ECLI:NL:RBDHA:2019:11502

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2019
Publicatiedatum
31 oktober 2019
Zaaknummer
C-09-573320-KG ZA 19-435
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot hervatting van distributieovereenkomst en uitlevering van producten in kort geding

In deze zaak heeft de vennootschap naar Duits recht Elero GMBH (hierna: Elero) een overeenkomst opgezegd met de eiser, die als exclusief distributeur van Elero in Nederland en België fungeert. Elero heeft de overeenkomst opgezegd per 31 maart 2020, terwijl de eiser een schuld van ongeveer € 500.000,-- bij Elero heeft. Elero heeft een bodemprocedure aangespannen tegen de eiser, waarin zij vordert dat de overeenkomst als non-exclusief wordt verklaard en dat de eiser een bedrag van € 496.174,93 aan Elero betaalt. In kort geding vordert de eiser dat Elero de uitvoering van de overeenkomst hervat en hem in staat stelt zijn rol als exclusief distributeur te blijven vervullen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om vooruit te lopen op de bodemprocedure en heeft de vordering van de eiser om zijn exclusieve distributierecht te handhaven afgewezen. Echter, partijen hebben overeenstemming bereikt over de bestellingen tot 31 maart 2020, waarbij Elero heeft toegezegd dat bestellingen kunnen worden geplaatst zonder exclusiviteit en dat de uitlevering van producten zal worden hervat. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen tot handhaving van de exclusiviteit afgewezen, maar de toezeggingen van Elero zijn toegewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/573320 / KG ZA 19-435
Vonnis in kort geding van 11 juli 2019
in de zaak van
[eiser]te [plaats ] ,
tevens h.o.d.n. [handelsnaam eiser] ,
eiser,
advocaat mr. J.P.J.M. Naus te Nijmegen,
tegen:
de vennootschap naar Duits recht
Elero GMBHte Schlierbach (Duitsland),
gedaagde,
advocaat mr. R. Latten te Rotterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘Elero’.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de akte wijziging van eis met aanvullende producties;
- de brief van 26 juni 2019 van mr. Latten met producties;
- de brief van 26 juni 2019 van mr. Naus met producties;
- de op 27 juni 2019 gehouden mondelinge behandeling, bij welke gelegenheid door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd en vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 27 juni 2019 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Elero is fabrikant van aandrijvingen en bedieningsorganen voor rolluiken, zonweringsystemen en roldeuren.
2.2.
[eiser] legt zich vanaf medio 2004 door middel van zijn als eenmanszaak geregistreerde onderneming ‘ [handelsnaam eiser] ’ voor het overgrote deel toe op het in Nederland (en België) importeren, promoten en verkopen van door Elero vervaardigde producten.
2.3.
Tot 2004 heeft Elero voor wat betreft de afzet van haar producten in Nederland en België op grond van de op 25 april 2000 tot stand gekomen overeenkomst ‘Elero Vertriebsvereinbaring Niederlande en Belgien’ zaken gedaan met de destijds door de ouders van [eiser] gedreven onderneming in de vennootschap [B.V. I]. enerzijds en de onderneming [X] te [plaats] (België) anderzijds.
2.4.
In 2011 is Elero overgenomen door de zogenoemde NICE Group, met onder andere een vestiging in België (NICE Belgium), van waaruit deze moedermaatschappij ook de verkoop van Elero-producten in Nederland wenst te laten plaatsvinden.
2.5.
Op 27 september 2018 heeft Elero de overeenkomst met [eiser] opgezegd tegen 31 december 2018. Na de daartegen door [eiser] aangevoerde bezwaren heeft Elero de overeenkomst bij brief van 20 maart 2019 nogmaals opgezegd, nu tegen 31 maart 2020.
2.6.
In de loop der jaren heeft [eiser] bij Elero een schuld opgebouwd voor een bedrag van ongeveer € 500.000,--, uit hoofde waarvan Elero een vordering heeft op [eiser] . Partijen hebben daaromtrent een aflossingsafspraak gemaakt, inhoudende dat [eiser] bij elk product dat hij bij Elero aankoopt 10% extra betaalt ter delging van zijn schuld.
2.7.
Elero is bij dagvaarding van 25 juni 2019 bij deze rechtbank een bodemprocedure gestart tegen [eiser] , waarin - zakelijk weergegeven - wordt gevorderd:
- voor recht te verklaren dat de overeenkomst tussen Elero en [eiser] een non-exclusief karakter heeft;
- primair: voor recht te verklaren dat de overeenkomst is opgezegd tegen 31 december 2018, subsidiair: voor recht te verklaren dat de overeenkomst is opgezegd tegen 31 maart 2020;
- primair: [eiser] te veroordelen € 496.174,93 aan Elero te betalen, subsidiair: voor recht te verklaren dat bedoeld bedrag opeisbaar wordt per 31 maart 2020.

3.Het geschil

3.1.
