ECLI:NL:RBDHA:2019:11526

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2019
Publicatiedatum
31 oktober 2019
Zaaknummer
C/09/555483 / HA ZA 18-725
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over tekortkoming in overeenkomst voor certificering van aardbeiplanten na aantreffen van aardbeikrinkelvirus

In deze zaak heeft Flevoplant B.V. een vordering ingesteld tegen Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw (Naktuinbouw) wegens wanprestatie. Flevoplant stelt dat Naktuinbouw tekort is geschoten in haar verplichtingen uit een overeenkomst voor een certificeringstrajectbehandeling van aardbeiplanten, nadat in 2015 het aardbeikrinkelvirus was aangetroffen in de geleverde planten. De rechtbank heeft de procedure in verschillende stappen doorlopen, waarbij onder andere een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden. De feiten van de zaak zijn als volgt: Flevoplant heeft in 2010 een overeenkomst gesloten met Naktuinbouw voor de certificering van aardbeiplanten. Naktuinbouw heeft zich verplicht om de planten te toetsen op ziekten en om virusvrij materiaal te leveren. In 2010 zijn de planten getest en vrij bevonden van het aardbeikrinkelvirus. Echter, in 2015 bleek dat de planten besmet waren, wat leidde tot de vordering van Flevoplant. De rechtbank heeft geoordeeld dat Naktuinbouw aan haar verplichtingen heeft voldaan en dat er geen sprake was van wanprestatie. De rechtbank heeft de vorderingen van Flevoplant afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van Naktuinbouw. Het vonnis is uitgesproken op 16 oktober 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/555483 / HA ZA 18-725
Vonnis van 16 oktober 2019
in de zaak van
FLEVOPLANT B.V.te Ens,
eiseres,
advocaat mr. A.B. Lever te Apeldoorn,
tegen
STICHTING NEDERLANDSE ALGEMENE KWALITEITSDIENST TUINBOUWte Roelofarendsveen,
gedaagde,
advocaat mr. M.B.C. Kloppenburg te Den Haag.
Partijen zullen hierna ‘Flevoplant’ en ‘Naktuinbouw’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 juni 2018 met producties;
  • de conclusie van antwoord van 25 september 2018, met producties;
  • het vonnis van 17 oktober 2018, waarin een comparitie van partijen is bepaald;
  • het buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte proces-verbaal van comparitie van 25 januari 2019, de daarin genoemde stukken en de opmerkingen over het proces-verbaal van Naktuinbouw bij brief van 13 februari 2019 en van Flevoplant bij brief van 14 februari 2019.
1.2.
Ten slotte is de datum voor het wijzen van vonnis nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Flevoplant is een onderneming gespecialiseerd in de ontwikkeling, productie en vermeerdering van aardbeiplanten. Naktuinbouw is een zelfstandig bestuursorgaan met een wettelijke taak vastgelegd in de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005. Zij bewaakt en bevordert de kwaliteit van producten, processen en ketens in de tuinbouw. Naktuinbouw is één van de vier plantaardige keuringsdiensten in Nederland, gericht op het in de Europese Unie vereiste basiskwaliteitsniveau van plantmateriaal, zodat de planten en de vruchten daarvan
Conformitas Agraria Communitatiszijn: aan de vereisten van de Europese regelgeving voldoen en in de EU-lidstaten verhandeld mogen worden. Naktuinbouw biedt, bovenop keuringen ten behoeve van het basiskwaliteitsniveau, aanvullende certificeringsmogelijkheden aan in het kader van vrijwillige kwaliteitsbevordering in de tuinbouw.
2.2.
Op 18 maart 2010 heeft (de rechtsvoorganger van) Flevoplant met Naktuinbouw een overeenkomst gesloten (hierna: de overeenkomst) voor een certificeringstrajectbehandeling van aardbeiplanten selectie 06-07-05 (inzendingscode 10-0022), later bekend als het ras ‘Fleurette’. Naktuinbouw heeft zich daarbij verplicht om tegen vergoeding en onder haar Algemene Voorwaarden een programma te leveren, bestaande uit i) het volledig toetsen op ziekten van drie kandidaatplanten volgens het certificeringsreglement aardbei van Naktuinbouw (hierna: het Reglement), ii) gedurende het traject plantmateriaal in een luisdicht screenhouse in stand te houden en in totaal 15 jonge planten voor verdere vermeerdering in de SEE-fase te leveren.
