stond [benadeelde] na haar werk op te wachten om naar het kantoor te gaan. Daar zei de verdachte tegen [benadeelde] dat hij haar een verbod voor het hele winkelcentrum zou geven, tenzij zij hem een massage zou geven. [benadeelde] dacht dat hij een grap maakte en zei tegen hem dat zij hem wel een nekmassage wilde geven. De verdachte zei haar vervolgens dat hij een massage voor zijn hele lichaam wilde. [benadeelde] gaf aan dat niet te willen doen en dat zij pas 15 jaar oud was. [benadeelde] hoorde sleutels en kreeg het vermoeden dat de verdachte de deur van het kantoor op slot deed. De verdachte gaf haar vervolgens een kus in haar nek, draaide haar om en zat aan haar borsten en aan haar bil. Hij maakte een wrijfbeweging over haar borsten en kneep in haar bil. De verdachte trok haar vervolgens aan haar haren mee het toilet in en trok haar broek naar beneden. Toen deed hij zijn pik tussen haar billen. Ze stond daarbij voorover gebogen over het toilet heen. De verdachte bewoog zijn pik heen en weer en zij voelde een pik naar boven en naar beneden gaan tussen haar billen. [6]
[benadeelde] geeft aan dat zij bang was en niet goed wist wat zij moest doen. Op enig moment heeft zij het kantoor verlaten en is naar haar woongroep gegaan, daar heeft zij meteen aan haar mentor verteld wat er was voorgevallen. [7]
Vervolgens heeft zij op diezelfde 7 juni 2018 een informatief gesprek gehad met de politie, in welk gesprek zij aan de politie vertelde wat er was voorgevallen. [8] Op 10 juni 2018 heeft zij nogmaals met de politie gesproken en het verhaal, zoals hiervoor weergegeven, verteld. Tot slot is zij op 11 januari 2019 wederom als getuige door de politie gehoord. [9]
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft onderzoek naar biologische sporen en DNA onderzoek gedaan. Uit het van dit onderzoek opgemaakte rapport blijkt dat er DNA van de verdachte in de hals van [benadeelde] , in de bilspleet van [benadeelde] en in de anus van [benadeelde] is aangetroffen. [10]
De rechtbank stelt vast dat [benadeelde] steeds stellig en consistent heeft verklaard over hetgeen haar is overkomen en dat die verklaringen ook steun vinden in andere bewijsmiddelen. Zo is het DNA van de verdachte aangetroffen in de nek van [benadeelde] op de plek waar de verdachte haar zou hebben gekust en is DNA van de verdachte aangetroffen in de bilspleet van [benadeelde] . De verdachte heeft, daarnaar gevraagd, geen verklaring voor deze sporen en zijn verklaring over hetgeen die dag zou zijn gebeurd vindt ook overigens geen steun in het dossier.
De rechtbank gaat daarom uit van de verklaring(en) van [benadeelde] .
Seksueel binnendringen
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor seksueel binnendringen. [benadeelde] heeft, na daartoe meerdere malen te zijn bevraagd, te kennen gegeven dat in haar beleving de verdachte niet met zijn penis in haar anus is geweest. Dat er DNA van de verdachte in de anus van [benadeelde] is aangetroffen doet daaraan niet af, omdat de deskundige in haar rapport van 6 september 2019 heeft aangegeven dat niet valt uit te sluiten dat het sperma vanaf een oppervlakkigere locatie rondom de anus, in de anus terecht is gekomen en vervolgens bij de bemonstering van [benadeelde] op de daarbij gebruikte nylonswab.
De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
Dwang
Van dwang kan sprake zijn in een situatie waarin het voor het slachtoffer moeilijk is zich aan bepaalde handelingen te onttrekken. Van dwang door een feitelijkheid kan eveneens sprake zijn wanneer door het onverhoedse karakter van de handeling(en) enig verzet juist wordt voorkomen. Verzet van het slachtoffer is dan ook niet vereist.