Na wijziging van eis vordert [eiser] – zakelijk weergegeven –
I. Elero te veroordelen om de uitvoering van de tussen partijen geldende distributieovereenkomst te hervatten door hem ( [eiser] ) in de gelegenheid te (blijven) stellen om zijn rol als exclusief distributeur van Elero in Nederland en België te (blijven) vervullen en de door hem te plaatsen bestellingen tegen de voorwaarden en prijzen zoals overeengekomen en op de gebruikelijke wijze te accepteren en uit te voeren, dit tot de bedoelde overeenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
II. Elero te veroordelen om door uitlevering van producten over te gaan tot volledige en correcte uitvoering van de door [eiser] geplaatste bestellingen als vermeld in het overzicht dat door [eiser] als productie 17 in het geding is gebracht;
III. Elero te veroordelen om [eiser] als exclusief distributeur van producten van Elero in Nederland en België te (blijven) vermelden op haar websites en in haar folders en reclame-uitingen, waarbij vermeldingen van derden als zodanig dienen te worden verwijderd en verwijderd dienen te blijven, zulks tot de distributieovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
IV. te bepalen dat Elero dwangsommen verbeurt als zij nalaat aan de naar aanleiding van het gevorderde onder I., II. en III. uit te spreken veroordelingen te voldoen;
met veroordeling van Elero in de kosten van dit geding.
3.2.
Daartoe wordt – samengevat – het volgende aangevoerd. Partijen doen sinds 2004 zaken met elkaar op basis van een distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd. Krachtens die overeenkomst, die als zodanig niet op schrift is gesteld, heeft [eiser] het recht om op basis van exclusiviteit de producten van Elero te verkopen binnen Nederland en België. Deze overeenkomst tussen [eiser] en Elero is al 15 jaar van kracht en kwalificeert als een duurovereenkomst.
Op 27 september 2018 heeft Elero deze overeenkomst opgezegd per 31 december 2018. Voor wat betreft deze opzegging heeft Elero verwezen naar de eerder genoemde overeenkomst van 25 april 2000, waarin een opzegtermijn van drie maanden is opgenomen. [eiser] is echter geen partij bij deze overeenkomst, nu Elero die overeenkomst destijds is aangegaan met de B.V. van zijn vader. De opzegging heeft daarom jegens [eiser] geen werking en een beroep op de opzegtermijn van drie maanden kan daarom niet worden gehonoreerd. Opzegging van een duurovereenkomst kan alleen als sprake is van gegronde redenen die de opzegging rechtvaardigen. Voorts dient bij opzegging een redelijke opzegtermijn in acht genomen te worden en noopt opzegging onder omstandigheden tot compensatie c.q. vergoeding.
Nadat overleg tussen partijen over de opzegging is vastgelopen heeft Elero de uitvoering van de distributierelatie echter geheel stopgezet. Elero heeft geen nieuwe bestellingen van [eiser] meer aangenomen en eerdere (geaccepteerde) bestellingen niet uitgevoerd.
Daardoor is [eiser] niet langer in staat om zijn klanten te bedienen en is zijn bedrijfsvoering feitelijk stopgezet. [eiser] heeft recht op en belang bij een voorlopige voorziening die hem in staat stelt om zijn onderneming voort te zetten. Elero dient de tussen partijen bestaande distributie-overeenkomst voort te zetten op de tot voor kort gebruikelijke wijze, tot het moment waarop de distributieovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd.
3.3.
Elero voert verweer en stelt zich op het standpunt dat haar relatie met [eiser] wordt beheerst door de overeenkomst die zij op 25 april 2000 is aangegaan met enerzijds de destijds door de ouders van [eiser] gedreven onderneming in de vennootschap [B.V. I]. (kort gezegd: [B.V. I]) en anderzijds de onderneming [X] te [plaats] (België). Nadat de ouders van [eiser] met pensioen zijn gegaan in 2004 heeft [eiser] hun activiteiten op basis van deze overeenkomst stilzwijgend overgenomen. Anders dan [eiser] stelt, is er geen sprake van een exclusief recht voor zijn onderneming voor de verkoop van Elero-producten in Nederland, nu uit artikel 2 en artikel 3 van deze overeenkomst volgt dat zowel [B.V. I] als [X] voor wat Elero-producten betreft zowel de Nederlandse als de Belgische markt mogen bedienen. Elero is voornemens de verkoop van haar producten in Nederland en België zelf ter hand te nemen, waartoe door de moedermaatschappij NICE de vestiging NICE Belgium is opgericht. Elero heeft daarom in september 2018 de overeenkomst met gebruikmaking van de daarin opgenomen opzegtermijn van drie (3) maanden opgezegd tegen 31 december 2018. Op 20 maart 2019 heeft Elero, voor zover nodig, de overeenkomst nogmaals opgezegd, dit keer tegen 31 maart 2020.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
[eiser] heeft met het gevorderde voor ogen dat Elero de uitvoering van de tussen partijen bestaande overeenkomst betreffende de verkoop van Elero-producten zal hervatten en heeft als zodanig bij het gevorderde spoedeisend belang.