2.3.
Het Reglement is gebaseerd op het certificeringsschema dat is opgesteld en gepubliceerd door de European and Mediterranean Plant Protection Organisation (hierna: EPPO), die zich ten doel stelt internationale standaarden te realiseren voor de ontwikkeling en teelt van gezond plantmateriaal. In het Reglement is onder meer het volgende het volgende bepaald:
“ARTIKEL 1
[…]
In dit Reglement en de daarop berustende voorschriften wordt verstaan onder:
[…]
d.
Kandidaatplanten:
Planten, waaruit materiaal wordt geselecteerd, bestemd voor de opkweek van moederplanten klasse SEE;
e.
Moederplanten klasse SEE:
Moederplanten die rechtstreeks zijn opgekweekt uit virusvrij materiaal en dienen voor instandhouding en de productie van teeltmateriaal klasse SEE;
[…]
q.
Virusvrij materiaal:
Virusvrij materiaal dat volgens internationaal erkende wetenschappelijke methoden is getest en vrij is bevonden van besmetting, dat bij inspecties tijdens de groei visueel vrij is bevonden van symptomen van virussen of virusachtige ziekteverwekkers, dat in stand is gehouden op een wijze die infectie voorkomt en geacht wordt vrij te zijn van alle virussen en virusachtige ziekteverwekkers, waarvan bekend is dat zij in de Europese Unie bij de betrokken soort voorkomen, als in bijlage III bij dit Reglement genoemd.
Materiaal dat vegetatief en in rechte lijn in een specifiek aantal stadia uit dergelijk materiaal is voortgekweekt als bepaald in dit Reglement, dat bij inspectie tijdens de groei visueel vrij is bevonden van symptomen van virussen of virusachtige ziekteverwekkers en dat is geproduceerd en in stand gehouden op een wijze die infectie voorkomt en overeenkomstig het bepaalde in dit Reglement, wordt eveneens geacht virusvrij te zijn;
[…]
ARTIKEL 8
1. Kandidaatplanten zijn planten die, door de deelnemer of een andere in de certificering deelnemende partij, zijn geselecteerd ten behoeve van opname in de certificering. De kandidaatplanten dienen gedurende een volledig seizoen op onderwerpelijke ziekten beoordeeld te worden.
2. Kandidaatplanten dienen te worden geteeld in een van een sluis voorziene, afgesloten luisdichte kas, waarin geen moederplanten en/of teeltmateriaal klasse SEE voorkomen respectievelijk voorkomt, in ziektevrije grond alsmede los van ondergrond, afzonderlijk in potten of containers, onder strikt bedrijfshygiënische omstandigheden. De kandidaatplanten moeten op een door Naktuinbouw geaccepteerde wijze worden getoetst op alle virussen, als in bijlage III bij dit Reglement aangegeven, op
Phytophthora fragariae var. fragariae,
Colletotrichum acutatum,
Xanthomonas fragariaeen overige algemeen
voorkomende schimmelziekten. De kandidaatplanten moeten voorts door de deelnemer in het bijzonder op rasechtheid worden gecontroleerd. […]
4. Nakomelingen van kandidaatplanten, die bij de toetsingen als in lid 1 bedoeld vrij zijn bevonden van de onderwerpelijke virussen, worden door Naktuinbouw aangemerkt als virusvrij materiaal.
[…]
BIJLAGE III
Nadere voorschriften met betrekking tot toetsing op pathogenen van teeltmateriaal Aardbeiplanten.
Virusziekten (Engels/Nederlandse naam)
Diagnose via symptomen
Mechanische inoculatie op kruidachtige indicatoren
Indicatoren voor bladenenting
UC-nummer:
Virusziekten die voorkomen in de EPPO-regio en waarop in het Naktuinbouw-certificeringssysteem getoetst wordt:
Luisoverdraagbaar
Strawberry crinkle virus
Aardbeikrinkelvirus
Nee
Nee
4,5
2.4.
Bij e-mail van 1 juli 2010 heeft Naktuinbouw Flevoplant onder meer als volgt bericht:
“De drie nieuwe aardbei kandidaatrassen die we dit jaar van je hebben ontvangen zijn in het laboratorium d.m.v. PCR toetsing onderzocht op de volgende virussen; […], strawberry crinkle virus (SCV) […]. Hierbij is in enkele planten (6 van de 10 planten) van het ras
06-07-05(10-0022) [Rb.: het ras Fleurette] strawberry crinkle virus (SCV) aangetoond. […]
Voor het ras
06-07-05zullen we het toetstraject met de 4 niet besmette planten verder voort zetten.”
