ECLI:NL:RBDHA:2019:11549

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2019
Publicatiedatum
31 oktober 2019
Zaaknummer
09/852085-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en valsheid in geschrift door penningmeester van een stichting

Op 31 oktober 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 1944, die als penningmeester van een stichting gedurende de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2016 een bedrag van € 77.273,26 heeft verduisterd. De verdachte heeft bankafschriften vervalst en geld van de stichting naar zijn privé-rekening overgemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op slinkse wijze talloze bankafschriften heeft vervalst om zijn handelen te verhullen. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 220 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 220 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd van 75 jaar. De verdachte is vrijgesproken van verduistering in dienstbetrekking, omdat hij niet in dienst was van de stichting, maar zijn misbruik van zijn positie als penningmeester is zwaar meegewogen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/852085-18
Datum uitspraak: 31 oktober 2019
Verstek
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1944 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 23 mei 2019 (regie) en 17 oktober 2019 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. de Jonge.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2016 te
Moerkapelle (gemeente Zuidplas) en/of in Waddinxveen, althans in Nederland,
opzettelijk een geldbedrag (77.273,26 euro), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehoorde aan [naam Stichting]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te
weten penningmeester (van de [naam Stichting] ), in elk geval
anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend;
2.
hij in of omstreeks de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2016 (op
een of meerdere momenten) te Moerkapelle (gemeente Zuidplas) en/of te
Waddinxveen, in elk geval in Nederland (telkens) een of meerdere
bankafaschriften (van de Rabobank), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd
was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of
vervalst, immers heeft verdachte toen en daar (telkens) valselijk
- ( de opmaak van) een bankafschrift nagemaakt en/of;
- dagafschriften aangepast en/of;
- de weergave van de saldi, betalingen, overschrijvingen en/of stortingen
aangepast en/of veranderd en/of;
- het bedrijfslogo van de Rabobank toegevoegd,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2016 een geldbedrag van € 77.273,26 heeft verduisterd, welk bedrag hij als penningmeester van de [naam Stichting] onder zich had (feit 1) en dat hij daartoe bankafschriften valselijk heeft opgemaakt dan wel heeft vervalst (feit 2).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde, met dien verstande dat de feiten zijn gepleegd vanaf 1 januari 2011.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Feit 1 en feit 2:
€ 75.055,07
Op 17 februari 2017 heeft [aangever] , werkzaam bij de gemeente Zuidplas, aangifte gedaan tegen de ‘ [naam Stichting] ’ (hierna ook: de Stichting). De Stichting bestond uit drie bestuurders, een dagelijks bestuur, dat [het pand] te Moerkapelle exploiteert, te weten [naam voorzitter] , [verdachte, alszijnde penningmeester] en [naam secretaris] . De Stichting maakt gebruik van een subsidieregeling van de gemeente Zuidplas. Ieder jaar wordt door de Stichting het financiële jaar afgesloten middels een ingediende jaarafrekening bij de gemeente Zuidplas. Na goedkeuring door die gemeente vindt dan een verstrekking van een nieuwe subsidie plaats. Vanaf 2013 zijn er huurgeschillen ontstaan. Bij beoordeling van de jaarrekeningen stelde aangever vast dat de inhoud niet klopte. Vervolgens is besloten de boeken en de rekeningen van de stichting vanaf 1 januari 2008 te controleren. Hiertoe zijn door de accountant de overschrijvingen van de rekening van de Stichting bij de Rabobank opgevraagd en gecontroleerd. [2]
[getuige 1] , accountant van de Stichting, heeft verklaard dat de verdachte de gehele administratie voerde van de Stichting en voor hem het eerste aanspreekpunt was. [getuige 1] kreeg toegang tot het ‘grootboek’ en tot de ‘kolommenbalans’.
