3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Bij de politie heeft [slachtoffer] , woonachtig in Voorschoten, het volgende verklaard.
Op 10 februari 2015 stond de verdachte voor haar deur. Hij is een arts die zij al tien jaar kent. Hij stapte vervolgens haar huis in. Hij gaf haar een tongzoen. Hij betastte haar onder haar pyjama op haar borsten, buik. Zij had niks onder haar kleding aan. Op 28 maart 2015 is [slachtoffer] naar het [hotel] in Voorschoten gegaan. De verdachte vroeg of zij naar boven wilde komen. Zij is naar zijn kamer gegaan.
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer] het volgende verklaard.
De verdachte is kort haar behandelaar geweest in 2006. Toen heeft hij haar een aantal weken behandeld. De eerste aanleiding om contact te krijgen met de verdachte waren huwelijksproblemen. Via een verwijzing van de huisarts is zij bij hem terecht gekomen.
De behandelrelatie is hervat in 2008. Via een verwijzing van de huisarts is zij weer bij hem terechtgekomen. In de periode van 2008 tot en met 2015 heeft zij hem met onderbrekingen gezien. Zij denkt dat deze onderbrekingen zijn geweest in 2010 en 2011. Zij is in 2012 weer teruggekomen bij de verdachte wegens huwelijksproblemen. De behandelrelatie is nooit formeel beëindigd. Zij had één keer in de maand of één keer in de zes weken een consult bij hem. Het consult bestond uit cognitieve gedragstherapie en duurde een half uur tot drie kwartier.
Tussen 10 februari en 28 maart 2015 is er nog een moment geweest dat zij naar het hotel (de rechtbank begrijpt: het [hotel] in Voorschoten) is geweest.
De verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard.
De verdachte is psychiater. [slachtoffer] is bij hem onder behandeling gekomen wegens depressieve klachten. Bij aanvang is er een behandelplan opgesteld.
Na een jarenlange onderbreking is zij weer bij hem langs gekomen in verband met echtscheidingsproblematiek. In 2012 bestond er nog een behandelplan voor [slachtoffer] . De gesprekken die hij met haar voerde, declareerde hij sinds 2013/2014 niet meer. Daarna heeft hij in zijn praktijk nog wel gesprekken met haar gevoerd, tot in 2015.
Deze gesprekken hadden volgens de verdachte vooral te maken met de complexe echtscheiding waarin [slachtoffer] verwikkeld was geraakt. Hij hoorde haar zorgen aan en adviseerde haar omtrent de echtscheiding en de situatie met de kinderen.
Hij heeft een keer met haar huisarts gebeld omdat hij vond dat de dosis slaapmedicatie die de huisarts aan [slachtoffer] had voorgeschreven te hoog was. Het is de normale gang van zaken dat als een behandelrelatie wordt beëindigd, hij daarover een brief stuurt naar de huisarts van de desbetreffende patiënt. Hij heeft een dergelijke brief niet naar de huisarts van [slachtoffer] gestuurd. Hij heeft eveneens niet aan [slachtoffer] laten weten dat wat hem betreft er geen behandelrelatie meer bestond.
In de ten laste gelegde periode is hij bij [slachtoffer] thuis geweest en heeft haar toen een tongzoen gegeven en haar borsten betast. Ditzelfde heeft hij nogmaals gedaan in het [hotel] in Voorschoten. Hij weet niet meer wanneer dit precies is gebeurd maar wel dat dit is gebeurd toen zij elkaar voor de tweede keer zagen in dit hotel.
In het dossier is een groot aantal sms-berichten opgenomen die de verdachte aan [slachtoffer] heeft gestuurd.
Op 9 februari 2015 heeft de verdachte onder meer de volgende berichten aan [slachtoffer] gestuurd:
Om 21:59 uur:
“Je bent heerlijk”
Om 22:02 uur:
“Kan ik jou gelukkig maken denk je?”
Om 22:05 uur:
“Lieveling”
Om 22:07 uur:
“Je verder ontdooien?”