[benadeelde] is een kwetsbaar meisje en was ten tijde van het voorval 15 jaar oud. De verdachte wist dit, want in het kantoor heeft een gesprek plaatsgevonden waarin [benadeelde] (kort) over haar achtergrond heeft verteld. [11] De verdachte was ten tijde van het voorval 34 jaar en daarmee is er sprake van een aanzienlijk leeftijdsverschil. Daarnaast was de verdachte beveiliger, een persoon met enig aanzien, zeker voor een vijftienjarig meisje dat werkzaam is in hetzelfde winkelcentrum. Daar komt bij dat de verdachte heeft gezegd dat als zij niet zou meewerken, hij haar een winkelverbod zou geven en zou zorgen dat zij haar baan zou verliezen. Deze feitelijkheden hebben er voor gezorgd dat [benadeelde] tegen haar wil seksuele handelingen heeft moeten dulden.
Daarnaast heeft de verdachte enig geweld gebruikt, door [benadeelde] aan haar haren het toilet in te trekken.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande voldoende bewezen dat er sprake was van dwang en komt tot een bewezenverklaring van het meer subsidiair tenlastegelegde.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
Meer subsidiair
hij op 7 juni 2018 te Alphen aan den Rijn [benadeelde] door geweld of een andere feitelijkheid en bedreiging met een andere feitelijkheid, te weten door
- misbruik te maken van zijn leeftijdsoverwicht op die [benadeelde] en
- misbruik te maken van zijn positie als beveiligingsmedewerker in winkelcentrum [Naam] alwaar die [benadeelde] werkzaam was door die [benadeelde] te beschuldigen van het plegen van een winkeldiefstal in dat winkelcentrum waarover zij na haar werktijd bij hem op kantoor moest komen praten omdat hij anders de politie zou inschakelen en hij ervoor zou zorgen dat zij haar baan kwijt zou raken en
- op zijn kantoor die [benadeelde] mede te delen dat zij hem een massage moest geven omdat hij haar anders een toegangsverbod tot het winkelcentrum zou geven en
- de deur van dat kantoor op slot te doen, althans te suggereren dat die op slot gegaan was en
- ( onverhoeds) die [benadeelde] in haar nek te zoenen en (onverhoeds) de billen en de borsten van die [benadeelde] te betasten en
- die [benadeelde] bij de haren vast te pakken en mee te trekken naar de wc ruimte en
- in de wc ruimte die [benadeelde] voorover te (laten) buigen en
- de (onder)broek van die [benadeelde] naar beneden te trekken
heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het plaatsen van zijn penis tegen de anus en tussen de billen van die [benadeelde] en het bewegen/wrijven van zijn penis tussen de billen van die [benadeelde] en het betasten van de borsten en de billen van die [benadeelde] en het zoenen in de nek van die [benadeelde] .
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarden toezicht door de reclassering, een behandelverplichting en een contactverbod met het slachtoffer. Tevens heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van die voorwaarden gevorderd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een beroepsverbod voor de functie van beveiliger wordt opgelegd voor de duur van vijf jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, alsmede de LOVS oriëntatiepunten en jurisprudentie en aan de verdachte een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen. Eventueel zou een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk kunnen worden opgelegd met de bijzondere voorwaarden: begeleid wonen en contacten met een psycholoog.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Positie van de verdachte
De verdachte heeft van zijn positie als beveiliger misbruik gemaakt en een kwetsbaar minderjarig meisje gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. De verdachte heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [benadeelde] . De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij enkel aandacht heeft gehad voor zijn eigen behoeftebevrediging en de gevolgen voor [benadeelde] , die al in een kwetsbare positie verkeerde, daarbij heeft genegeerd.
Gevolgen voor [benadeelde]
Uit het dossier blijkt dat [benadeelde] een kwetsbaar meisje is, dat vanaf haar derde levensjaar in verschillende jeugdinstellingen heeft gewoond. Voor het voorval plaatsvond, werkte [benadeelde] met haar begeleiders hard aan haar traject naar zelfstandigheid. Zo werd zij overgeplaatst van een gesloten instelling naar een besloten groep van [Instelling] en vond zij een (bij)baan bij [bedrijf 1] .
Uit de zich in het dossier bevindende verklaringen van [benadeelde] en haar begeleiders bij [Instelling] blijkt dat deze gebeurtenis een behoorlijke impact op haar dagelijks leven heeft gehad en dat de positieve lijn in haar ontwikkeling – bijvoorbeeld haar vertrouwen in volwassenen en het vinden en behouden van een (bij)baantje – door het voorval met de verdachte teniet is gedaan.