De [getuige 1] heeft van de Rabobank bankafschriften van 2012 en 2013 en alle financiële jaaroverzichten van 2009 t/m 2016 ontvangen. Hij heeft de ontvangen grootboeken naast de bankafschriften gelegd en zag toen dat de mutaties van de bank niet aansloten op de geboekte mutaties in het grootboek. De mutaties die niet in het grootboek voorkwamen waren “overboekingen aan [verdachte] ” en kasopnames. [3]
[getuige 2] , voorzitter van de Stichting, heeft verklaard dat de penningmeester een vergoeding krijgt van € 150,- per maand. Een keer per drie maanden maakte de verdachte een overzicht over de stand van zaken. De Stichting heeft een betaalrekening en een spaarrekening. Alleen de verdachte was gemachtigd voor de bankrekeningen. Hij was ook de enige gemachtigde tot internetbankieren. De beheerder en de penningmeester hielden een kasboek bij. Alleen de penningmeester en de beheerder beschikten over een pas waarmee kon worden gepind. Alleen de verdachte heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te pinnen. De [getuige 2] heeft bankafschriften opgevraagd van 2013. Op die afschriften zagen ze ook overboekingen naar de verdachte zelf. Zij hebben de verdachte daarmee geconfronteerd en hem uiteindelijk in augustus 2016 op non-actief gesteld. [4] Op 27 februari 2017 heeft de verdachte een schuldbekentenis [5] getekend voor een geschat bedrag van € 90.000.
Op 27 juli 2017 vond een doorzoeking plaats in de woning van de verdachte aan de [adres] . Daarbij werden onder andere meerdere ordners, een computer, twee laptops en vier usb-sticks in beslag genomen. [6] Er werden losse stapels met documenten aangetroffen. De documenten met betrekking tot [het pand] werden in beslag genomen. In een blauwe ordner, die voorzien was van code A8, werd een groot aantal gemanipuleerde rekeningafschriften van de Rabobank aangetroffen. Het waren de transacties van 28 december 2012 tot en met 8 november 2013 (volgnummers 936 tot en met 980). Ook werd tussen de bankafschriften een soort papieren mal aangetroffen. [7]
De politie heeft van de [getuige 1] de transactiegegevens ontvangen van de Rabobank over 2011 en 2012, die hij uit de administratie van de Stichting had gekregen. Tevens heeft de accountant de grootboeken 2011 tot en met 2015, die hij van de verdachte had gekregen, aan de politie gemaild. De politie heeft vervolgens bij Rabobank Gouwestreek de transactiegegevens over de jaren 2011 tot en met 2016 opgevraagd van het rekeningnummer [(--)] op naam van de [naam Stichting] . [8]
Verbalisant [naam] heeft de verschillende bescheiden met elkaar vergeleken. Hij concludeert dat over de jaren 2011 tot en met 2016 de originele bankafschriften van de Rabobank afwijken van de bankafschriften die zich in de administratie van de Stichting bevonden en van de grootboeken. Zo zijn de saldi op een aantal originele bankafschriften anders dan de saldi op de bankafschriften in de administratie van de Stichting. Ook zijn er veel transacties die wel voorkomen op de originele bankafschriften van de Rabobank, maar die niet voorkomen op de bankafschriften van de Stichting; het gaat hierbij onder andere om de posten ‘ [(--)] ’ of ‘ [(--)] .’ naar tegenrekening [(--)] . Ook in het grootboek worden boekingen vermeld die niet voorkomen op de originele bankafschriften. Op de bankafschriften staan ook regelmatig opnames bij verschillende geldautomaten met pasnr. 13.
De verbalisant heeft per jaar de opvallende transacties opgeteld. Hij heeft daarbij rekening gehouden met een vergoeding van € 150,- per maand, een bedrag waar de verdachte blijkens zijn eigen verklaring en de verklaring van de voorzitter van de Stichting recht op had.
