Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het verloop van de procedures
2.De overwegingen
bij wijze van voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv:
In de hoofdzaak:
3.De beslissing
€ 1.200,= voor salaris gemachtigde;
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter op 8 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en haar werkgever, aangeduid als [verweerder]. De werknemer had verzocht om vernietiging van haar ontslag op staande voet, dat haar op 23 mei 2019 was gegeven, en om betaling van diverse vergoedingen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat niet voldoende bewijs was geleverd dat de werknemer geld uit de kassa had ontvreemd. De rechter heeft vastgesteld dat de werknemer recht had op een transitievergoeding van € 1.287, een billijke vergoeding van € 3.000, en een vergoeding wegens onregelmatig ontslag van € 2.653,92. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke kosten vastgesteld op € 873,68. De kantonrechter heeft de verzoeken van de werknemer grotendeels toegewezen en de werkgever veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij ontslag op staande voet en de rechten van werknemers bij onterecht ontslag.