Documentatie
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel Justitiële Documentatie van
23 september 2019 betreffende de verdachte. Daaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het psychologisch en psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van respectievelijk 1 augustus 2019 en 12 augustus 2019. Hieruit komt naar voren dat de deskundigen door de ontkennende houding van de verdachte niet tot een advies kunnen komen. Dit geldt eveneens voor de reclassering.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal een deel van de straf voorwaardelijk opleggen. De rechtbank ziet geen aanleiding om daaraan de bijzondere voorwaarde van een contactverbod met [benadeelde] te verbinden, omdat de rechtbank geen redenen heeft om aan te nemen dat de verdachte contact zal opnemen met [benadeelde] . Ook in de andere door de officier van justitie geëiste voorwaarden ziet de rechtbank geen meerwaarde. Tevens ziet de rechtbank geen aanleiding om een beroepsverbod op te leggen aan de verdachte, omdat onderhavige veroordeling zeer waarschijnlijk tot gevolg heeft dat aan de verdachte, die zijn baan door deze strafzaak al is verloren, geen Verklaring Omtrent Gedrag zal worden verstrekt en hij zodoende niet meer als beveiliger werkzaam zal kunnen zijn.

7.De vordering van de benadeelde partij

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 15.000,00.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de bijgevoegde jurisprudentie niet te vergelijken is met onderhavige zaak. Daarnaast is niet door een deskundige vastgesteld dat de benadeelde partij aan PTSS lijdt. Het vaststellen van de immateriële schade vormt een te grote belasting voor het strafproces en de benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. Als wordt gekeken naar de letsellijst van het schadefonds geweldsmisdrijven kunnen de letselcategorieën 1 en 3 als uitgangspunt gelden, wat betekent dat een bedrag tussen de € 1.000,- en de € 5.000,- als redelijk kan worden aangemerkt. De verdediging verzoekt de rechtbank bij toewijzing van de vordering derhalve een lager bedrag dan gevorderd toe te wijzen met een maximum van € 5.000,- en de vordering voor het overige af te wijzen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij overweegt de rechtbank als volgt.
Het uitgangspunt voor de toewijsbaarheid van de vordering is dat de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen en dat de vordering voldoende door de benadeelde partij is onderbouwd. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 29 juni 2012 (HR 29 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1519) ten aanzien van de onderbouwing van een dergelijke vordering overwogen dat een uitzondering op dit uitgangspunt wordt aanvaard in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer.
De rechtbank overweegt dat, hoewel de benadeelde partij geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat er daadwerkelijk sprake is van PTSS, het wel aannemelijk is dat [benadeelde] psychische schade heeft geleden en nog steeds ondervindt als gevolg van het voorval met de verdachte. Uit de verklaringen van haar begeleiders blijkt dat zij sinds het voorval met de verdachte een enorme terugval in haar ontwikkeling heeft gehad en dat het ook nu nog niet goed met haar gaat.
De rechtbank acht de vordering daarom voor toewijzing vatbaar, zij het voor een lager bedrag dan door de benadeelde partij is gevorderd.
De benadeelde partij heeft ter onderbouwing van de vordering ter zake immateriële schade aansluiting gezocht bij eerdere door andere rechtbanken opgelegde schadevergoedingen. De rechtbank is echter van oordeel dat een vergelijking met deze zaken in dit geval niet opgaat, reeds omdat in die gevallen wel sprake was van seksueel binnendringen, zodat zij de vordering zal matigen.
De rechtbank wijst de vordering toe tot een bedrag van € 2.500,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente, omdat vast is komen te staan dat de schade met ingang van 7 juni 2018 is ontstaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
Aangezien de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Omdat de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 juni 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; ten behoeve van [benadeelde] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
meer subsidiair
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
drie jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde] , een bedrag van € 2.500,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 7 juni 2018 tot aan de dag van algehele voldoening;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 2.500,- vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 7 juni 2018, tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [benadeelde] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 35 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.J. de Haan, voorzitter,
mr. M.M. Meessen, rechter,
mr. N.F.R. de Rooij, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F.E. van der Does, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 november 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2018150619, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 284).
2.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 oktober 2019.
3.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 oktober 2019.
4.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 194, onderaan.
5.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 195, eerste drie alinea’s.
6.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 196 en 197.
7.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 199, onderaan en p. 200, bovenaan.
8.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 78 e.v.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 221, onderaan en p. 222, bovenaan.
10.Rapport van het NFI d.d. 27 september 2018, p. 183, 185 en 186.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 juni 2018, p. 54.