2.5.
Op 29 oktober 2010 heeft Naktuinbouw per e-mail aan Flevoplant laten weten dat het toetstraject volgens planning loopt en zij ook van de ingebrachte selectie 06-07-05 drie kandidaatplanten heeft kunnen selecteren die “vrij zijn van virussen”.
2.6.
In haar testrapport van de selectie 06-07-05 van 13 december 2010 heeft Naktuinbouw vermeld dat deze selectie met behulp van de methodes UC5 en PCR onder meer is getest op aanwezigheid van het aardbeikrinkelvirus met als resultaat dat de selectie vrij van het aardbeikrinkelvirus is.
2.7.
Op 15 december 2010 heeft Naktuinbouw aan Flevoplant van de rasnaam 06-07-05 aardbeiplanten met SEE-status geleverd. Bij de factuur van Naktuinbouw van 27 december 2010 staat onder meer het volgende vermeld: “Partijnummer: 10-0022 […] VIR.VRIJ F Virusvrij maken Fragaria (2010)”.
2.8.
Ook in de jaren nadien heeft Naktuinbouw aardbeiplanten afkomstig van nakomelingen van een aardbeiplant van selectie 06-07-05 uitgeleverd aan Flevoplant. In 2011 tot en met 2014 heeft Naktuinbouw het plantmateriaal, dat bij haar in stand werd gehouden, getoetst op aanwezigheid van onder meer het aardbeikrinkelvirus.
2.9.
Naar aanleiding van een klacht van één van de telers over de groei van de aardbeiplanten van het Fleurette-ras medio 2015 heeft Naktuinbouw monsters genomen van deze planten en deze meegenomen naar haar laboratorium. Op 21 juli 2015 is onder meer een PCR-toets uitgevoerd op de genomen plantmonsters. De groeiproblemen bleken te liggen in een verkeerde samenstelling van de voedingsoplossing. Uit de uitgevoerde PCR-toets kwam ook het resultaat dat de planten het aardbeikrinkelvirus bevatten.
2.10. Augustus 2015 werd door Naktuinbouw vastgesteld dat in alle geteelde partijen van het aardbeiras Fleurette het voornoemde plantenvirus aanwezig was. Het aangetroffen aardbeikrinkelvirus had dezelfde stam als de in 2010 besmet bevonden planten.

3.Het geschil

3.1.
Flevoplant vordert, samengevat, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
verklaart voor recht, dat Naktuinbouw toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens Flevoplant voortvloeiende uit de tussen partijen gesloten overeenkomst(en);
Naktuinbouw te veroordelen om aan Flevoplant te betalen de door Flevoplant geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
Naktuinbouw te veroordelen in de proceskosten en in de nakosten.
3.2.
Aan haar vorderingen legt Flevoplant wanprestatie ten grondslag. Naktuinbouw is tegenover Flevoplant tekortgeschoten in haar verplichtingen onder de overeenkomst door:
niet volledig te toetsen op ziekten;
aan Flevoplant planten te bezorgen, die – naar later bleek – besmet waren met het aardbeikrinkelvirus, terwijl besmetting nu juist door Naktuinbouw had moeten worden uitgesloten;
niet voldaan aan haar verplichting tot het leveren van planten voor verdere vermeerdering in de SEE-klasse.
Als gevolg daarvan heeft Flevoplant schade geleden en lijdt zij nog steeds schade, aldus Flevoplant.
3.3.
Naktuinbouw voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter beoordeling ligt voor of Naktuinbouw onder de overeenkomst toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen tegenover Flevoplant, zoals Flevoplant aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat Naktuinbouw aan haar verplichtingen uit de overeenkomst tegenover Flevoplant heeft voldaan. Daartoe is het volgende redengevend.
4.3.