4.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij met Elero is overeengekomen dat hij voor wat betreft Elero-producten een exclusief distributierecht heeft voor Nederland en België. Of [eiser] zich jegens Elero met recht op een exclusief distributierecht kan beroepen ligt inmiddels ter beoordeling voor in de bodemprocedure die Elero bij deze rechtbank aanhangig heeft gemaakt, nu zij daarin onder meer vordert voor recht te verklaren dat de overeenkomst met [eiser] . anders dan hij stelt, een non-exclusief karakter heeft. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om in kort geding op de beoordeling in deze bodemprocedure vooruit te lopen door thans in het voordeel van [eiser] te beslissen. Daarvoor is te minder aanleiding nu blijkens de overgelegde schriftelijke overeenkomst van 25 april 2000 destijds ook [X] als distributeur betrokken was, en Elero gemotiveerd heeft gesteld dat [X] nadien distribiteur voor Nederland en België is gebleven. De vordering om Elero te veroordelen om - zakelijk weergegeven - [eiser] in de gelegenheid te stellen zijn rol als exclusief distribiteur van Elero in Nederland en België te (blijven) vervullen komt daarom niet voor toewijzing in aanmerking. Dat lot treft ook de onder III. opgenomen vordering Elero te veroordelen om op haar websites en in haar folders en reclame-uitingen [eiser] te blijven vermelden als exclusief distributeur van Elero in Nederland en België.
4.3.
In haar verweer tegen de door [eiser] gevorderde nakoming van de overeenkomst tussen partijen stelt Elero zich primair op het standpunt dat de overeenkomst tussen partijen voor wat betreft de verkoop (door [eiser] ) van Elero-producten reeds is beëindigd, nu zij deze overeenkomst - welke volgens haar op 25 april 2000 tot stand is gekomen - conform de daarin opgenomen opzegtermijn heeft opgezegd tegen 31 december 2018. [eiser] stelt zich evenwel gemotiveerd op het standpunt dat hij niet gebonden is door de overeenkomst van 25 april 2000, nu Elero deze overeenkomst is aangegaan met zijn vader en dat [eiser] daarom bij deze overeenkomst geen partij is. Op voorhand valt niet dit te sluiten dat deze stelling juist is, maar wie van partijen in dit opzicht het gelijk aan zijn zijde heeft, is zonder nader onderzoek niet vast te stellen en leent zich derhalve niet voor behandeling in kort geding. Overigens ligt ook de vraag of de overeenkomst tussen Elero en [eiser] inmiddels rechtsgeldig is beëindigd ter beoordeling voor in de eerdergenoemde bodemprocedure, nu Elero daarin onder meer primair vordert voor recht te verklaren dat de overeenkomst met [eiser] is opgezegd tegen 31 december 2018. Ook wat dit betreft ziet de voorzieningenrechter dan ook geen aanleiding om op het oordeel van de bodemrechter vooruit te lopen.
4.4.
Ter zitting hebben partijen - gezien de mogelijkheid dat de tussen hen bestaande overeenkomst binnen afzienbare tijd tot een einde komt - overleg gehad over de vraag op welke wijze zij in de toekomst zaken kunnen blijven doen. Voor wat betreft de periode tot 31 maart 2020, zijnde de datum waartegen Elero in tweede instantie (bij brief van 20 maart 2019) de overeenkomst met [eiser] heeft opgezegd, zijn partijen tot een vergelijk gekomen en is door Elero toegezegd dat in ieder geval tot 31 maart 2020 van de zijde van [eiser] bestellingen van Elero-producten kunnen plaatsvinden zoals dit het geval was conform de laatstelijk tussen partijen geldende afspraken, dit evenwel zonder dat daarbij sprake is van exclusiviteit en met dien verstande dat [eiser] zijn bestellingen nu dient te plaatsen bij NICE Belgium. In zoverre komt het door [eiser] onder I. gevorderde voor toewijzing in aanmerking. Voorts is van de zijde van Elero toegezegd dat de uitlevering (aan [eiser] ) van Elero-producten zal worden hervat. Ook het onder II. gevorderde zal daarom worden toegewezen. Gelet op deze ter zitting gedane toezeggingen bestaat er geen aanleiding om aan de aldus uit te spreken veroordelingen een dwangsom te verbinden.
4.5.
In de omstandigheid dat beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld bestaat er aanleiding om de proceskosten als navolgend te compenseren.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt Elero om per direct en in ieder geval tot 31 maart 2020 de door [eiser] te plaatsen bestellingen op de tussen partijen overeengekomen voorwaarden, tegen de tussen partijen overeengekomen prijzen en op de voor partijen gebruikelijke wijze te accepteren en uit te voeren;
5.2.
veroordeelt Elero om door uitlevering van producten over te gaan tot volledige en correcte uitvoering van de door [eiser] geplaatste bestellingen als vermeld in het overzicht dat [eiser] als productie 17 in het geding heeft gebracht;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra-Van Vliet en in het openbaar uitgesproken
op 11 juli 2019.
fl