Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , v-nummer [nummer] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
16 september 2019 daadwerkelijk opgestart. Gelet op dit tijdsverloop volgt de rechtbank verweerder niet in het standpunt dat om deze reden sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 8:55d, derde lid, van de Awb. De rechtbank ziet wel een bijzonder geval in de wettelijke termijn van vier weken die eiser krijgt om een zienswijze in te dienen na een eventueel uitgebracht voornemen en waar verweerder aan is gebonden. De rechtbank ziet daarom aanleiding om op grond van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb een andere termijn te stellen waarbinnen verweerder een besluit bekend moet maken. De rechtbank acht daartoe een termijn van acht weken na de uitspraak redelijk.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op om binnen acht weken na bekendmaking van deze uitspraak een besluit op de aanvraag van eiser bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 256,-.
mr. F.M. van den Assem, griffier.