Buiten discussie staat dat Naktuinbouw in 2010 de door Flevoplant aangeleverde aardbeiplanten, selectie 06-07-05, in het kader van het certificeringstraject heeft getoetst op de aanwezigheid van het aardbeikrinkelvirus volgens de in het Reglement voorgeschreven toetsmethodes. Deze staan vermeld in bijlage 3 bij het Reglement en betreffen de UC4- en/of UC5-toets (zie 2.3). Evenmin staat ter discussie dat Naktuinbouw het plantmateriaal afkomstig van deze selectie dat bij haar in stand werd gehouden in de jaren 2011 tot en met 2014 heeft getoetst aan een UC5-toets. Daarmee staat vast dat Naktuinbouw het plantmateriaal heeft getoetst volgens het tussen partijen afgesproken toetsingsprotocol, vastgelegd in het Reglement.
4.4.
Daarbij heeft Naktuinbouw overtuigend toegelicht dat de door haar gebruikte toetsing gebaseerd is op de standaarden uit het EPPO-certificeringsschema voor aardbeien uit 2008, waarin als indicator voor een besmetting een UC4 of UC5 toets gebruikt worden. Met name de UC5-toets is de internationaal erkende biologische standaardtoets om de aanwezigheid van het aardbeikrinkelvirus in plantmateriaal vast te stellen. Als suggestie voor een alternatieve test naast de UC5-toets geven de EPPO-standaarden een
Polymere Chain Reaction(PCR)-toets, waarbij op DNA-niveau in het totaal van de plant wordt gezocht naar een match met DNA van het aardbeikrinkelvirus. Daarbij wordt door EPPO als kanttekening opgemerkt dat PCR-toetsen “
cannot be regarded as reliable unless knowledge is available on the variability of individual pathogens and some experience has been gained on the specific crop.”
4.5.
Het Reglement definieert virusvrijmateriaal in art. 1 onder q als volgt:
“Virusvrij materiaal dat volgens internationaal erkende wetenschappelijke methoden is getest en vrij is bevonden van besmetting, dat bij inspecties tijdens de groei visueel vrij is bevonden van symptomen van virussen of virusachtige ziekteverwekkers, dat in stand is gehouden op een wijze die infectie voorkomt en geacht wordt vrij te zijn van alle virussen en virusachtige ziekteverwekkers, waarvan bekend is dat zij in de Europese Unie bij de betrokken soort voorkomen, als in bijlage III bij dit Reglement genoemd.
Materiaal dat vegetatief en in rechte lijn in een specifiek aantal stadia uit dergelijk materiaal is voortgekweekt als bepaald in dit Reglement, dat bij inspectie tijdens de groei visueel vrij is bevonden van symptomen van virussen of virusachtige ziekteverwekkers en dat is geproduceerd en in stand gehouden op een wijze die infectie voorkomt en overeenkomstig het bepaalde in dit Reglement, wordt eveneens geacht virusvrij te zijn;”
Daaruit vloeit onder meer voort dat onder virusvrijmateriaal in de zin van het Reglement moet worden verstaan plantmateriaal dat volgens internationaal erkende wetenschappelijke methoden is getest en vrij is bevonden van besmetting. Aan deze verplichting tot toetsing volgens internationaal erkende wetenschappelijke methoden heeft Naktuinbouw met betrekking tot de selectie 06-07-05 naar het oordeel van de rechtbank voldaan. Toen uit de testen en het testrapport van 13 december 2010 bleek dat de drie – op dat moment niet aantoonbaar besmette – planten na toetsing aan de methodes UC5 en PCR vrij van het aardbeikrinkelvirus werden bevonden door Naktuinbouw, konden deze planten geacht worden vrij te zijn van het aardbeikrinkelvirus.
4.6.
Ook de daaruit voortgekomen nakomelingen, die Naktuinbouw in stand heeft gehouden en uitgeleverd aan Flevoplant, konden op grond van art. 8 lid 4 Reglement worden aangemerkt als virusvrijmateriaal, omdat zij bij de toetsingen virusvrij in de zin van het Reglement werden bevonden. Daarmee heeft Naktuinbouw geen planten aan Flevoplant bezorgd die op grond van de overeenkomst en het Reglement niet als virusvrijmateriaal hadden moeten worden aangemerkt, zodat de rechtbank voorbij gaat aan het gestelde verwijt dat Naktuinbouw tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen tegenover Flevoplant door planten te bezorgen, waarvan later bleek dat zij besmet waren met het aardbeikrinkelvirus.
4.7.