Om 23:01 uur:
“Droom van jou lieve”
Om 23:04 uur:
“Morgen…”
Op 10 februari 2015 heeft de verdachte onder meer de volgende berichten aan [slachtoffer] gestuurd:
Om 13:32 uur:
“Vrees verliefd te zijn”
Om 17:14 uur:
“Wat ruik je lekker”
Op 25 februari 2015 heeft de verdachte onder meer de volgende berichten aan [slachtoffer] gestuurd:
Om 21:08 uur:
“Je zoent heerlijk”
Om 21:09 uur:
“Je hebt heerlijke borsten”
Om 21:13 uur:
“Super lichaam”
Om 21:14 uur:
“Was je opgewonden?”
Om 21:15 uur:
“Vanmiddag”
In het dossier is ook een aantal sms-berichten opgenomen die [slachtoffer] en de verdachte aan elkaar hebben gestuurd. Op 24 maart 2015 vanaf 23:03 uur zijn de volgende berichten gestuurd:
D ( [slachtoffer] ):
“Dat kan. En meer?”
V (verdachte):
“Eerst langs oren en hals…”
D:
“Je zult de tijd moeten vinden, en wat wil jij?”
V:
“Dan zuig ik op jouw tepels…”
D:
“En dan lief?
De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen die [slachtoffer] heeft afgelegd onbetrouwbaar zijn en om die reden van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de verklaringen die [slachtoffer] bij de politie en bij de rechter-commissaris heeft afgelegd op een aantal punten onderling inconsistent zijn. Deze omstandigheid vormt voor de rechtbank een reden om behoedzaam met deze verklaringen om te gaan. De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat de verklaringen van [slachtoffer] op een aantal punten eensluidend zijn, worden bevestigd door de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, en steun vinden in de uitgewisselde sms-berichten tussen [slachtoffer] en de verdachte. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de verklaringen van [slachtoffer] als onbetrouwbaar aan te merken en daarom uit te sluiten van het bewijs.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er in de ten laste gelegde periode geen sprake meer was van een behandelrelatie tussen [slachtoffer] en de verdachte.
Indien de rechtbank van oordeel is dat daarvan toen nog wel sprake was, heeft de raadsman subsidiair betoogd dat deze behandelrelatie materieel niets meer voorstelde. Er was geen sprake van een afhankelijkheidsrelatie tussen de verdachte en [slachtoffer] . Volgens de verdachte hebben zijn gesprekken met [slachtoffer] geleidelijk een ander karakter gekregen en is op een gegeven moment de behandelrelatie geëindigd. Wanneer dit precies is geweest kon de verdachte niet zeggen. De behandelrelatie was volgens de verdachte in ieder geval geëindigd toen hij in 2013/2014 was gestopt met het declareren van de gesprekken.
De rechtbank stelt op grond van de verklaringen van de verdachte en [slachtoffer] om te beginnen vast dat [slachtoffer] bij de verdachte in zijn hoedanigheid van psychiater in behandeling is gekomen, wegens depressieve klachten en op verwijzing van de huisarts. Daarmee is vanaf 2006 een behandelrelatie tussen [slachtoffer] en de verdachte tot stand gekomen. Deze behandelrelatie heeft vervolgens daarna - met tussenpozen - nog jarenlang voortgeduurd.
In 2014 en 2015 hebben in de praktijk van de verdachte gesprekken plaats gevonden waarin de verdachte de zorgen van [slachtoffer] aanhoorde en haar adviseerde.
Voorts stelt de rechtbank vast dat de verdachte de behandelrelatie niet mondeling of schriftelijk heeft beëindigd. De verdachte heeft nimmer een brief naar de huisarts van [slachtoffer] gestuurd waarin hij heeft aangegeven dat de behandelrelatie was geëindigd, terwijl hij ter terechtzitting heeft verklaard dat dat wel de normale gang van zaken is bij de beëindiging van een behandelrelatie. Ook heeft hij niet tegenover [slachtoffer] aangegeven dat de behandelrelatie beëindigd was. Tot slot heeft de verdachte contact met de huisarts van [slachtoffer] opgenomen over de dosering van haar slaapmedicatie op enig moment nadat hij in 2013/2014 was gestopt met het declareren van de gesprekken.
Deze handeling valt volgens de rechtbank binnen de werkzaamheden van een behandelaar.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er in de ten laste gelegde periode nog steeds sprake was van een behandelrelatie tussen de verdachte en [slachtoffer] .