De verbalisant heeft in een overzicht de opvallende transacties opgenomen en komt daarbij tot de navolgende jaarlijkse (totaal)bedragen:
In 2011: € 7.350,00
In 2012: € 24.400,00 en € 1.826,41
In 2013: € 15.378,66 en € 150,00
In 2014: € 13.300,00
In 2015: € 10.150,00
In 2016: € 2.500,00
Totaal: € 75.055,07 [9]
De rekening met nummer [(--)] , zijnde het rekeningnummer waar de bovengenoemde (totaal)bedragen op zijn gestort, betreft de bankrekening van de verdachte bij de ABN AMRO ( [(--)] ). [10]
De rechtbank heeft vastgesteld dat de bankafschriften die bij de verdachte en bij [het pand] zijn aangetroffen zijn voorzien van een bedrijfslogo van de Rabobank en dat de originele bankafschriften niet een dergelijk logo bevatten. [11]
Ook de inbeslaggenomen digitale gegevensdragers zijn onderzocht. Op de laptop van het merk Toshiba werd een bestand aangetroffen “ [bestandsnaam] ”. Het was een overzicht van de banktransacties over de periode van 9 juli 2012 tot en met 31 december 2017. Dit overzicht is onder andere vergeleken met de originele banktransacties. In het aangetroffen overzicht ontbraken verschillende transacties. [12]
De verdachte is door de politie gehoord en daar heeft hij verklaard niet te kunnen ontkennen dat hij geld van de Stichting onrechtmatig heeft overgeboekt naar zijn eigen bankrekening. Hij heeft ook aangegeven dat hij wel wil terugbetalen, maar dat dat nog niet lukt. [13] Als de verbalisant de verdachte confronteert met de gemanipuleerde bankafschriften die bij hem thuis zijn aangetroffen en met het feit dat het alleen gaat om bedragen die zijn overgeboekt naar de privérekening van de verdachte, verklaart de verdachte dat het zijn vinkjes (de rechtbank begrijpt: de handmatig aangebrachte tekens op de bankafschriften) zijn die erbij geplaatst zijn en dat het erop lijkt dat hij ervan moet weten. [14] Op de vraag of hij die aanpassingen op de gemanipuleerde bankafschriften die bij hem thuis zijn aangetroffen heeft gedaan, verklaart de verdachte dat hij dat wel gedaan zal moeten hebben. [15] De verdachte verklaart voorts dat hij geen schaduwboekhouding bij heeft gehouden en dat hij het niet eens is met de stelling dat hij bedreven is geweest in het frauduleus aanpassen van bankbescheiden. De verdachte wil echter geen antwoord geven op de concrete vraag van de verbalisant of hij de bankafschriften heeft aangepast. Tenslotte heeft de verdachte verklaard dat hij schrikt van het bedrag dat door hem naar zijn privérekening is overgeboekt, dat hij financiële problemen had en dat hij het gat daarmee heeft willen dichten. [16]
€ 1.610,52 en € 432,39:
Uit onderzoek naar de verschillende rekeningen van de verdachte kwam naar voren dat de verdachte samen met zijn vrouw ook nog twee rekeningen heeft bij de Rabobank. Op de rekening met rekeningnummer [(--)] zijn in de periode van 31 december 2010 tot en met 31 december 2016 twee bedragen ontvangen van [naam Stichting] , te weten een bedrag van € 1.610,52 op 30 juli 2016 en een bedrag van € 432,39 op 15 augustus 2016. Op de afschriften van [naam Stichting] stond bij het bedrag van € 1.610,52 de opmerking ‘ [naam bedrijf 1 + factuurnummer] ’ en bij het bedrag van € 432,39 de opmerking ‘ [naam bedrijf 2 + factuurnummer] ’. Uit navraag bij de betreffende bedrijven blijkt dat [naam bedrijf 1] al jaren geen zaken meer deed met de Stichting en daarom ook geen rekening meer open had staan. [naam bedrijf 2] gaf aan dat er nog steeds een niet betaalde factuur open stond van 4 november 2015 voor een bedrag van € 432,39. [17]
Over het bedrag van € 1.610,52 heeft de verdachte bij de politie verklaard dat hij niet in de gaten heeft gehad dat dit bedrag op zijn rekening is gestort en dat hij het daarom ook niet heeft terugbetaald. Er moet wel een factuur van zijn. Het is een fout geweest, aldus de verdachte.
