ECLI:NL:RBDHA:2019:11585
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning en aanvraag verlenging en wijziging beperking in vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft eiseres, een Surinaamse nationaliteit houdende vrouw, beroep ingesteld tegen de intrekking van haar verblijfsvergunning regulier onder de beperking studie door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had haar verblijfsvergunning sinds 2012 en deze was laatstelijk verlengd tot 31 juli 2018. Na haar afstuderen op 1 februari 2018 heeft zij op 19 april 2018 een aanvraag ingediend voor wijziging en verlenging van haar verblijfsvergunning naar de beperking 'arbeid als kennismigrant'. De staatssecretaris heeft echter op 30 augustus 2018 de verblijfsvergunning met terugwerkende kracht ingetrokken, stellende dat eiseres niet meer aan de voorwaarden voldeed.
De rechtbank heeft op 22 oktober 2019 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte de verblijfsvergunning heeft ingetrokken zonder eerst de aanvraag tot wijziging en verlenging te beoordelen. De rechtbank concludeerde dat de intrekking van de verblijfsvergunning pas aan de orde is als de staatssecretaris tot de conclusie komt dat de verblijfsvergunning niet kan voortbestaan onder de gevraagde beperking. Het bestreden besluit werd daarom vernietigd en de staatssecretaris werd opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.
De uitspraak benadrukt het belang van het zorgvuldig behandelen van aanvragen tot wijziging van verblijfsvergunningen en de noodzaak voor de overheid om de rechten van vreemdelingen te respecteren, vooral wanneer er al een aanvraag is ingediend voordat een besluit tot intrekking wordt genomen.