Anders dan Flevoplant stelt, zijn er geen of onvoldoende feitelijke aanknopingspunten waaruit valt af te leiden dat Naktuinbouw met betrekking tot het overeengekomen certificeringstraject zich ertoe heeft verplicht de door Flevoplant in 2010 aangeleverde selectie volledig op ziekten te toetsen, anders dan volgens het Reglement, en een garantie met betrekking tot het (volstrekt) virusvrij (terug)leveren van plantmateriaal heeft verstrekt. De reikwijdte van de toetsing op ziekten is contractueel begrensd tot het toetsen van de kandidaatplanten volgens het Reglement. Aan die toetsing is voldaan. De rechtbank ziet in de aangedragen feiten en omstandigheden geen reden om aan de zorgvuldigheid van die toetsing door Naktuinbouw te twijfelen. Van een tekortkoming in de toetsing is dan ook geen sprake. Een garantie tot het (volstrekt) virusvrij leveren van planten staat niet in de overeenkomst en evenmin in het Reglement, hetgeen ook rechtstreeks volgt uit de daarin gehanteerde definitie van “virusvrij materiaal”. Naktuinbouw heeft daarbij terecht aangevoerd dat certificering van plantmateriaal via het Reglement niet betekent dat het getoetste plantmateriaal 100% zeker volledig virus- of ziektevrij is, alleen al omdat sprake is van een levend organisme en de actuele stand van de wetenschap van invloed is op het resultaat dat uit de internationaal erkende toetsen voortvloeit.
4.8.
In aanvulling op de in het Reglement voorgeschreven toetsen heeft Naktuinbouw de door Flevoplant aangeleverde aardbeiplanten, selectie 06-07-05, in 2010 onderworpen aan een PCR-toets, om daar meer ervaring mee op te doen. Zij was daartoe niet gehouden op grond van de overeenkomst en het Reglement. Volgens Naktuinbouw is het bij een PCR-toets mogelijk dat als gevolg van een geringe concentratie van het virus in de plant, het virus tijdens het testen niet wordt opgemerkt. Uit de toelichting bij de EPPO-standaarden volgen beperkingen aan de PCR-toets. Dat kan verklaren waarom in 2010 het aardbeikrinkelvirus in drie van de door Flevoplant aangeleverde selectie van aardbeiplanten destijds niet is aangetoond. Wat daar verder ook van zij, dat Naktuinbouw de besmetting met het aardbeikrinkelvirus in 2010 ook niet via de – ten overvloede uitgevoerde – PCR-toets heeft waargenomen, kan niet de basis vormen om een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door Naktuinbouw tegenover Flevoplant aan te nemen.
4.9.
Het gestelde verwijt dat Naktuinbouw niet voldaan zou hebben aan haar verplichting tot het leveren van planten voor verdere vermeerdering in de SEE-klasse, heeft Naktuinbouw betwist en daarbij aangevoerd dat zij wel degelijk heeft voldaan aan haar verplichtingen uit de overeenkomst door na het toetsingstraject de overeengekomen jonge planten voor vermeerdering terug te leveren aan Flevoplant. Op dat moment waren deze planten door de beschikbare toetsen als vrij van virussen beoordeeld in de zin van het Reglement en daarom voldeden zij aan alle vereisten om als SEE-materiaal te worden gekwalificeerd.
Vaststaat dat Naktuinbouw het vereiste totaal van overeengekomen planten aan Flevoplant heeft geleverd. Naktuinbouw heeft verder voldoende onderbouwd dat de aan Flevoplant uitgeleverde planten ten tijde van uitlevering door Naktuinbouw aan de vereisten uit het Reglement voldeden, getest waren volgens de voorgeschreven toetsmethoden en vrij van virussen in de zin van het Reglement waren bevonden. Flevoplant heeft op haar beurt haar stelling dat geen sprake was van planten geschikt voor verdere vermeerdering in de SEE-fase niet voldoende nader feitelijk toegelicht. Van een tekortkoming van Naktuinbouw is daarom geen sprake.
Slotsom
4.10.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vorderingen van Flevoplant zullen worden afgewezen.
Proceskosten
4.11.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Flevoplant worden veroordeeld in de proceskosten van Naktuinbouw. Deze worden aan de zijde van Naktuinbouw begroot op
€ 1.712, waarvan € 626 aan griffierecht en € 1.086 aan salaris advocaat (twee punten à € 543 volgens tarief II), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Flevoplant in de proceskosten, aan de zijde van Naktuinbouw tot op heden begroot op € 1.712,-, vermeerderd met wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis,
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. van Harten en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2019.