Over het bedrag van € 432,39 heeft de verdachte verklaard dat dat ook een fout is geweest en dat het een verkeerd rekeningnummer is. [18]
€ 175,28
Ook heeft de verdachte nog een betaalrekening bij de ING met bankrekeningnummer [(--)] waarvan de gegevens zijn opgevraagd over de periode 31 december 2010 tot en met 31 december 2016. Op deze betaalrekening vonden er weinig transacties plaats. De laatste transactie in 2016 was een betaling van € 175,28 door [het pand] met als omschrijving ‘restant 15’. Dit was de enige betaling naar dit bankrekeningnummer. Uit de opgevraagde gegevens van [het pand] blijkt dat bij de overboeking bij het betreffende rekeningnummer staat ‘ [naam] restant 15’. [19]
De verdachte heeft hierover verklaard dat er een factuur in de administratie moet zitten. Hij had dat bedrag voorgeschoten uit privé en moest het dus terugkrijgen. Hij heeft echter verzuimd het tussen haakjes te zetten. [20]
Conclusie ten aanzien van feit 1
Gelet op de voorgaande verklaringen en bevindingen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2016 als penningmeester van [naam Stichting] opzettelijk en wederrechtelijk een geldbedrag van in totaal € 77.273,26 (€ 75.055,07 +
€ 1.610,52 + € 432,39 + € 175,28) heeft toegeëigend. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat met betrekking tot de laatste drie bedragen sprake zou zijn van een fout, niet aannemelijk; uit de manier waarop de verdachte jarenlang te werk is gegaan en de grote hoeveelheid aangepaste bankafschriften die bij de verdachte zijn aangetroffen leidt de rechtbank af dat hij heel goed wist waar hij mee bezig was.
Hoewel de verdachte als penningmeester van de Stichting genoemde bedragen heeft verduisterd, acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachte de verduistering in een persoonlijke dienstbetrekking heeft gepleegd. Als penningmeester maakte de verdachte deel uit van het bestuur van de Stichting. Als bestuurslid was er geen sprake van ondergeschiktheid van de verdachte, ook niet wat betreft zijn werkzaamheden als penningmeester voor de Stichting. Nu niet vaststaat dat er sprake was van ondergeschiktheid aan voor wie de verdachte werkzaam was (de Stichting), wordt de verdachte van deze in artikel 322 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde strafverzwarende omstandigheid vrijgesproken.
Conclusie ten aanzien van feit 2
Tevens acht de rechtbank, mede gelet op de papieren mal die bij de verdachte is aangetroffen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de hierboven vermelde periode bankafschriften van de Rabobank heeft vervalst door deze afschriften aan te passen, door saldi te veranderen, door betalingen, overschrijvingen en stortingen te wijzigen of weg te laten en door het logo van de Rabobank toe te voegen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij in de periode 1 januari
2011tot en met 31 december 2016 te Moerkapelle (gemeente Zuidplas) en/of in Waddinxveen, althans in Nederland, opzettelijk een geldbedrag (77.273,26 euro), dat toebehoorde aan [naam Stichting] , en welk goed verdachte als penningmeester (van [naam Stichting] ), in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij in de periode 1 januari
2011tot en met 31 december 2016 op meerdere momenten te Moerkapelle (gemeente Zuidplas) en/of te Waddinxveen, in elk geval in Nederland (telkens) een of meerdere bankafschriften (van de Rabobank), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd
was om tot bewijs van enig feit te dienen - heeft vervalst, immers heeft verdachte toen en daar (telkens) valselijk
- dagafschriften aangepast en/of;
- de weergave van de saldi, betalingen, overschrijvingen en/of stortingen aangepast en/of veranderd en/of;
- het bedrijfslogo van de Rabobank toegevoegd,
zulks (telkens) met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 220 uren, subsidiair 110 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft als penningmeester van de ‘ [naam Stichting] ’ gedurende een periode van zes jaar een bedrag van in totaal € 77.273,26 verduisterd. De verdachte heeft meerdere malen bedragen van de Stichting naar zijn privé rekening overgemaakt, geld van de Stichting contant opgenomen en gebruik gemaakt van de pinpas van de Stichting voor privé doeleinden. Om dit te verhullen heeft de verdachte op slinkse wijze talloze bankafschriften vervalst.