Gelet op de verklaringen van [slachtoffer] en de verklaring die de verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, bezien in onderling verband en in samenhang met de hiervoor vermelde sms-berichten, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte op 10 februari 2015 en 28 maart 2015 te Voorschoten, [slachtoffer] heeft gezoend en haar borsten heeft betast.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte in de ten laste gelegde periode ook handelingen heeft verricht die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft hierover wisselende verklaringen afgelegd. De verdachte heeft deze handelingen ontkend. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat de tekst van de uitgewisselde Sms-berichten niet kan worden gezien als steunbewijs voor de verklaringen van [slachtoffer] over het seksueel binnendringen dat zou hebben plaatsgevonden volgens [slachtoffer] . Weliswaar bevatten deze sms-berichten teksten die kunnen duiden op het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , maar daaruit valt - ook gezien de gebruikte bewoordingen - niet zonder meer af te leiden dat dat ook daadwerkelijk is gebeurd. Met name is niet uit te sluiten dat deze berichten zien op (het delen van) fantasieën.
Gelet hierop is ten aanzien van het seksueel binnendringen niet voldaan aan het vereiste bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Wetboek van Strafvordering.
Wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs, zal de rechtbank de verdachte dan ook vrijspreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking heeft op het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] .
Ontuchtige aard van de handelingen
De rechtbank acht, zoals eerder aangegeven, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer] heeft gezoend en haar borsten heeft betast.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de behandelrelatie tussen de verdachte en [slachtoffer] nog steeds een rol heeft gespeeld bij deze seksuele handelingen. Uit haar eigen, maar ook verdachtes verklaring blijkt naar het oordeel van de rechtbank zonder meer dat [slachtoffer] ten tijde van het tenlastegelegde kwetsbaar was. [slachtoffer] , die vanaf 2006 met tussenpozen patiënt bij de verdachte was, voerde ten tijde van het tenlastegelegde nog steeds gesprekken met de verdachte over de complexe echtscheiding waarin zij was verwikkeld. De verdachte hoorde tijdens gesprekken in zijn praktijk haar zorgen daarover aan en adviseerde haar daarover. [slachtoffer] beschouwde de verdachte nog steeds als haar psychiater en als een arts.
Het moet voor de verdachte zonneklaar zijn geweest dat zij grote problemen ervoer in haar leven en daarvoor steun bij hem zocht.
Uit diverse berichten die de verdachte naar [slachtoffer] heeft gestuurd, blijkt dat de verdachte zich ervan bewust was dat [slachtoffer] kwetsbaar was en op zoek was naar houvast en hulp bij haar problemen. Daarnaast blijkt uit die sms-berichten dat hun behandelrelatie en affectieve relatie door elkaar heen liepen. Zo heeft de verdachte op dezelfde dag berichten naar haar gestuurd met de inhoud: “Nog van de kinderen gehoord?, “Hoe gaan we ze terughalen”, “Jou mankeert niets”, “Zal je steunen waar ik kan”, “Arme komt goed”, als berichten met de volgende inhoud: “Verheug mij erop je in jouw ogen te kijken”, “Ok verheug mij ook je te zien” en “Mag ik jouw hand wat langer vasthouden”.
De stelling van de verdachte dat het sturen van diverse seksueel getinte sms-berichten en het zoenen en betasten van [slachtoffer] , op geen enkele wijze meer gerelateerd was aan de behandelrelatie en op geen enkel wijze werd beïnvloed door enige vorm van afhankelijkheid, maar moet worden gezien als normale gedragingen binnen een wederkerige relatie tussen twee gelijkwaardige personen, is naar het oordeel van de rechtbank - tegenover de hiervoor weergegeven achtergrond - niet aannemelijk.
Op basis van de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat de behandelrelatie nog bestond en dat de afhankelijkheidsrelatie die tussen de verdachte en de aangeefster bestond (de arts-patiënt relatie) een rol speelde bij de seksuele handelingen. Gezien haar kwetsbare situatie had [slachtoffer] de verdachte ten tijde van de seksuele handelingen immers als behandelaar nodig. Dat [slachtoffer] de seksuele handelingen toeliet, daarin wellicht ook initiatief heeft getoond, en er geen sprake is geweest van dwang of geweld, doet niet af aan de afhankelijkheid van [slachtoffer] in haar relatie tot de verdachte en het vertrouwen dat zij in hem als haar behandelaar had gesteld en nog steeds stelde.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de hiervoor genoemde seksuele handelingen van ontuchtige aard zijn geweest.