De verdachte heeft door zijn handelen het vertrouwen dat men in hem als penningmeester had gesteld beschaamd en hij heeft de Stichting dan wel de gemeente Zuidplas hierdoor ernstig financieel benadeeld. Hoewel de verdachte is vrijgesproken van verduistering in dienstbetrekking, omdat hij niet in dienst was van de Stichting, rekent de rechtbank het de verdachte wel zwaar aan dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn positie als penningmeester.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 19 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De op te leggen straf
Bij de bepaling van de zwaarte van de straf zoekt de rechtbank aansluiting bij de LOVS-oriëntatiepunten met betrekking tot fraude. Deze oriëntatiepunten hanteren voor een benadelingsbedrag tussen de € 70.000,- en € 125.000,- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 tot 9 maanden dan wel een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de leeftijd van de verdachte (de verdachte is inmiddels 75 jaar) acht de rechtbank een gevangenisstraf niet geboden en zal zij de verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf van aanzienlijke duur opleggen.
De rechtbank weegt in het nadeel van de verdachte mee dat het handelen van de verdachte zeer lang heeft geduurd en dat hij zijn gedragingen niet uit eigen beweging heeft beëindigd, ondanks dat hem meerdere malen vragen zijn gesteld over de financiën vanuit verschillende hoeken. Ook weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee dat hij geen verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor zijn gedragingen en ook niet ter zitting is verschenen; de verdachte heeft hiermee de rechtbank de gelegenheid ontnomen om zich enig beeld te kunnen vormen over de persoon van de verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden voldoende tot uitdrukking in de door de officier van justitie gevorderde straf. Het is op deze grond dat de rechtbank de hierna te vermelden straf zal opleggen zoals door de officier van justitie gevorderd, met dien verstande dat de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van kortere duur zal opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. Deze voorwaardelijke straf dient als stok achter de deur om te voorkomen dat de verdachte zich wederom schuldig maakt aan het plegen van strafbare feiten.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 225 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
verduistering, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
220 (TWEEHONDERDTWINTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
110 (HONDERDTIEN) DAGEN;
veroordeelt de verdachte te dier zake voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
2 (TWEE) MAANDEN;
bepaalt dat die gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.K. Spros, voorzitter,
mr. M. van Loenhoud, rechter,
mr. A. Dantuma-Hieronymus, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F.M. Schreuder, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 oktober 2019.
Mr. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2017048996, van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn - Gouda, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 642).
2.Proces-verbaal aangifte, blz. 14-15.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige (met bijlagen), blz. 81-88.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 90-95.
5.Een geschrift, blz. 101.
6.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname (met bijlagen), blz. 333-337.
7.Proces-verbaal van bevindingen doorzoeking, blz. 347-350.
8.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 118.
9.Proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen), blz. 118-269.
10.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 326.
11.Bijlagen bij het proces-verbaal van bevindingen, blz. 126-269; eigen waarneming van de rechtbank.
12.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek digitale bestanden, blz. 406-407.
13.Proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 531-532.
14.Proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 533.
15.Proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 535.
16.Proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 536.
17.Proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen), blz. 305-311.
18.Proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 534.
19.Proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen), blz. 284-287.
20.Proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 533.